In een vorig verhaal „Jaarlijkse Verdenking 1“ kwam Mevrouw 1 aan bod. Om twee verdachte deugkippen niet met elkaar te verwarren heb ik hen een rugnummer gegeven. Nummer 1 woont in Zwolle, nummer 2 in Amersfoort. Dus de kans dat ze elkaar tegenkomen en kennen is klein.
Op mijn wandelingen met de hond werd ons pad regelmatig gekruist door dat van bouvier Boris en diens baas Joop. Boris was alleen op zijn baas gericht vice versa. Kontsnuffelen waar honden doorgaans veel plezier aan beleven deed hij niet. Joop was vaak in gedachten verzonken en dan ontging het hem dat iemand hem groette. Terug groeten was er dus niet bij, terwijl hondenwandelaars doorgaans elkaar een knikje toewerpen en hun honden nieuwsgierig zijn naar elkaar.
Ofschoon hij mijn overbuurman was leek hij mij nooit te herkennen. Voor alle hondenwandelaars stond vast dat die stille Joop een chagrijnige botterik was. “Arme vrouw en kinderen”, dachten we. Ook ik stond sneller klaar met mijn oordeel dan met een maaltijd uit de magnetron.
Joops vrouw, in ons verhaal dus Mevrouw 2, was een heel ander type. Iedere buur werd gegroet en ook haar beide kinderen, jonge volwassenen, gaven een obligaat knikje. Mevrouw 2 was godsdienstlerares. Hun zoon was bezig een hogere technische opleiding te voltooien en hun dochter studeerde cello. Er was niets op hen aan te merken.
Op zekere dag bleek Boris dood en leek Joop van de aardbodem verdwenen. Op dit punt zou dit verhaal zijn blijven hangen, ware het niet dat een kennis van mij ten tonele kwam. Deze Onno werkte in een GGZ-instelling, die was gespecialiseerd in de behandeling van oorlogstrauma’s. Aangezien veteranen uit de Tweede Wereldoorlog beginnen op te raken, wordt dat instituut tegenwoordig vooral bezocht door vluchtelingen en teruggekeerde VN-blauwhelmen.
Onno leidde destijds kringgesprekken in een groep oorlogsgetroffenen uit de Tweede Wereldoorlog. Tegenwoordig kan je nauwelijks nog overlevenden bij elkaar krijgen. De werkwijze is zo: iedere deelnemer legt zijn zielenroerselen op tafel, maar even zo goed vertelt iemand gewoon wat er voor dagelijkse dingen waren gepasseerd. Daarover gingen ze dan met elkaar in gesprek.
Naar ik begreep komen er in die discussies dingen naar boven drijven, die buiten die groep nooit een uitweg konden vinden. Daardoor leidde de druk op hun gezinnen tot driftbuien, huilpartijen en gegooi met stoelen. Een soort De Wereld Draait Door-toestanden avant la lettre. Een van de deelnemers die het woord nam was een boeiend vertellende man met een zachte stem. Hij bleek Joop te heten….
Nou had iedere deelnemer een rugzakje, maar die van Joop was wel erg vol: hij had als jongen van rond de 12 jaar de Tweede Wereldoorlog moederziel alleen in een Jappenkamp op Java doorgebracht. Weliswaar te midden van honderden volwassen mannelijke gevangenen. Hoe kom je daar drieënhalf jaar later ongeschonden uit? Niet dus. Niettemin functioneerde hij na de oorlog oppervlakkig gezien normaal.
Rond zijn vijftigste ging het mis. Er knapte opeens iets in hem. Hij werd de in zichzelf gekeerde, horkerige man, zoals de buurt die kende. Mijn overbuurvrouw werd al gauw Joops gezeur en getreur over de Tweede Wereldoorlog zat. Zijn kinderen hadden ook niks aan hem. Lachen en een balletje trappen zat er niet in. Nou, dat soort dingen kwamen dan in zo’n kringgesprek aan de orde. Kennelijk luchtte dat de mensen op. Vooral is het een aanwijzing dat ze er thuis dus niet over konden spreken.
Gespreksleider Onno, die (zoals u al begreep) iets had gestudeerd in de “oog” hoek legt het mooi uit: Joop mocht dan een dikke vijftiger zijn, in die kring bevond zich een vernield kind...
Leuk zo’n groep, maar hoe verging het Joop daarbuiten? Zijn liefhebbende vrouw en kinderen vonden hem maar een sombere lastpak. Ze waren zijn momenten van herbeleving van de oorlog helemaal zat. Die was al zolang geleden en zo ver weg, daar moest hij eens een keer mee ophouden over te tobben. Hij werd rücksichtslos op straat gezet. Het was winter en daarom mocht Joop op een vakantiepark in een houten vakantiehuisje verblijven. Zijn job als conciërge op het conservatorium bleef hij plichtsgetrouw doen. Die in zichzelf gekeerde houding hinderde daar niemand.
Joops vrouw mocht dan een Christelijke inslag hebben, dit kruis kon zij niet dragen. Zijn zoon die hij in de stad weleens tegenkwam, draaide zijn hoofd om en deed net alsof hij Joop niet herkende. Opmerkelijk was, dat zijn dochter studeerde in de instelling waar Joop werkte. Maar zij slaagde er altijd in om hem in dat gebouw te ontlopen.
Waar gaat dit nu heen? Wel, Mevrouw 2 was ook zo’n bloemetjeslegster op 4 mei. Nooit te beroerd om bij herdenkingsbijeenkomsten een gevoelig woord te spreken. Als godsdienstlerares had ze de geschikte opleiding daarvoor. Elk jaar op 4 mei, aanschouwd door een breed publiek, sjokte zij langs het lokale herdenkingsmonument. Wat wrang is: op uitgerekend die plek waren in de oorlog mensen gefusilleerd…
Dat waren mannen zoals Joop. Als ze nog zouden leven zouden ze hoogstwaarschijnlijk door Mevrouw 2 irritant worden gevonden.
Toch wel iets om te gedenken…