‘Niets, leuk dat mijn broertje komt maar..’
‘Je schrok ergens van Ilse, kom gewoon zeggen als er iets is.’
Wat moet ik zeggen, ik ben Ilse niet. ‘Ik vindt het leuk maar hij plakt zo bij me. Heb nu nieuwe vriendinnen en dan is mijn broertje altijd bij mij.”
‘Begrijp je wel Ilse, de Bevers komen een dag later en dan gaat hij daar na toe. Een dagje zal toch wel lukken?’
‘Ja dat lukt wel maar wie brengt hem dan?’
‘Een van de ouders die helpt op hun zomerkamp, de moeder van Afra. Die ken je toch wel?’
‘Ja.’
Ze schrok toen ik vertelde dat haar broertje zal komen een dag eerder. Misschien is zij wel het meisje waar de politie over had en speelt ze het heel goed. Heb wel een gehoord dat kinderen klein zijn voor hun leeftijd, het zal toch niet. Als haar broertje komt zal dat het bewijzen. ‘Ja dat je broertje plakt, dat weet ik al vanaf de kennismakingsavond. We hebben er eigenlijk nooit over gehad waarom dat is Ilse.’ Kijken wat haar antwoord is, wetend dat hun ouders streng zijn en Joost altijd bescherming bij zijn zus zoekt.
‘Ik wil er niet over praten Akela.’
‘Als je broertje er is dan slaapt hij een nachtje bij je, we gaan hem niet alleen in een slaapzaal zetten of jullie twee bij elkaar.’
Dat zal vast Joost zijn en die moeder, zij kent Ilse. Als ik Joost niet kan overtuigen dat ik zijn zus ben dat zit ik echt in de problemen. ‘Broertje hier!’ Hij kijkt zo, is dat mijn grote zus en ze lijkt zo anders? Kan hem niet kwalijk nemen. Weet ook niet hoe Ilse is naar haar broertje.
‘Hoi, leuk je te zien.’
‘Hoi Ilse, nou dit is vreemd om jullie twee nu zien naar elkaar. Normaal rent Joost vrolijk naar je toe en dikke knuffels. Afra mist je en ze wil je dit armbandje geven die ze gemaakt heeft.’
Nu moet ik oppassen en wat een rommelig en vies armbandje. ‘Weet het niet en leuk armbandje, heb niets voor haar.’
‘Komt wel goed, je lijkt ouder en anders Ilse?’
‘Heb nu een groene blouse aan.’
‘Toch anders, steviger en ook groter. Joost kom naar je zus toe.’
‘Nee!’
‘Nee, waar is het jongetje gebleven die zijn zus heel graag wil zien?’
‘Joost, kom maar naar mij en laat ik je onze slaapplek zien en zomerkamp.’
‘Nee!’
‘Laten we zijn bagage uitladen dan kan ik terug na een koffie met je leiding Ilse.’
Joost staat maar met zijn armen over elkaar, Fadette heeft al door dat er iets niet klopt. Steviger en groter, tja ben twaalf. ‘Oke, Joost kom maar en pak mijn hand maar. Het is niet eng waar we naar toe gaan.’
‘Jij anders en niet leuk.’
Gelukkig en au niet zo knijpen! ‘Kijk Joost, ik doe mijn bed zo en dan kan jij ertussen. Dat is het bed van Nandini ernaast een nieuw vriendinnetje van mij.’
‘Ik vind je niet leuk!’
‘Dat is niet lief van je en waarom ben ik anders?’
‘Ik wil niet en wil naar huis!’
‘Maar je vindt zomerkamp toch leuk en samen met mij zijn. Zo kijk je slaapzak en kussen, o meneer beer. Zo heet hij toch?’
‘Mijn beer!’
Dit gaat fout. ‘Ja jouw beer, heb je wel gemist en heb elke dag aan je gedacht. Lego steentjes.’ Waarom zal hij dit bij zich hebben, misschien wel iets speciaals tussen hem en Ilse. ‘Laten we iets bouwen.’
‘Nee!’
‘Joost kom, we spelen toch altijd samen. Ben ik dan echt zo verandert”?
‘Niet mijn zus!’
‘Ik ben je zus wel gekkie, kom laten we iets bouwen. Kijk eerste steentje.’
‘Nee!’
‘Joost, kijk mijn bril, jas, vest en mijn tas. Je weet toch wel hoe alles eruit ziet en dat ik alleen je grote zus alles heb.’ Kijk mij niet zo aan dom kind, je herkent alle spullen en dan nog twijfelen.
Volgens Fadette is ze anders, groter dan zoals ze Ilse kent. Ook dat Joost heel anders nu gedraagt dan normaal naar zijn zus. Wat als zij nu het meisje die ze zoeken en twaalf jaar is. Zal ook verklaren waarom ze maat 122 niet paste wat haar moeder wel zei. Ze speelt het wel heel goed. ‘Wat leuk en hoi Joost, ken je mij nog van kennismakingsavond. Ik ben Akela de hoofdleidster, Fadette is terug naar de groep. Voordat we beginnen met kan je het terrein laten zien Ilse en kennismaken met je vriendinnen.’
‘Ja en dat is leuk Joost. Kijk weer een steentje en het wordt een huisje.’
‘Ik wil naar huis,’
‘Mis papa, mama en huis ook maar vindt zomerkamp echt leuk.’
‘Hoeveel keer slapen?’
‘Vijf keer slapen en kom laat je het zomerkamp terrein zien. Wel een jas aan.’
‘Zus, mijn jas is weg.’
‘Ben je die vergeten of echt, kwijt’.
‘Weet het niet.’
‘Hier trek mijn vest maar aan, wel de mouwen doen. Kom handje dan gaan we.’ Hij herkent de vest van zijn zus, kijkt er naar en ruikt er zelfs aan. Gek kind. Daar heb je Anneke, ‘hoi Anneke. Is Joost, broertje van Ilse die bij Lisa staat. Hij denkt dat ik zijn zus ben. Al ging het wel bijna fout.’
‘Gaaf zeg en vast moeilijk ja. Maar wat ga je doen Simone als het echt fout gaat, alles vertellen?’
‘Zal dan wel moeten.’
Nu alweer slapen, tjonge echt veel te vroeg. Maar ja en nu heb ik Joost ook bij me. ‘Zo slaapzak dicht en lekker warm niet Joost. Meneer Beer bij je.’
‘Wil niet slapen en bij jou liggen.’
O nee, ‘maar we passen niet bij elkaar in een slaapzak Joost.’ Kijk mij niet zo aan! ‘Kom dan, laten we de rits open en deze deken er extra overheen.’ Wat is dit vreemd en eng!’
Even kijken bij Ilse en Joost, ze liggen bij elkaar en Joost is niet gekomen dat zij niet zijn zus is. Klopt mijn gedachte niet, wat vreemd allemaal en maar goed in de gaten houden.