“Het is niets mam.”
Haar moeder zucht, “gewoon vertellen en dat is beter dan liegen.”
Sofie kijkt haar moeder aan en denkt snel na, ze wilt eigenlijk niet opnieuw liegen. “Nou Deborah haar zus had gisteren per ongeluk mijn jas gepakt en aangetrokken bij het naar huis gaan. Toen ik het wilde zegen ging ze al weg. Heb haar jas aangetrokken en snel haar toegegaan. Verteld en ze mag eigenlijk niet van haar ouders op het buurthuis komen mama. Echt waar! Ze zijn heel streng en we hebben de jassen weer omgewisseld.”
“Waar woont ze?”
“Mama wil je niet naar hen toe gaan?”
“vraag alleen waar ze woont en waarom mag ik niet naar ze toe?”
Sofie krijgt spijt wat ze heeft gedaan. “Mama als ik wat zeg wordt je niet boos?”
“Nee meis en nogmaals liegen is niet goed.”
“Ik ben wel achter haar aangegaan en wilde eerst aanbellen. Maar ben stiekem in hun huis geweest om mijn jas te pakken. Daar rondgelopen en ze waren thuis, toen vond Deborah mij op de slaapkamer al was ik verstopt. Maar ze was heel lief mama en we hebben leuk gepraat en…”
“Ho even, je bent in huis geweest!”
“Ja.” Zegt Sofie zachtjes en ze kijkt naar beneden.
“Sofie mij aankijken! Je bent zonder hun toestemming naar binnen gegaan. Wat heb je nog meer gedaan?”
“Niets, echt waar!
“Waar wonen hun?”
“De straat tegen over het wijkcentrum en nummer 15. Deborah heeft een tweelingzus, nog een zus en twee broertjes. Mama ze slaapt op een slaapkamer met drie bedden en…”
“Stopt nu maar. Klaverweg nummer 15, daar woont geen gezin en zitten die kinderen op je school?”
“Nee op een school buiten deze stad.”
Haar moeder kijkt naar Sofie en zal haar flink willen straffen met huisarrest. “Nee, daar woont geen gezin. Je moet gaan liegen tegen mij. Waar ben je geweest?”
“Maar mama echt waar en mag ik laten zien?”
Een diep zucht klinkt. “Wil zien dat er kinderen wonen. Hoe laat was je daar?”
“Na knutselmidddag.”
De volgende week gaat Sofie weer naar knutselmiddag. Weer is de tweeling zus van Deborah er ook en ze lijkt meer zenuwachtiger dan eerst. Als Sofie naar huis gaat is haar moeder er ook en ze wijst welk meisje de zus is.
“Inderdaad ze zit niet op je school.” Zegt haar moeder.
Sofie loopt naar de jas van het meisje en pakt deze samen met haar jas. “Kijk mam, ze hebben bijna dezelfde jas als mij en daarom maakte ze een fout. Ze deed zelfs mijn sjaal en muts op.”
“Inderdaad bijna hetzelfde en hang maar weer terug”
Sofie en haar moeder volgen ze het meisje en inderdaad ze gaat bij Klaverweg 15 naar binnen.
“Daar ben ik ook naar binnen gegaan mama.”
Haar moeder kijkt naar het huis, dat is vreemd dat ik niet wist dat daar een gezin woonde? “Sorry meis dat mama je niet geloofde.”
“Maar mama ik wil weer met Deborah spellen.”
Beide lopen naar de voordeur en bellen aan. Er klinken dan vele sloten die opengaan en de deur gaat krakend en piepend open of deze al jaren niet is opengegaan. De moeder van Deborah kijkt beide aan.
“Goedemiddag.”
Even is de moeder van Sofie stil. “Goedemiddag, Margreet van speeltuinvereniging het Zandje. We hebben elke woensdagmiddag een knutselmiddag voor kinderen van zeven tot twaalf jaar. Ons de vraag of u kinderen ook interesse hebben. Hierbij heeft u een folder erover.
“We hebben geen kinderen in die leeftijd en we hebben geen interesse.”
Nog voordat Margreet iets kan zegen wordt de deur dichtgedaan.
“Mam waarom liegt ze?”
Margreet kijkt Sofie aan en snapt er ook niets van.
Thuis wordt er verder niet over gesproken en Margreet bepraat het zelfs niet met haar man en vader van Sofie Henk.
Vrijdagmiddag loopt Sofie door de wijk op zoek naar iets leuks doen. Dan loopt ze langs het huis van Deborah.
“Sofie!” Wordt er opeens zachtjes geroepen.
Sofie kijkt om zich heen maar ziet niemand.
“Sofie hierboven!” Kijkend naar boven ziet ze Deborah bij hun slaapkamerraam. “Wacht even.” Een paar minuten later doet Deborah de garagedeur open. “Kom snel.” Sofie twijfelt en wilt geen ruzie met haar moeder maar gaat toch. “Heb je gemist.”
“Ik ook,” fluistert Sofie en ze doet haar jas en schoenen uit.
“Waarom die uitdoen?”
“We gaan toch naar boven?”
“Onze moeder is er maar ook mijn broertjes en zus. Maar waren jullie woensdag aan onze deur geweest?”
“Ja, ik heb alles vertelt tegen mijn moeder. Ze geloofde mij eerst niet maar ze zag alles. Je moeder liegt!”
Deborah kijkt haar met een lach. “Onze moeder heeft ontdekt dat mijn zus naar knutselmiddag is geweest. Die heeft huisarrest bij onze vader.”
“Maar hier toch?”
“Deborah waar ben je?” Wordt er opeens geroepen door haar moeder op een strenge toon.
“Snel ga hier staan achter de jassen.” Sofie maakt zich zo klein mogelijk achter de jassen en een smal muurtje. “Hier mam.”
“Wat zijn we aan het doen en we gaan nergens naar toe!”
“Nergens mam.”
Haar moeder pakt de jas van Sofie, “nee en waarom ligt hier dan een jas en schoenen?”
“Wilde….” Zegt Deborah zachtjes.
“Naar binnen!” Zegt hun moeder die de schoenen en jas van Sofie pakt en de garagadeur op slot doet.
Beide lopen langs Sofie, Deborah ziet haar benen onder de jassen maar haar moeder gelukkig niet. Met een klap wordt de bijkeuken deur dicht gedaan en ook op slot. De moeder legt de schoenen bij de schoenen van de kinderen en de jas op de kapstok.
Na een paar minuten komt Sofie te voorschijn. Wat nu?