Winnaar schrijfwedstrijd: "Het houten huis in het bos"
De opdracht van deze schrijfwedstrijd was het schrijven van een verhaal met als thema 'Het houten huis in het bos ' Uit de vele inzendingen hebben wij een winnaar gekozen.
Gefeliciteerd Reinier Antonides
De boekenbon van € 50 en een jaar lang gratis Goldmembership komen snel jouw kant op!
De winnende inzending:
Broederliefde
Ik kon geen stap meer verzetten en het leek hopeloos. De strijd hadden we natuurlijk nog niet verloren, maar wanneer je oververmoeid én gewond bent lijkt ook de overwinning ver weg. Vandaag verloor ik weer een vriend en gisteren verloren we er zeker tien. We moesten ons nu verspreiden over het gebied en ieder voor zich een schuilplaats zien te vinden voor de nacht en de vijand. De volgende dag zouden we ons weer verzamelen en een nieuw strijdplan maken. We zouden dan wel zien met hoeveel broeders in de strijd we nog over waren en bij welke compagnie we ons zouden voegen. Ik vroeg me steeds meer af of ik er zelf nog wel bij zou zijn. Mijn beenwond was op zich niet dodelijk maar moest snel behandeld worden en het maakte dat ik nauwelijks vooruit kwam. Ik was al heel wat oorlogsgeweld gewend in het afgelopen jaar, maar zo vermoeid als nu was ik nog nooit geweest. De maan scheen helder en dat maakte mij een gemakkelijke prooi voor de nu eveneens hergroeperende vijand. Schuilend in een droge sloot keek ik om me heen en haalde mijn verrekijker tevoorschijn, eigenlijk tegen beter weten in. Dit gebied kende ik niet en dat verbaasde me wat. Het leek onbewoond en voor mij nu veel te open. Er was geen schuilplaats te ontdekken. Zuchtend keek ik nog één keer rond. Plotseling zag ik vanuit het westen een licht flikkeren in de schemering, vlak achter een rij bomen. Doodgaan wilde ik nog niet en ik zette me ertoe om voorzichtig en langzaam die kant op te strompelen. De rij bomen bleken een voorbode van een bos te zijn waaruit het licht nu helderder scheen. Een eenvoudig houten huis verscheen even later in mijn blikveld en met mijn laatste hoop klopte ik aan, waarna ik halfdood voor de deur in elkaar zakte. De plaatselijke boer of houthakker die open deed had een vriendelijke blik, schrok nauwelijks en stelde geen vragen. Behulpzaam nam hij mijn geweer en mijn rugtas aan terwijl hij mij naar binnen sleepte en me voor een warm knapperend haardvuur neerlegde.
‘Wat kan ik voor je doen, vriend?’ vroeg hij me, terwijl hij me een kop hete soep gaf en een homp brood met dikke klodders kruidenboter.
Veel kon ik nog niet uitbrengen en na enkele happen brood en wat soep viel ik daar zonder een woord teruggezegd te hebben in een korte maar diepe slaap. Ik schrok vervolgens wakker en graaide om me heen op zoek naar mijn geweer, zoals ik gewend was geraakt in de strijd.
De man was bezig om mijn wond te behandelen en waarschijnlijk had de pijn mij wakker gemaakt.
‘Rustig maar, het komt wel goed,’ zei hij me geruststellend. Ik liet me weer achterover zakken en sloot mijn ogen. Wat een geluk dat ik hier was terechtgekomen! Tranen stroomden over mijn wangen en ik bedankte hem voor zijn hulp en at nog wat van het brood en de soep. Ik begon weer hoop te krijgen om me de volgende dag weer bij mijn strijdmakkers te kunnen voegen om het belangrijke gevecht om ons vaderland voort te kunnen zetten. Toch was er iets dat me niet helemaal lekker zat. Was het de manier waarop de man soms naar me keek? Ik kon er de vinger niet opleggen en concentreerde me nu op het afronden van het verbinden van mijn wond die nu schoon was en al veel beter aanvoelde. Toen hij klaar was bood hij me nog een grote mok warme drank aan die ik dankbaar aannam, waarna we samen plaatsnamen in de lekkere stoelen die bij de haard stonden. Zwijgend zaten we in het vuur te kijken, verbonden door de warmte van het vuur en de behulpzaamheid die landgenoten voor elkaar hebben, ook al kennen ze elkaar niet.
‘Woon je hier al lang?’ vroeg ik hem.
‘Nog niet zo lang mijn vriend,’ antwoordde hij mij.
Het was geen spraakzaam persoon zoals ze in deze grensstreek dat eigenlijk allemaal zijn. Mijn vermoeidheid en de alcohol in het drankje deden me al bijna in een verkwikkende slaap vallen, maar ik probeerde mezelf nog even wakker te houden. Hoe kon ik mijn dankbaarheid voor het redden van mijn leven tonen? Natuurlijk vocht ik ook voor zijn vrijheid na die vreselijke inval in ons land. Wat kon ik hem nu meer teruggeven voor zijn hulp dan een gesprekje bij het vuur? Het zal hier vast eenzaam voor hem zijn vooral in de winters die hier vreselijk koud zijn. Ik verzamelde nog even wat energie en probeerde het gesprekje nog even op gang te houden.
‘Blijf morgen maar binnen, de strijd is hier nog niet gestreden. Heb je de vijand hier ook al gezien de afgelopen dagen?’ vroeg ik hem.
De man keek me even aan, nam een slok van zijn beker en zei: ‘Vriend en vijand, ze zijn tegenwoordig overal.’
Mistroostig staarde hij nu in het vuur. Ik voelde met hem mee. De strijd was groter geworden en op veel meer plaatsen was er oorlog. Niemand kon zich er meer voor afsluiten. Even bleven we daar nog zitten, gebroederlijk naast elkaar, als krijgers voor hetzelfde doel. Hij door het noodzakelijke werk van onze voedselvoorziening voort te zetten en ik door die vreselijke vijand te weren uit ons prachtige land. Het samenzijn sterkte mijn gemoed en ik was vastberaden om me de volgende ochtend vroeg weer snel te voegen bij de overblijfselen van mijn compagnie. De man stond op, keek me nog even aan en wenste me een goede nacht. Hij bracht me een paar dekens en kussens zodat ik kon slapen bij het vuur. Hij gooide daarna nog wat houtblokken op het vuur en trok zich toen terug in de enige slaapkamer die het eenvoudige maar knusse huis had. Nog even bleef ik nadenken en met een goed gevoel moet ik snel in slaap gevallen zijn. De volgende ochtend schrok ik ergens wakker van en keek op mijn horloge. Het was negen uur. Ik had nog de tijd om wat te eten voor ik vertrok. Mijn wond voelde nog steeds goed aan en ik keek nu om me heen om te kijken waar ik wakker van werd. De voordeur klepperde. Ik liep erheen en keek naar buiten. Geschrokken van wat ik zag, deed ik snel maar geluidloos de deur weer dicht en keek waar mijn geweer lag. Een zwaar bewapende Russische soldaat liep daar weg van het huisje! Ik keek om me heen en zag de deur van de slaapkamer ook open staan. Daar op het bed lag mijn geweer met een papier er bovenop gelegd. Snel keek ik nog door het slaapkamerraam naar buiten. De soldaat had zich omgedraaid, zwaaide uit de verte naar me en verdween uit het zicht. Verbaasd en in verwarring pakte ik mijn geweer en hing hem om mijn schouder. Daarna las ik wat op het papier stond geschreven.
Mijn vriend, mijn broeder,
Eens waren we landgenoten, daarna broedervolken, nu schijnen we vijanden te moeten zijn. We spreken elkaars taal, kennen elkaars gewoonten en we zijn soms getrouwd met elkaars vrouwen. Nu doden we elkaars vrienden. Misschien had ik je moeten laten liggen voor de deur van het huis waar ik sinds gisteren zelf ook onderdak vond. Of had ik je moeten doden om te voorkomen dat jij vandaag een van mijn vrienden doodt, of misschien wel mij doodt. Vriend en vijand, ze zijn tegenwoordig overal. Maar misschien is het tijd dat we inzien dat er alleen maar vrienden zijn, dat we allemaal elkaars broeders zijn. Dat we moeten leven in plaats van moeten doden. Het ga je goed, mijn vriend.
Door tranen geroerd, pakte ik mijn spullen en voegde me die middag bij mijn strijdmakkers. We maakten een nieuw strijdplan en ik werd die avond in mijn been geschoten. Ik kon geen stap meer verzetten en het leek hopeloos. De strijd hadden we natuurlijk nog niet verloren, maar wanneer je oververmoeid én gewond bent lijkt ook de overwinning ver weg.
Auteur: Reinier Antonides
ook meedoen aan een schrijfwedstrijd?
Check onze actuele schrijfwedstrijden hier