Lisette stond even uit te blazen. Wat was het druk geweest. Het leek wel of iedereen net op dit moment drogisterij-artikelen moest inslaan. Ze zou wel een kopje koffie lusten. Misschien kon haar collega Joost haar plaats aan de kassa een kwartiertje overnemen. Daar kwam hij net aan. Maar Joost z’n hoofd stond helemaal niet naar “kassa overnemen”.
‘Hoi Lisette, heb jij hier een klein bruin flesje zien staan?’
‘Bruin flesje?’
‘Ja, je weet wel, met zo’n rubberen tuitje erop waar een pipetje aan zit.’ Joost begon steeds sneller te praten.
‘Nee, niet gezien. Het was hier net wel erg druk. Nu ik er nog eens over nadenk, de voorlaatste klant, die had nogal veel verschillende artikelen. Best mogelijk dat die het flesje per ongeluk mee heeft ingepakt.’
‘Oh nee hè! Weet je wie het was? Ken je die klant?’
‘Toevallig wel. Ze woont in de Margrietstraat, in dat grote vrijstaande huis. Maar waarom die paniek? Wat is er met dat flesje?’
Joost hoorde de vragen al niet meer. Hij rende de winkel uit.
Bea zette de boodschappentas op tafel. Het was best veel. Ze had ook heel wat potjes, flesjes en tubetjes gekocht. Hé, wat was dat nou? Dat kleine bruine flesje had ze toch niet gekocht? Ze wilde het open maken, maar net op dat moment klonk de bel. Er stond een zenuwachtige jongeman op de stoep.
‘Dag mevrouw, ik ben Joost, van de drogist. Mag ik, heeft u, zat er toevallig een klein bruin flesje bij uw boodschappen?’
‘Rustig maar, Joost. Kom even binnen. Er zat inderdaad een bruin flesje tussen mijn boodschappen. Ik ging net kijken wat het was.’
Ze wilde het flesje van de tafel pakken.
‘Niet doen! Afblijven!’ Joost griste het flesje van de tafel en verontschuldigde zich meteen voor zijn bruuske optreden.
‘Is het zo’n gevaarlijk flesje?’ glimlachte Bea.
‘Nou, niet echt, maar het is nogal een vluchtige stof,’ verzon Joost, terwijl hij het flesje in zijn zak liet glijden. ‘Mag ik het weer mee terug nemen naar de winkel?’
‘Natuurlijk,’ antwoordde Bea verbaasd. ‘Het stond niet op mijn boodschappenlijstje.’ Stiekem was ze wel nieuwsgierig naar wat er dan wel in het flesje mocht zitten, maar Joost was alweer vertrokken.
Terug in de winkel ging Joost meteen naar de koffiekamer om te bellen. Hij moest dat flesje kwijt en wel zo snel mogelijk.
‘Ja, meneer Peters’, zei Joost, zodra hij verbinding had, ‘dat spul waar u naar vroeg, heb ik gevonden. Uw flesje staat hier klaar. Kunt u het komen halen? Wel snel graag. Stel je voor dat er iets mee gebeurt.’
Het duurde nog geen kwartier voor Joost de man zag binnenkomen.
‘Loopt u even mee, meneer Peters, dan maken we de zaak in orde.’
Peters volgde Joost naar een kleine toonbank in een rustige hoek van de winkel.
‘Weet u hoe u het moet gebruiken?’ vroeg Joost op een manier alsof hij zo meteen de “terhandstellingskosten” in rekening zou brengen. ‘Let u vooral ook op de juiste dosering in relatie tot het gewicht. Dat kunt u het best op internet opzoeken.’
‘Ik heb het allemaal goed voorbereid,’ zei Peters. ‘Het gaat vast goed. Dank je voor je bemiddeling.’
Toen Peters de winkel uit was, haalde Joost opgelucht adem. Dat was goed afgelopen. Wat Peters met het flesje deed, moest hij zelf weten. “Euthanasie voor de hond,” ja ja, het zal wel. Daar had je echt niet zoveel van dat spul voor nodig.
Een spannend verhaal Giocomo Baffone, maar wel verdrietig zo’n drankje om euthanasie te plegen voor hemzelf, z’n hond of voor hen beiden. Als het (hoe erg ook) enkel voor de man zelf is, hoop ik wel dat hij de hond naar het asiel óf kennissen brengt. Misschien komt hij tot een gesprek en er dan alsnog van afziet en hulp kan krijgen voor zijn problemen.
Je schrijft goed Giocomo. Een hartelijke groet van Corry.*