Het zal alweer een jaar of tig geleden zijn, dat wij, mijn vrouw en ik, door de baas en de bazin van mijn vrouw werden uitgenodigd om met hen in een zeer sjiek Vlaardings restaurant te gaan dineren. Daar ik een echte liefhebber ben van een goeie prak snijboontjes, flink stuk vlees en als toetje vruchten met slagroom, had ik over uiteten gaan zo mijn ideeën.
Opgedoft, maar lichtelijk nerveus, togen wij die zaterdagavond naar het bewuste eetpaleis alwaar wij door hen, als ware gasten werden ontvangen. Ik voelde mij de Nederlandse Alain Delon op het witte paard met in mijn rug de mooiste vrouw op aarde. Ik kon mij natuurlijk vergissen, maar in de avondschemer had zij wel wat weg van Rachel Wells.
We zochten een geschikte tafel met vier stoelen, maar al rap bleek dat je kon gaan zitten waar je maar wilde. Er was geen aardse sterveling te bekennen. Na luttele seconden zag ik iets bewegen achter een roodpluche gordijn. Het bleek de ober te zijn.
Hij had een uitgestreken gezicht. Je kon niet zien of hij er de pest in had of dat het janken hem nader stond dan het lachen. Hij kon wel praten en daar schrok ik van! Met een weloverwogen en overdreven gebaar overhandigde hij ons één voor één de menukaart en vroeg of wij voorafgaande ook nog iets wilde drinken. ‘
“Graag,” zei ik meteen, want ik stierf zo’n beetje van de dorst maar meer nog van de lekkere trek! “Geef mij maar een witbiertje, want ik sterf van de dorst.” Drie paar ogen keken mijn richting uit. “Het kon,” dacht ik, “toch nog gezellig worden.”
Genietend van mijn glas Hoegaarden, begon ik de menukaart te inspecteren. Geen vette frites met een heerlijke flats mayo, geen rundvleeskroket met scherpe mosterd, geen broodje ham of zweetkaas. Niets, zelfs geen bereklauw met pindasaus of een knapperig Willempie! Niets! Njente! Nada! Niks van dit alles! Wel gepocheerde Tong, Kaviaar en een Tournedos, maar geen overheerlijke, malse biefstuk of een te zuigen homp gaar gesudderd rundvlees?
De baas en de bazin hadden inmiddels besteld, ook voor mij, dus moest ik rustig afwachten wat er straks op mijn bord zou liggen.
Om de tijd te doden staarde ik maar wat naar mijn lege glas. Er werden twee flessen rode wijn aangedragen, één in een mandje en de tweede werd op tafel gezet. Later zou blijken dat je de fles in het mandje niet zelf leeg mocht schenken, dat was voorbehouden aan die chagrijnige ober.
Het eerste gerecht werd aangedragen. Toen ik naar de inhoud van mijn porseleinen bord keek, kreeg ik er de pest in’. Een sliertje gerookte paling, een kruimel stokbrood en een roosje broccoli sierde het geheel op. “Mijn God,” dacht ik, “hoe moet ik dit alles wegkrijgen?”
Ik nam een ferme slok rode wijn en in luttele seconden was mijn bord leeg. De anderen lieten nippend aan hun wijnglas, duidelijk blijken dat zij ervan genoten, uitgezonderd Rachel Wells. Zij was ook niet zo gecharmeerd om op ‘deze manier’ uit eten gaan.
Hopelijk zou het straks beter gaan, hield ik mij voor. Dit bleek echter een illusie. De echte prak werd aangedragen en met veel zwier door de ober op tafel gezet. Een schaaltje gebakken aardappeltjes en drie schaaltjes groente o.a. enkele roosjes bloemkool, vijftien sperzieboontjes, een klauwtje doperwten en drie flinterdunne medaillonnetjes kalfsvlees. Als ik in mijn eentje was geweest had ik er misschien mijn honger mee kunnen stillen, maar dit met z’n vieren delen ging mij, gezien de prijs op de menukaart, wat al te ver.
Ik pakte de fles wijn uit het mandje en vulde mijn glas. Fout! Die chagrijnige ober liep nu rood aan en riep: “Meneer, u doet ongevraagd mijn werk! Stel dat u wijn op de tafel morst!”
Het huilen stond de man nader dan het lachen. Zo langzamerhand kreeg ik medelijden met hem en met mijzelf. Wat deed ik in zo’n deftig restaurant. Je mocht hier niets! Alleen maar hongerlijden en langzaam verzuren, net als die lul van een ober! “Als ik in zijn plaats stond, nam ik hier meteen de zak,” dacht ik.
Hij had misschien wel een vrouw en een stelletje hongerige kinderen. Hij had waarschijnlijk niets meer te kiezen. Ondanks alles was en bleef de man voor mij een zak! Het toetje was ook niet werelds. Van die slappe vruchten uit een blikkie met een klodder room uit één of andere goedkope spuitbus!
Na vier uur dineren stierf ik nog steeds van de honger. Ik nam mij dan ook heilig voor, om straks, als we samen richting huis liepen, nog even langs een shoarma-tent te gaan, om deze aldaar te stillen.
Er werd mij gevraagd of ik nog een heerlijke sigaar wilde opsteken, als afsluiting van deze bijzondere avond. Daar ik verslaafd was aan zware van Nelle leek mij een echte sigaar een welkome afwisseling.
De ober werd gesommeerd en even later kwam hij met een enorme kist richting onze tafel. De houten kist werd langzaam geopend. Het daaropvolgende moment stond ik oog in oog met een ruim assortiment aan luxe sigaren groot, klein, dun of dik.
Na een kleine aarzeling greep ik een ferm ogende sigaar uit de doos. Alweer fout! De enorme paal van een sigaar werd meteen door de ober uit mijn hand gerukt. Nadat hij de kist zorgvuldig had gesloten, stak hij de voor mij bestemde sigaar tussen zijn lippen. Daarna streek hij langzaam een lucifer aan en begon als een bezetene aan de sigaar te lurken.
Ik had ineens geen trek meer in een sigaar! Ik wilde naar huis. Ik vroeg mij in alle ernst af welke ziektes de man en eventueel, zonder dat hij dit zelf wist, onder de leden had of al kon hebben. Allerlei ziektes als tuberculose, aids, kinkhoest, een beslagen of harige tong gingen aan mij voorbij of stonk hij alleen maar uit zijn mond.
De ober reikte mij de sigaar aan en alle ogen waren op mij gericht. Ik bracht de sigaar met bergen tegenzin naar de mond en trok er voorzichtig aan. Het gedeelte wat in de mond moest sopte helemaal. Volgens mij had die ober er flink aan staan zuigen
.
“Heerlijk,” riep ik quasi, terwijl ik over mijn hele lijf rilde zo goor vond ik dit alles, en deed alsof ik ervan genoot. Nog nooit had ik in mijn leven, een hele avond, zo intens verlangd naar een ordinair, maar overheerlijk broodje shoarma van Isis.
Briljant zat voor even aan tafel.