Over grenzen heen
Gelukkig werd het altijd middag.
Het moment waarop de woelige nacht helemaal uit zijn hoofd verdwenen was.
De stomdronken stamgasten, de herrie, de rook en de overvolle dienbladen.
Zijn nacht als barkeeper.
Maar s’ middags bloeide Teus weer op.
Dan voelde hij zich een ander mens.
Wie hoefde niet te werken terwijl anderen ploeterden in duffe kantoorkolossen? Wie kon onderuitzakken in zijn luie stoel, urenlang luisteren naar sportberichten?
Wat dacht men wanneer hij over een sloopterrein dwaalde? Op zoek naar bruikbare motoronderdelen?
Vanmiddag keek Teus heerlijk ontspannen naar buiten. Op het zonovergoten terras lag zijn zwerfkater Jonas te soezen in de lauwe herfstwarmte.
Het bultige gazon veroverde de grauwe terrastegels.
De donkergroene sparren achter in zijn tuin konden allang niet meer
de luxueuze woontorens verbergen. Alsof er een bom ontploft was lagen losse schroeven en moeren verspreid over het gras. Het resultaat van Teus’ meest ambitieuze project:
het assembleren van een Russische motorfiets met zijspan op basis van drie op de sloop gekochte wrakken. Opgespoten en schoon gepoetst stond het vehikel te blinken op zijn tuinpad. Het voertuig had zijn proefritten glansrijk doorstaan.
Na zoveel middagen sleutelen kon Teus nog maar nauwelijks geloven dat zijn droom was uitgekomen.
Nu kon hij iedereen moeiteloos passeren, op deze imposante machine
de horizon tegemoet. Straks weer de weg op. Nu eerst de voetbaluitslagen.
Zijn vingers raakten juist de knop van de radio aan toen het doordringende geluid van de deurbel de stilte verstoorde. Teus’ tegenzin groeide terwijl hij door de gang liep.
Hij zou de bezoekers, – Jehova’s getuigen, de buurvrouw, zijn irritante broer of wie dan ook -, eens definitief afwimpelen.
Een schaduw viel over hem heen toen hij de voordeur opende.
Er klopte iets niet aan de onberispelijk geklede man die voor hem stond.
Hij was grof gebouwd. Een ruimvallende overall zou meer bij zijn postuur passen
dan het krappe driedelige pak in donkerblauw, waarin hij nu gewrongen leek.
Breed grijnzend opende de man zijn mond om te gaan spreken.
Een rij vierkante, hagelwitte tanden stonden star in het gelid.
Kan een mond zo lachen en tegelijkertijd nog praten, vroeg Teus zich af.
Dat kon zeker, want de man deelde mee, terwijl hij met een identiteitsbewijs zwaaide:
‘Van der Lucht van Opschonen BV. Wij zijn een bedrijf dat in opdracht van gemeentelijke overheden oude volksbuurten bekijkt. In onze totaalvisie nemen wij het totale plaatje van de wijk mee. Onze doelstelling is optimalisatie van de leefomgeving. We signaleren verbeterpunten. Indien cliënten onze goede adviezen niet opvolgen zijn de consequenties uiteraard voor de persoon zelf.’
Zijn priemende oogjes keken misprijzend op Teus neer.
‘Meneer,’ protesteerde Teus, ‘daar heb ik niets mee te maken, ik ben bezig,
dus vraag ik u nu dringend om ….’. Hij werd bijna verpletterd achter de voordeur
terwijl Van der Lucht brutaal zijn woning binnendrong.
Zijn schoenen dreunden op het goedkope laminaat van de woonkamer.
‘Net wat wij al vermoedden,’ ging Van der Lucht verder, terwijl hij met een blik vol walging de rommel in ogenschouw nam:
‘Volle asbakken, tweedehands meubels met houtworm, ongewassen kledij,
muffe boeken, vergeelde kranten, etensresten in smerig serviesgoed, stofnesten
en wat dies meer zij. Ook sporen van een huisdier dat vlooien verzamelt.’
Hij draaide zijn aardappelvormig hoofd naar Teus toe en voegde eraan toe:
‘Mensen als u schijnen nog steeds te denken dat dit zomaar moet kunnen. Ze menen dat ze ongestraft de hand kunnen lichten met de maatschappelijk aanvaarde normen van fatsoen en netheid.’ Zijn toon klonk neutraal, maar de lichte trilling van zijn linkeroog verried diepe verontwaardiging.
‘Meneer, u gaat over grenzen heen, verdwijn uit mijn huis!’
Teus gilde het uit van woede.
‘Natuurlijk verdwijn ik niet, ik heb immers een Opdracht te vervullen!’
‘Dan bel ik de politie!’
Het gezicht van de man, met zijn nietszeggende, vastgebakken glimlach,
veranderde nu in een nare grijns. Zijn mondhoeken bogen enigszins omhoog.
Hij produceerde een onaangenaam, gorgelend lachje:
‘Ja, doet u dat vooral. De politie is blij dat wij elementen als u aanpakken!’
Teus kroop moedeloos weg in zijn fauteuil, lamgeslagen door deze onverhoedse overval op zijn middag, wie weet op zijn bestaan.
Van der Lucht paradeerde als een veldheer door de woning. Ondertussen verzamelde hij met een pincet in plastic zakjes de onomstotelijke bewijzen van de treurige onhygiënische toestand van Teus’ leefruimte.
Koekkruimels, kattenharen, spinnen, resten van smeerolie, afgebrande lucifers,
een uur lang was hij hoofdschuddend bezig. Op een spierwitte laptop tikte hij zijn verslag. Al die tijd staarde Teus wezenloos voor zich uit.
Waar had hij dit aan verdiend?
Het einde was nog niet in zicht. Van der Lucht graaide met zijn vlezige handen in de koelkast. Een ronkend geluid klonk zacht vanuit zijn onderbuik. Zijn dikke rode vingers pulkten aan bakjes en flesjes, hij snoof aan de groentelades, betastte de snacks in het vriesvak.
Met zijn hoofd nog half in de koelkast brulde hij vanuit de keuken:
‘Wij zien dit vaak bij lieden zoals u, een wanordelijk en smerig huis enerzijds en
een ongezond leef- en voedingspatroon anderzijds. Morgen kunt u een oproep verwachten van onze dienst “Sanarestore 2020”, coaches op het gebied van gezond leven en wellness. Overigens ziet uw buitenkant er ook niet al te appetijtelijk uit.
Wellicht kunt u daar zelf eens iets aan doen!’
Teus kon de man amper meer verdragen. Hij probeerde wanhopig rustig te blijven en drukte zijn nagels in zijn handpalmen tot die wit werden.
Wat was dat nu? Teus sprong verschrikt uit zijn stoel omhoog.
Mannen in donkerblauw waren stiekem zijn tuin binnengedrongen.
Ze inspecteerden alles grondig, maakten foto’s en registreerden alles wat niet in orde was, tot en met zijn kater, met zijn door nachtelijke gevechten gehavende vacht.
Teus hoorde Van der Lucht achter zijn rug hijgen:
‘Tja, mijnheer, we werken in een hecht team, zoals u ziet; we hebben op deze manier al zoveel woningen gereinigd, het kwaad als wratten weggebrand om het zo eens te zeggen.’
Hij gniffelde toen Teus in een laatste, vertwijfelde poging zich naar hem toedraaide en smeekte om met rust te worden gelaten. Van der Lucht gaf geen duimbreed toe:
‘We zien ze dagelijks, proleten als u, die nette wijken verzieken, tot ergernis van de rechtschapen medeburger. Maar onze aanpak werkt. Uw soortgenoten gingen al massaal voor de bijl. Ook u krijgen wij wel klein.’ Hij lachte wreed. ‘O, trouwens, als huurder bent u verplicht uw motor te stallen in een box van de gemeente ver buiten het stadscentrum.’
Plotseling waren ze weg. Maar deze wolven zouden terugkomen nu ze zijn bloed geroken hadden. Teus pakte een biertje en zakte uitgeput onderuit in zijn strandstoel. Hij was een langzame denker.
Het gouden licht van de herfstzon werd zwakker toen de schemering inviel.
Tenslotte zag je alleen nog maar de vage silhouetten van de kater, zijn baasje en de motorfiets. Tegen het invallen van de nacht had Teus alles verwerkt. En een besluit genomen. Hij besefte dat hij anders was dan anderen. Blijkbaar mocht je in dit land nooit afwijken van de norm. Hoorde hij hier wel? Teus pakte wat spullen in. Jonas kreeg een comfortabel plekje in het zijspan van de motor.
Hij testte zijn machine. Tegen de ochtend verliet hij de stad. Hij reed dagen achtereen.
Hij reed over grenzen heen.
Een besneeuwd landschap trok aan zijn ogen voorbij.
Berkenbomen en af en toe een dorpje met houten huizen, opslagruimtes en stallen.
De winter was ingevallen in Oost-Siberië. Het landschap bestond vooral uit taiga en moerasgronden afgewisseld met kale vlakten. Van de ijskoude, woest stromende riviertjes steeg een parelende nevel omhoog.
Hoe koud voelde min vijfentwintig graden eigenlijk aan?
Zelfs zijn neusharen bevroren bij het inademen, een vreemd gevoel.
Staketsels van vergane industrie, steenkolenbergen, moestuintjes,
rimpelige vrouwtjes met hoofddoeken, ouderwetse schorten en rubber laarzen.
Maar ook goed gevulde supermarkten, brede wegen en westers ogende jongeren.
Was er iets mooier dan in dit onafzienbare land te leven?
De bakermat van de zware Russische motorfietsen met zijspan,
zoals de Dnjepr MT-11, MT-16 of de verschillende Oeral modellen?
Juwelen op wielen. Zijn grote voorbeelden. Ergens moest hier een plek zijn voor iemand als hij.
Teus hield halt in het middelgrote provinciestadje. Hij stapte af.
Hij haalde zijn slapende kater onder de deken uit en begon zachtjes tegen hem te praten. Hij wees hem de motorenfabriek waar hij zou gaan werken.
En daar is onze datsja, Jonas! Er kwam geen einde aan de tuin, wat een paradijs voor een kater! Een overdekt bankje bij de voordeur. Teus ging er op zitten, schroefde de dop van een fles wodka los en nam een eerste slok.
Gordijntjes gingen al opzij, lang zou hij hier niet alleen zitten… .
Stel je voor dat dit zou gebeuren, dat mensen ons eens gaan vertellen hoe ons huis er van binnen uit moet zien… Ik zou ook met de noorderzon vertrekken!
Vermakelijk verhaal. Komt er een vervolg?