De avond was zo goed begonnen. Vlak na dat mijn ouders de deur achter zich dicht hadden getrokken waren Kim en ik, bevooraad met twee tientjes die ik onderweg uit de geldautomaat trok, naar de snackbar op de hoek gegaan om een enorme hoeveelheid friet en vier groentekroketten, te halen. Deze hadden we thuis over twee borden verdeeld, waarna we, bord op schoot, op de bank voor de tv waren gaan zitten. Het tafeltje voor de bank hadden we naar achter geschoven. We legde onze voeten erop, Kim met haar schoenen nog aan. We keken boksen op tv, praatte met onze mond vol en Kim probeerde twee frietjes in haar neus te steken. Dat laatste maakte dat ik in de lach schoot en zowat stikte in mijn cola. Het was een avond zoals avonden zijn wanneer je zestien bent en je ouders het aan hadden gedurfd jou en een vriendin alleen thuis achter te laten. In een poging niet opnieuw te lachen en me te verslikken blokte ik Kim uit mijn beeld en keek strak naar de boksers op het scherm. Ik bestudeerde hun bewegingen, hoe ze hun stoten plaatste, hoe ze blokte, hoe ze hun voeten bewogen, in de hoop er iets van op te steken dat ik zelf weer kon gebruiken. En toen viel het me op. Ik weet niet hoe het kwam dat juist dat detail zich ineens aan me opdrong en ik er een patroon in ging zien, maar plots drong het tot me door dat één van beide mannen zijn telkens ogen sloot in de fractie waarin hun vuist het lichaam van de ander raakte. Twee keer viel het me op en toen liet het me niet meer los. Ik bleef er op letten.
‘Wat is er?’ vroeg Kim, die gemerkt had dat ik de wedstrijd nu ineens een stuk boeiender leek te vinden dan haar geklier met frietjes.
“Zie je dat?”
‘Wat?’ mijn vriendin keek eerst naar de tv en toen, met een niet begrijpende blik, naar mij.
“De boksers, telkens als één van de twee de ander goed raakt sluit diegene even zijn ogen dicht” .
‘En wat is daar zo bijzonder aan?’
“Het is gewoon fascinerend, het is heel apart gedrag” “Alles maakt dat je in zo’n wedstrijd je ogen beter op kan houden”. “Ik vraag me gewoon af waarom iemand dat zou doen?”
Kim zwijgt, trekt haar voeten van de tafel en legt ze op de bank zodat ze bijna, met schoenen en al, op mijn schoot liggen. Ze kijkt naar me met een strakke blik. Ik ken die blik, hij is het voorteken van het feit dat mijn vriendin straks iets gaat zeggen dat zal bewijzen dat ze acht jaar ouder is dan ik, al lijkt het vaak eerder omgekeerd.
“Misschien kan je het anders niet iemand vol op zijn kaak slaan” “Ik bedoel het zal altijd verkeerd blijven voelen en kan je je daar alleen overheen zetten als je het gewoon niet ziet” “Dat mensen hun ogen sluiten om iets te kunnen doen waarvan ze weten dat het onjuist is” mompelt mijn vriendin. Haar toon is afwezig en ik vraag me af of ze tegen mij praat, tegen zichzelf of gewoon tegen het luchtledige.
“Dat mensen hun ogen sluiten om iets te kunnen doen waarvan ze weten dat het onjuist is”. echoot haar uitspraak na in mijn hoofd. En dan is het er ineens, zonder dat ik weet waar het vandaan komt, een flard, een herinnering, een vage chaotisch scene die zich afspeelt in mijn hoofd. Een overslaande stem, een met tranen bedekt gezicht. Mijn arm die een andere arm omklemd en mijn hand in een nek, een lichaam dat al vechtend naar grond zakt en mijn ogen die zich daar sluiten. Een half jaar terug, nooit weggeweest en nu terug met een kracht en helderheid die bijna gelijk zijn aan toen. Ik ben misselijk, misschien wel net zo misselijk als toen. Kim praat verder. Ik probeer te luisteren weer terug te gaan naar de woonkamer, de bokswedstrijd, de patat en mijn vriendin. Het gaat niet. Patat hoef ik niet meer en wat er op tv is zie ik maar half. De avond trekt in een waas voorbij en ik ben blij als we besluiten te gaan slapen. Kim krijgt mijn bed en mij, kussen dus, ik heb een campingmatje neergelegd en gebruik een vest als kussen. Als ik mijn hoofd erop leg schiet het door me heen dat dit hetzelfde vest is wat toen met zijn tranen is doordrenkt. “Waar zou hij toen aan hebben gedacht?” “En nu?” “Zou hij nu net als ik de onbeduidend woorden daaraan worden herinnerd?” “En zou hij zich dan net zo misselijk en naar voelen als ik nu?” Ik druk mijn hoofd in het vest en dit keer zijn het mijn tranen die het nat maken.
“Slaap je al?” vraagt Kim
“Nee” antwoord ik zonder mijn hoofd op te tillen.
“Is er iets?”
“Wat je zei over mensen die hun ogen dicht doen” verder kom ik niet want Kim kent het verhaal niet, dat kent niemand. Ze heeft de opsommende hier en daar bijgeschaafde versie gekregen, de variant die geboetseerd is naar een vorm die mij het beste uitkomt. Ze weet dus niks over mijn slapeloze nachten erna, over de misselijkheid, over de vraag wie je bent als je zelf aankijk in de spiegel en ze weet niks over die alles overheersende neiging jezelf uit te kosten.
Aaaah, simpeler tijden.
Leuk hoor! Echt een gezellige situatieschets