Er was eens een jongeman die het moeilijk had in deze wereld. Hij ervaarde veel belemmeringen. Zo had hij bijvoorbeeld geen idee hoe je vrienden moest maken of aantrekkelijk moest zijn voor meisjes. Verder werd hij thuis ook klein gehouden. Hij werd beschermd tegen de “harde werkelijkheid”. Hij mocht ook best weinig. Geen eigen internet, niet alleen uitgaan, altijd verklaren waar hij heenging, altijd uitleggen met wie hij afspreekt. Hij leidde een verstikkend leven, kon niet bloeien en was heel eenzaam.
Wel was hij verliefd, er liep een leuk meisje rond dat ook weleens met hem heeft geflirt. Zij vond hem stiekem knap en schroomde niet om initiatief te nemen. Echter was bij hem de onzekerheid te groot om er wat mee te doen. Zou ze het menen? Zou ik haar niet teleurstellen? Wat moet ik doen? Wat moet ik zeggen? Hij had geen idee en hij wist ook niemand die hem kon helpen. Hij stond er alleen voor in deze wereld.
Op een dag liep hij buiten. Plots zag hij iets in de lucht. Het was een soort ruimteschip. Het leek op een auto maar hij kon vliegen. Hij landde voor de neus van de jongen en er stapten twee mannen uit. Ze leken aards, maar door wat ze aan hadden, was het duidelijk dat ze niet van hier waren.
“Geen zorgen”, zeiden ze. “Wij komen met goede bedoelingen, we hebben je een tijdje in de gaten gehouden en we kunnen je helpen. Er is daar een hele wereld waar je geaccepteerd wordt om wie je bent”, gingen ze verder. “Het is een wereld die de tijd ver vooruit is. Je manier van denken wordt niet in twijfel gebracht en geen enkel idee is raar. De technologie en leefomgeving die we hiermee hebben voortgebracht, is onvoorstelbaar mooi. Jullie aarde loopt honderden jaren achter!”
De jongen werd enthousiast. “Ik zou zeker mee willen”, zegt hij. “Maar ik heb hier een leven op aarde. Ik kan echt in problemen komen als ik zomaar verdwijn”, zei hij bezorgd.
“Dat kunnen we begrijpen”, zei één van de mannen. “Maar wat zou je willen? Een leeg leven hier zonder enige zekerheid of je ooit sociaal wordt? Of wil je ergens zijn waar je gelukkig kunt zijn zonder dat je jezelf moet veranderen, in een super futuristische wereld?” De jongen was even stil en in twijfel. Maar toen was hij om. “Het lijkt me echt vet. Neem me maar mee”, zei hij vol enthousiasme. Hij kon niet meer wachten, hij stapte achter in de auto en de mannen stapten ook weer in. De aandrijving van de auto begon te zoeven en in hoge vaart steeg hij op.
Boven de atmosfeer was inderdaad een groter schip te zien. “Dat ziet er echt gaaf uit”, zei de jongen. “Ja he?”, zeiden de mannen. “De reis duurt wel een paar dagen, en hier kun je mooi verblijven en je meisje ook”. De auto ging door een luik naar binnen en iets later kon de jongen uitstappen. “Kijk maar eens rond”, zei één van de mannen.” Wij gaan nog even terug, want we moeten nog even iets doen. We vertrekken over een uurtje.” De jongen ging vol enthousiasme rondlopen. Hij kwam in zijn slaapkamer. “Wat geweldig”, zei hij in zichzelf. Hij doorzocht de kamer, alles wat hij nodig had om de dagen door te komen, lag klaar. “Ik vraag me toch af waarom ze mij mee gaan nemen”, zei hij. “Maar ik meot het toch maar eens ervaren. Als ik thuis blijf, zal ik nooit een gave ervaring als deze hebben. Als ik niks aan ga, zal ik altijd eenzaam blijven.”
Toen hij de slaapkamer wel had gezien, ging hij eens naar de cockpit. Hier was een bemanning die het vertrek aan het voorbereiden was. De piloot zat aan een boel knoppen en er was veel staf onrustig heen en weer aan het lopen. “Hoe staat het met de hyperdrive?”, werd er geroepen. “Gaat goed, hoor. We hebben voldoende brandstof om naar de basisplaneet te komen!” “Mooi!” De piloot draaide zich om en zag de jongen staan toekijken. “Hallo, je bent er”, zei de piloot. Hij begon te vertellen over de planeet waar ze heen zouden gaan. “Ja, ik ben aan het rondkijken”, zei de jongen. “Welkom! Je bent perfect voor onze thuisplaneet. Je kan bij ons komen wonen en helpen aan onze stad. We geven je de baan waar je van droomt en je zal een hoop vrienden gaan maken. Heel veel mensen die daar wonen, zijn precies zoals jij. Ze waren ook allemaal onzeker, maar we zien je talent en gaan ervoor zorgen dat je die gebruikt”. “Tjonge, ik kan het niet geloven”, zei de jongen. “Het is een waanzinnige stad. Hypermoderne architectuur, iedereen heeft vliegende auto’s en je kunt er geweldig stappen”, vervolgde de piloot. “Ik heb de leiding over deze reis, dus als je vragen hebt, kun je bij mij terecht. De mannen die je meenamen, zullen er ook voor zorgen dat het je aan niks ontbreekt”. “Ik ben jullie ontzettend dankbaar”, zei de jongen. “ik weet gewoon niet wat ik moet zeggen en ik ga er helemaal voor”. “Fantastisch”, zei de piloot.
“Ah, ik krijg het signaal dat we kunnen vertrekken. Ik moet aan de slag. Ga boven maar genieten van het uitzicht”. De jongen klom op een trapje en kon achter een hekje meekijken wat er allemaal gebeurde, terwijl hij door het panoramaraam naar de sterren kon kijken. De piloot drukte weer op een hoop knoppen en het ruimteschip begon een hoop lawaai te maken. De jongen begon beweging te voelen. Het schip was opgestart en ging in hoge snelheid vooruit. “De hyperdrive wordt nu actief! Met deze tempo duurt de reis maar een paar dagen! Maar je merkt er verder niks van”, riep de piloot.
Na het spektakel ging de jongen verder kijken in het schip. Er was een bar, een vergaderzaal, een fitnessruimte. “Hier vermaak ik me wel”, zei hij tegen zichzelf. “Ik ga even mijn portemonnee halen, ik lust wel een drankje”. Hij liep naar de slaapkamer. Toen de deur open ging, viel zijn mond open van verbazing. Ineens zat daar zijn meisje! “Wat doe jij hier? Ben je ook meegenomen?” vroeg hij vol vreugde. “Ja, ze zeiden dat ik hier een geweldig leven ga hebben en een leuke jongen kan vinden”. De jongen bloosde. “Ik slaap hier, we gaan hier dus samen doorbrengen de komende dagen”, zei hij. “Ja, denk het. Ik vind het wel leuk, ik kan je eindelijk eens beter leren kennen”, zei ze.
Een paar dagen later arriveerden ze op de basisplaneet. De jongen en het meisje stapten uit, hand in hand. Het is wel gelukt om wat liefde op te laten bloeien in de dagen dat zei n het schip hebben gezeten. De stad was zeker indrukwekkend. Veel hoge moderne gebouwen en overal zweefden auto’s rond. Er was enorm veel bedrijvigheid. Allemaal winkels, kraampjes en veel levendigheid. “Wouw, wat is het hier gaaf en gezellig”, zei de jongen. “Kijk maar even rond”, zei de piloot. “Kom over een uur naar het centrale plein, dan zal er vervoer klaarstaan die jullie naar je woning brengt”. Het wordt nu toch wel spannend. Moeten ze nou gaan samenwonen? En waarom zijn ze nou hierheen gebracht? Wat gaat er in de stad gebeuren? En hoe zal hun prille liefde verdergaan? Zo veel vragen, de jongen vond het allemaal heel spannend.