Het probleem is getrouwheid. Bij iedere interpretatie moet er informatie versimpeld worden om vervolgens interpretabel te zijn voor de volgende in de keten. De ruimte tot interpretatie, welke nodig is om de keten eindig te laten zijn, laat een evenredige hoeveelheid informatie in het luchtledige hangen. Deskundigen postuleren dat de keten tussen de Hyuurnathal en ons ergens tussen de 800 en 12.000 interpretanten dient te hebben om effectief te zijn, om daadwerkelijk de boodschap te kunnen vertalen. Arbitraire aantallen, natuurlijk, maar de denkfout lijkt hardnekkig. Het vereist alsnog de aanname dat de er een netto-opbrengst is bij iedere interpretatie, dat de vertaalslag tussen schakels, hoewel minuscuul, alsnog groter is dan het informatieverlies en dat deze opbrengst door de absurde lengte van zulk soort ketens vergroot kan worden. Het zijn wel zulk soort onwetenschappelijkheden die door mijn collega’s maar al te graag verspreid worden, al dan niet vanuit wanhoop. De vraag waar die netto-opbrengst – dat wil zeggen, de spontane creatie van betekenisvolle(!) informatie – bij iedere tussenstap vandaan komt, is blijkbaar secundair. Ik blijf bij mijn sobere overtuiging. De idee dat de energie die nodig is om de interpretatie van een boodschap over te brengen (opnieuw interpretabel te maken) een gelijkwaardige hoeveelheid informatie kost (versimpeling), is een ontnuchterende. Maar tevens de enige die geen sensationele aannames vereist.
Er zijn vier mogelijke scenario’s. Althans, die, in mijn optiek, de moeite van het overwegen waard zijn.
- Het signaal is een kosmisch artefact.
Hoewel deze in eerste instantie werd afgeschreven op basis van de gestructureerde en repeterende aard van het signaal, moeten we er rekening mee blijven houden dat niet alle kosmische fenomenen volledig zijn beschreven. In ieder geval niet in de hoedanigheid om met volle zekerheid het signaal als een dergelijk bijproduct te kunnen elimineren. Ook moeten we blijven beseffen dat ons idee van structuur misschien minder universeel is dan we willen geloven, of dat de mogelijkheid tot de spontane creatie van signalen die wij als gestructureerd zouden classificeren toch een plekje binnen de natuurkundige wetmatigheid heeft weten te bemachtigen. Neemt niet weg dat het alsnog onze aandacht vereist, daar ga ik bij punt 2 verder op in, maar het behoeft een wezenlijk andere aanpak (en verwachtingsmanagement). Ook kunnen we in zo’n geval weinig hulp vanuit het signaal zelf verwachten (zoals een sleutel of een vertaaltabel). De kosmos is immers onverschillig als het gaat om onze zoektocht naar betekenis.
- Het signaal betreft een mechanisch bijproduct.
Dit komt er in feite op neer dat het signaal, hoewel kunstmatig, niet als zodanig tot stand is gekomen, en dus abusievelijk de indruk wekt intelligent van inhoud te zijn. Bijproducten ontstaan immers overal. De Solenopsis Invicta, de rode vuurmier, voelt zich buitengewoon aangetrokken tot de elektrische velden die onze apparatuur uitstraalt. Dat wil niet zeggen dat wij met het ontwerpen (of zelfs alleen al het inschakelen) van onze elektrische apparaten een boodschap hebben over te brengen. Het zou voor ons theoretisch mogelijk zijn om de signatuur die verstopt zit in het elektrische veld van een televisie te kunnen beschrijven. Aan de hand hiervan zouden we het signaal als bijproduct kunnen verrijken met een vertaalsleutel, opdat de ontvanger de mogelijkheid zou hebben de mechanische aard van de zender (in dit geval de televisie) te kunnen bepalen. Om de analogie voort te zetten: wij hebben geen motivatie om ons zo richting mieren te verantwoorden. Maar goed, de vraag in welke mate wij onze eigen logica mogen projecteren is nog altijd even hardnekkig. En de vraag of de mieren of wijzelf een boodschap zouden hebben aan zulk begeleidend schrijven is een tweede, hierover meer bij punt 4. Wat betreft de aanwezigheid van zo’n vertaalsleutel: het zou ons iets kunnen zeggen over de kunstmatigheid van de het signaal. Het wijst in ieder geval naar de betrokkenheid van intelligentie, een bepaalde mate van intentie. De afwezigheid ervan dicteert echter niet het tegenovergestelde. Daarnaast doet de aan- of afwezigheid geen uitspraken over de inhoud van het signaal; het voorbeeld van de televisie.
- Het signaal is gecodeerd en we hebben geen weet van het systeem erachter.
Punten 3 en 4 werken met de aanname dat het daadwerkelijk een intelligent signaal betreft, en dwingen daarbij een zekere nederigheid af. Het overbrengen van een stabiel signaal over zulke afstanden (we hebben geen weet van de daadwerkelijke afstand tot de bron, maar vlakbij is het zeker niet) moet wel een hoge mate aan technologische ontwikkeling vereisen. Met als mogelijk gevolg dat het ons simpelweg niet lukt de “code te kraken”. Althans, niet zonder bruut geweld. Er zijn talloze voorbeelden van pidgintalen, waarbij (grammaticale) nuances noodgedwongen achterwege zijn gelaten om verschillende culturen toch met elkaar te kunnen laten communiceren. Hoe waarschijnlijk is het dat onze tools gewoon te grof zijn om gaandeweg de boodschap niet van alle betekenis te ontdoen? Ik grijp terug naar mijn eerdere kritiek op de interpretatieketens.
- We hebben toegang tot het signaal, maar de boodschap is ongrijpbaar.
Deze is vergelijkbaar met punt 3, en tevens de meest deprimerende. Het ontcijferen van een systeem is één ding. Wellicht waren de zenders zo sympathiek geweest om de boodschap in een voor ons herkenbare taal te schrijven. Denk bijvoorbeeld aan Euclidische meetkunde, of iets anders met universele waarde. En stel nou dat het ons lukt de code te kraken. Wanneer kun je dan concluderen dat je daadwerkelijk het signaal op de juiste manier geïnterpreteerd hebt? Als de boodschap die erin verscholen ligt geen betekenis lijkt te dragen, dan kan het ook betekenen dat de achterliggende materie simpelweg ongrijpbaar is. Een beschaving slim genoeg om zo’n complex signaal bij ons te krijgen is ongetwijfeld slim genoeg om dingen te zeggen die we niet kunnen begrijpen. En als er wel een concrete boodschap uit komt rollen, hoe weten we dan zeker dat vooringenomenheid ons niet onbedoeld de verkeerde richting op heeft geduwd? Al zou een keten van 10.000 interpretanten de oplossing vormen, 10.000 kleine duwtjes kunnen je een heel eind uit de richting krijgen, zonder dat je er iets van doorhebt. Kort gezegd: als de waarheid zich presenteert, hoe herkennen we hem dan als zodanig?
Is het een terechte aanname dat de verzender überhaupt wil dat het signaal ontcijferd wordt? Wie kan uitsluiten dat het signaal niets meer is dan een kosmologisch artefact? En hebben we de tegenwoordigheid van geest om te accepteren dat als het ons al lukt het systeem achter het signaal te ontcijferen, de boodschap (de ontoereikendheid van taal suggereert aannames waar die niet zijn) misschien daadwerkelijk te buitenaards is voor ons om te begrijpen? Ik herhaal: moeten we ons wel bezighouden met de inhoud van het signaal?
Wat is ons doel bij het ontdekken van zo’n signaal? De betekenis achterhalen? En dan? Of de oorsprong? Nogmaals, en dan? Zit er daadwerkelijk een plan van aanpak achter onze obsessie?