Eigenlijk was ik bezig met mijn laatste personage Guus. Wij zijn ervan doordrongen, dat hij door en door slecht is. Als ik mij buig over welke gepaste strafmaatregelen zo’n hufter verdient, dan kom ik toch al gauw uit bij openbare geseling. Ik stel voor op de Dam in Amsterdam. Van tevoren moet ik nog wel even specificeren welke rotstreken hij heeft geleverd, die zijn aframmeling rechtvaardigen.
Het blijkt lastiger dan gedacht om die boven water te krijgen. In zijn lieve familie praat iedereen iedereen na, dus hard bewijs voor zijn wrede opvoedingmethoden is niet gemakkelijk te scoren. Gelukkig is daar het vrouwtje. Zoals u weet is zij èn mijn muze èn houdt ze de ruimte om het keyboard schoon. Ondertussen kijkt zij over mijn schouder mee op het computerscherm. Haar daaruit volgende kostelijke inbreng is zeer welkom. Volgens haar moet ik eerst maar eens iets uitleggen over de mij beschikbare bronnen. En waarom dat in herhaling vallen?
Nou, daar gaat-ie dan…
Eerst iets over de inspiratie van grappenmaker Toon Hermans. Die propte zijn jasje overdag vol met papiertjes waarop hij invallen had genoteerd. Ik doe dat ook, want om mij heen gebeuren de gekste dingen. Bij thuiskomst gaan al die indrukken in de schoenendoos. Die schoenendoos was eigenlijk bedoeld om ridderorden, koninklijke lintjes, gouden medailles, oorkondes en andere huldeblijken in op te bergen. Verrassend genoeg hield ik veel onbenutte opbergruimte over, die ik dan maar gebruik om aantekeningen in te bewaren. Ik heb dus een kartonnen inspiratiebron.
Aan leuke invallen ontbrak het de zo bewonderde schrijver Roald Dahl niet. Hij beschrijft onmogelijke situaties en onbestaanbare personen. Ik vermoed dat hij de voorbeelden om zich heen zag lopen. Ik ben tegen rare personen aangelopen, die uit een boek van Roald Dahl lijken te zijn ontsnapt. Rauwe realiteit. Een frappant voorbeeld: het door Dahl uitgevonden echtpaar De Griezels (origineel: “The Twits”). Deze twee ouwetjes zitten elkaar voortdurend dwars en zo vullen ze de tijd op weg naar het graf. Ik ken net zulke oude lang getrouwde stellen, die elkaar het leven zuur maken. In mijn anekdotes lopen ze in het wild los.
De aandachtige lezer herinnert zich vast, dat ik een digitale Rare Portrettengalerij heb ingericht. Daarin worden meerdere gepubliceerde anekdotes opgeborgen. Gangen vol herhalingen dus. Het is een eerbetoon aan de personages, die op diverse verhalensites de revue hebben gepasseerd. En eventueel te kijk zijn gezet. Het onmiskenbare nut van verhalensites is, dat ik daar graag eerst proefballonnetjes op laat. Is het wat, dan schuif ik die tekst door naar de Rare Portrettengalerij. De rest is bagger. Als ik het niet zo noem, dan is er altijd wel een hulpvaardige lezer die dat vindt.
Kritische lezers hebben mij erop betrapt, dat ik meermalen hetzelfde personage in verschillende verhalen heb opgevoerd. Maar dan onder een andere naam. Door zulke beschrijvingen lijkt het aantal gekken en malloten groter dan ik in werkelijkheid heb ontmoet. U heeft dus op voorhand gelijk als u straks bij het lezen denkt „ik ken die maffe anekdote“ en „dat k*tmens kwam ik al te vaak tegen“. Wat in mijn teksten steeds terugkeert is mijn focus op de creatieve slechtheid van bepaalde mensen. Men zou mij daarom kunnen verwijten, dat ik steeds meer van hetzelfde schrijf. Maar misschien bestaat die slechtheid nog steeds.
Dan denk ik terug aan een kersverse nieuwe pastoor uit mijn jeugd. Wat nu volgt is zijn eigen leven gaan leiden, maar ik had het geluk bij de aftrap van die geschiedenis aanwezig te zijn: in zijn eerste zondagspreek schetste die pastoor in hoofdlijnen op indrukwekkende wijze hoe wij ons levenspad dienden af te leggen. De kerkgangers waren zeer onder de indruk; de zondag erop zat de kerk dan ook stampvol met nieuwsgierige parochianen. En opnieuw ging de pastoor lekker los: dezelfde, nog steeds indrukwekkende preek rolde van de preekstoel. De daaropvolgende derde zondag en ook de vierde en de vijfde herhaalde zich dit. Hoe ongebruikelijk ook, de gelovigen op de voorste rijen begonnen te morren. En er klonken ontevreden geluiden richting pastoor. „U valt in herhaling! Mooie preek, hoor… Maar die kennen wij inmiddels al“. De reactie van de pastoor was kort en krachtig. Hij zette zijn microfoon een tandje harder en gaf de mooiste preek die ik ooit heb gehoord:
„Jullie hebben kennelijk goed naar mijn woorden geluisterd, beminde gelovigen. Maar… hebben jullie daar inmiddels al wat mee gedaan?“
Beminde lezers, maak de borst maar nat, want na deze stichtelijke woorden ga ik mij buigen over hoe ik hierna de levens van de u inmiddels bekende aardbewoners ga beschrijven.