Voor de lezer die hier pardoes binnenvalt… Het bedachte personage Guus komt verspreid voor in diverse anekdotes, waar ik regelmatig naar terug verwijs. Anders blijft een mens maar uitleggen. Hij komt er relatief genadig af als ik hem inzeep en scheer. Voor beknoptheid bestaat een banale reden: ik beperk mij tot de schrijfruimte van een A4’tje, waardoor het lijkt dat hij minder vegen uit de pan krijgt.
Voor een complex karakter is er niets fnuikender dan karakteriseren in een paar woorden. Bijvoorbeeld dat hij geen gezellige familieman is. Zelfs antisociaal (let op: niet asociaal). Het toont nogal platvloers; Guus doe je recht met een beschrijving in een boekwerk van het formaat Statenbijbel. Hij is – om met het vrouwtje te spreken – te gek om samen te vatten op een A4’tje. Dat gemis aan informatie wordt gecompenseerd door allerlei anekdotes, waarin hij voorkomt. Daar kan ik niet tegenop schrijven.
De opmerkzame lezer had natuurlijk door dat Guus in de loop der jaren onder verschillende namen regelmatig zijn neus ergens in stak. Het hindoeïsme heeft een dergelijk systeem al lang geleden uitgevonden: een enkel personage (genoemd God) treedt op in diverse verschijningsvormen. Wat steeds boven komt drijven is een weinig innemend karakter. Verguisd en gehaat, over het hoofd gezien en geminacht. Je zou zo zeggen, dat er geen lofzang aan Guus dient te worden gewijd. Dat was ook niemand van plan tot ik hem tegen het lijf liep. Eerste indruk van Guus: een onbenullig en ongevaarlijk (inmiddels bejaard) ouwetje. Tweede indruk: mij bekroop hetzelfde unheimische gevoel als wanneer je tot de schokkende ontdekking komt, dat er zich in het souterrain onder je woning al tientallen jaren een ondergedoken voortvluchtige nazi schuil houdt. Algehele eindindruk: een raar sujet in de categorie Onaangenaam.
Je moet er oog voor hebben, maar hij is tegelijkertijd ook intrigerend. Dat heeft niets te maken met sympathie of antipathie. Vergelijk het met massa- respectievelijk seriemoordenaars. Stalin, Pol Pot, Jack the Ripper en Jeffrey Dahmer hebben iets fascinerends hoewel ik hen niet graag op de koffie zou hebben. Zij blijven, ver na hun overlijden, ons bezighouden. Er hangt iets raadselachtigs om Guus heen waardoor je telkens opnieuw denkt: “Daar zit een verhaal in!”. Over literatuur wordt wel eens gezegd, “dat alles al is geschreven”. Dat is waar met de volgende aantekening: Guus’ personage vertoont unieke kenmerken waarbij de kans vrijwel nihil is dat meer mensen dezelfde ellende ondergingen.
De anekdotes, die op Guus slaan en soms herhaald worden zijn gebaseerd op zijn disfunctionele familie en verwanten. Hoe kreeg hij het voor elkaar om uit die miljarden wereldbewoners zo’n stelletje ongeregeld bij elkaar te treffen. De avontuurlijke Baron von Münchhausen zou er nog wat van kunnen opsteken. Guus vertelt smakelijk over de bonte verzameling zeloten om hem heen: bipolair, ordinair, vulgair en niet te vergeten unfair. Aan opschrijven kwam hij niet toe. Gelukkig kan ik dat nu doen. De opvattingen over hem hadden een grootste gemene deler: in alle soorten en maten ergerde hij de mensen om hem heen. Vaak omdat hij zijn eigen gang ging. Een ongezellig type. Dat komt op mij als echte familieman vreemd over, maar meer ook niet. Zijn liefhebbende naaste familieleden staken hem met genoegen een mes in de rug.
Onmogelijk dus om in één hoofdstuk Guus compleet te beschrijven. Volgens mij zie je Guus terug via van-de-pot-gerukte familieleden. Die zijn het altijd grondig er over eens, dat de man niet spoort. Die eensgezindheid heeft een praktische verklaring. Elk familielid, dat hem onmenselijk behandelt, heeft minstens één ander liefhebbend familielid, dat Guus negatief beoordeelt. Die op zijn beurt verschuilt zich weer achter een vage achterneef, die Guus op een familiefeestje ook ongezellig in een hoek heeft zien zitten nuchter zijn. Die kan onder ede zweren, dat Guus eigenlijk niet bij hun nobele stam hoort. En zo woekert dat door en iedereen is het met elkaar eens, want zo gaat dat in sommige families.
Als psycholoog van de koude grond heb ik er ook nog wel een paar, maar die vertel ik u alleen fluisterend. Want Guus’ familie van zeloten en malloten zou me levend villen als ik dit luidruchtig kenbaar maak. William Congreve maakt geen deel uit van ons clubje schrijvers bij Webtales,want hij is allang dood, maar vermaard is deze zin in zijn toneelstuk The Mourning Bride: “Hell hath no fury like a woman scorned.” Ofschoon dat eigenlijk een verbastering is van de originele tekst, maar het komt net zo hard aan!. Op zijn boerenfluitjes: “Er bestaat geen helsere furie dan die van een afgewezen vrouw”.
Kijk, Mien – doorgaans zichzelf bedruipend – kon haar wens naar een baby alleen verwezenlijken met behulp van van de enige loslopende man, die zo gek was daarin mee te gaan. Daar had het bij moeten blijven, maar zij verwachtte dat de babybezorger ook de prins op het witte paard was. Reeds met die paar aanduidingen waarmee ik Guus schets, is dat het laatste dat je van een minnaar-van-niks kon verwachten. Guus is geen romanticus, die op zo’n knol klimt.
Erop klimmen was er sowieso niet bij, denk ik, als ik Mien kritisch met keurdersblik bekijk.
Wordt vervolgd