De familieman, die ik ben moest er van bijkomen. In de voorbije maand december ben ik verwend met familiegeluk. Van kerstballen tot oliebollen, van (achter)kleinkinderen tot aangetrouwd spul. Heerlijk! Dat kan ook anders: volgens de statistieken wordt er namelijk rond Kerstmis flink van de echt gescheiden. De kersttijd is bij uitstek geschikt voor familieruzies. Eind vorig jaar vormde zelfs messenstekerij een hoogtepunt. Alle familie zit één keer per jaar bij elkaar en opgekropte emoties komen dan tot uiting. Alleen al bij het woord “erfenis” kan de vlam in de pan slaan. Uiteraard niet bij mijn familie of bij de uwe.
De keerzijde van zulke gelukzaligheid is dat er niets spannends te schrijven valt. Maar gelukkig zijn er – sinds ik onlangs de vierdelige serie “De Kerstkluns” afrondde – rare typetjes opgedoken. Dat waren Guus, Mien en Pien. Die gaven aan het begrip familiesfeer een apart karakter. Wel een beetje te ruig voor – ik zal maar zeggen – de Bouquetreeks.
Mijn beschrijvingen van Guus (een raar personage), Mien (een soort Moeder Teresa 2.0) en Pien (lullig product van Guus x Mien) zien er op het eerste gezicht ongeloofwaardig uit. Onzin uit een dikke duim, maar o schrik… die beschrijvingen zijn naar het leven getekend. In een notendop: de ordentelijke burgers Mien en Pien ontdeden zich rücksichtslos van pa Guus. Alsof hij een oud meubelstuk was. Dat verhaal (“De Kerstkluns”) springt tussen de fictieve anekdotes, die ik wel eens uit het toetsenbord ram, op doordat het berust op ware gebeurtenissen. Fantasie voor het schrijven was niet nodig, want ik gaf alleen maar door wat ik zag. We hebben de neiging om te denken dat een knettergek verhaal automatisch fictie is. Fout!
Guus heeft kennelijk een gewetenszwakke familie. Voor dood achtergelaten worden gaat een mens niet in zijn koude kleren zitten. De beruchte historische families Borgia en De Medici worden nog steeds herinnerd door hun genadeloze, wrede manier van omgang met elkaar. Wel, ze zijn tamme lammeren vergeleken bij Guus’ familie. Ik kom te zijner tijd op hem terug. Volgens zijn omgeving is hij van lotje getikt; dat kan te zijner tijd veel leesplezier opleveren. Maar eerst een paar dingetjes over zijn bijzondere familie.
Meteen loop ik tegen een dilemma aan: worden het authentieke of “sterke” verhalen? De trouwe lezer herinnert zich vast, dat ik ooit zo serieus werd genomen, dat ik een proces aan de broek kreeg wegens smaad en laster. Sommige mensen hebben moeite om werkelijkheid en fantasie van elkaar te onderscheiden. Het kan geen toeval zijn dat de bovengenoemde Pien pogingen heeft gedaan om ook nu mij het schrijven te beletten. Dat ligt misschien aan deze gebeurtenis:
Voor wie “De Kerstkluns” niet heeft gelezen: rond Kerst 2003 werd Guus, de vader van de bovengenoemde Pien, hulpeloos voor dood achtergelaten. Zij en haar moeder rekenden erop, dat hij – liggend op de kamervloer – in zijn eigen lichaamssappen zou marineren. Over zijn tegenwoordige lot is weinig bekend, maar hij moet een geweldige rotzak zijn geweest. De dames kozen voor een indirecte vorm van euthanasie. Dat hield in: iemand hulpeloos laten versterven. In ieder geval waren ze erg opgelucht toen hij van de aardbodem leek te zijn verdwenen. Dat niemand in de omgeving alarm sloeg is terug te voeren tot het verbazingwekkende talent van dit duo om zich als brave burgers voor te doen. Hun fantastische PR zorgde ervoor, dat je er niet op komt dat achter hun glimlachende maskers twee ijskoude killers zouden kunnen schuilgaan.
Waargebeurde toestanden, die te gek zijn om los te lopen, worden niet gemakkelijk geloofd. Verpak je zo’n verhaal als fictie, dan wordt het instemmend gelezen. Zo komt de boodschap alsnog over. De biografieën van Guus, Mien en Pien staan bol van onwaarschijnlijke werkelijkheid. Best handig voor hen is, dat de omgeving zich niet kan voorstellen dat een dochter gewetenloos haar vader voor dood achter laat.
Guus’ dochter Pien van de Kook, ja zo heet ze, stuurde mij een bijna vertederend aandoend dreigement per e-mail. Daarin kondigde ze aan “naar de politie te gaan” als ik doorga met publiceren van onwelgevallige teksten. Ik zie het plaatselijke politiekorps al met zweetdruppeltjes op het voorhoofd zich door mijn taaie teksten worstelen. Ze hebben het al zo druk met het niet afhandelen van serieuze aangiften. De ironie van Piens kloeke voornemen is, dat zij met de politie wel meer onderwerpen heeft te bespreken.
U herinnert zich vast, dat ze haar vader vlak voor zijn ziekenhuisopname nog gauw even van een spaarpot verloste? Zie het verhaal “De Kerstkluns”. Guus’ woning was voor haar een zelfbedieningszaak waaruit ze artikelen, die ze nodig had regelmatig ontvreemdde. Zo kon het gebeuren, dat Guus zich wezenloos zocht naar zijn mobieltje. Bij Pien! Wilde hij op zijn fiets stappen, bleek dat Pien die in bezit had genomen. Inderdaad is zij de aangewezen persoon om “naar de politie te gaan”. Het stuntelige dreigmail van Pien aan mij wordt tot nader order opgeborgen in mijn schoenendoos met verzamelde anekdotes. Pien is van het schaapachtige soort, dus veel geblaat en weinig wol. Ik denk dat het lachen wordt.
Guus blijft in deze aflevering nog even buiten beschouwing. In het algemeen vindt men hem een fletse figuur, Dus wat heb ik toch met mijn fascinatie voor hem? Nou, dat is het wonderlijke (alleen moet je er oog voor hebben): hij is in zekere zin inspirerend. Ook een hufter kan dat zijn. Het borrelt in hem en het loopt bij hem over van interessante gedachten. Jammer genoeg schrijft hij die niet op, maar dat doe ik dan maar al te graag.
Van dit wonderlijke drietal hebben we Pien zo’n beetje gehad: ze is nog steeds wanhopig bezig het zwarte garen uit te vinden. Dan blijft over Mien waar dikke folianten over geschreven kunnen worden. Ik zal mij beperken tot een paar schetsen van deze surrogaat Moeder Teresa.
Wordt vervolgd