Ik ga nooit naar buiten als de zon schijnt. Zo als hij daar dan boven aan de hemel schijnt en zijn warmte werpt op al die mini mensen. Die mensen in hun korte hempjes en korte rokjes. Die lachen zodra hun gesmolten ijsje de grond raakt. Nee, daar doe ik niet aan mee. Ik ga naar buiten zodra het regent en waait. Als de wereld grijs en koud is. Als die mini mensen zitten opgesloten in hun hokjes waar rook uit de schoorsteen komt. Dan loop ik richting het bos, over het pad met keien naar de heuvel in een open veld. Dan klim ik naar boven en ga ik zitten onder de grote eik. Dan kijk ik naar mijn uitzicht op de stromende rivier. En dan lach ik.
Melden