12 februari 2022
Tegenover Luuk zit een jonge vrouw met lange, blonde krullen. Hij schat haar zo’n vierentwintig, vijfentwintig jaar. Veel ouder zal ze niet zijn. Over leeftijd heeft hij in zulke gevallen vaak interessante overdenkingen: met zijn vierendertig voelt hij zich toch alweer best oud worden. Maar zit hij bij zijn oma, met een kopje thee in de hand en een schoteltje met een koekje voor hem op tafel, dan voelt hij zich weer een klein jochie. Ook leeftijd is relatief, dat blijkt maar weer.
‘Kunt u mij vertellen hoe de diensten zijn verdeeld?’ vraagt de jonge vrouw.
Bregje heet ze. Bregje is journaliste en werkt voor de lokale krant. Ze wil een interview met Luuk over zijn werk bij de politie. Volgende week is hij twaalf en een half jaar in dienst bij de politie. Een hele mijlpaal. Luuk weet al dat hij een medaille zal krijgen van zijn chef. Ook een envelopje met een mooie bonus hoort erbij.
Op een of andere manier heeft deze journaliste er ook lucht van gekregen en ze vindt het een leuk item voor de krant.
‘We werken in vroege diensten, late diensten en nachtdiensten.’ legt Luuk uit. ‘Er is altijd één opco, dat is een soort chef van de dag. Ook is er één wijkagent van de dag, die coördineert alle andere wijkagenten. De rest van ons doet het “normale” politiewerk.’ Luuk maakt met zijn vingers aanhalingstekens in de lucht.
Bregje glimlacht. Haar groene ogen twinkelen als ze lacht. ‘Dan is natuurlijk de vraag: wat is normaal voor een politieagent?’
‘Inderdaad.’ Luuk knikt. Dat is precies wat hij bedoelt.
‘Jij bent digitaal wijkagent, toch Luuk?’ Bregje kijkt hem vragend aan.
Luuk knikt. ‘Dat klopt.’
‘Kun je daar wat meer over vertellen?’
‘Ja hoor.’ Luuk legt in het kort uit wat het werk van een digitaal wijkagent inhoudt. ‘Eigenlijk zijn wij een soort verbinding tussen de fysieke en digitale wereld. Onze taak is het geven van voorlichting en het opsporen van online criminaliteit.’
In afwachting van een nieuwe vraag kijkt Luuk Bregje aan. Die lijkt echter niet meteen te weten hoe ze verder moet.
‘Juist. En nu graag in Jip en Janneke-taal.’
Luuk moet lachen. ‘Sorry, voor mij is het zo’n standaardantwoord geworden dat ik er bijna niet over nadenk. Het houdt eigenlijk in dat ik bijvoorbeeld op internet of sociale media in de gaten houd wat er speelt in de samenleving. Als er verontrustende dingen voorbijkomen dan kan ik daarop inspringen, of het doorspelen aan desbetreffende wijkagenten. Rellen of demonstraties bijvoorbeeld; die worden vaak online aangekondigd. Soms in gewone fora of op Facebook, soms op illegale websites. Ik probeer, als wijkagent, deze berichten op te sporen. Op die manier zijn wij als politie op de hoogte van alles wat er speelt in de samenleving. Andersom werkt het ook: als wij een belangrijk bericht willen verspreiden, dan zijn sociale media daar het beste platform voor.’
Terwijl Luuk praat, luistert Bregje aandachtig. Met een pen tussen haar tanden kijkt ze hem aandachtig aan. Af en toe knikt ze of buigt ze zich over haar blocnote om iets op te schrijven.
‘Heb je altijd digitaal wijkagent willen worden?’ vraagt ze.
‘Nee,’ antwoordt Luuk. ‘De functie digitaal wijkagent bestaat pas sinds kort. Nog niet elke stad of wijk in Nederland heeft een digitaal wijkagent. Vroeger wilde ik jeugdagent worden, met de jongeren op straat in verbinding gaan. Dat doe ik eigenlijk nog steeds, maar dan digitaal.’
Bregje knikt begrijpend. ‘Als ik het goed begrijp, werk je nu dus vooral vanuit je laptop. Vind je het niet jammer dat je nu niet meer op straat loopt en meldingen rijdt?’
Hier moet Luuk even over nadenken. Met haar pen in de aanslag wacht Bregje geduldig op zijn antwoord.
‘Nou, ik werk nog steeds wel op straat. Wijkagenttaken horen ook bij mijn functie en dus kom ik veel bij de mensen thuis. Een aantal van mijn diensten zijn nog steeds op straat, meldingen rijden. Maar ook ik word wat ouder. Ik heb mijn portie actie inmiddels wel gehad.’
Bij de vraag van Bregje welke dienst Luuk het liefst draait, moet hij lachen.
‘Zonder twijfel een nachtdienst.’ antwoordt hij.
‘Je hebt een gezin thuis.’ antwoordt Bregje verbaasd. ‘Denken zij daar net zo over?’
‘Nee, waarschijnlijk niet,’ geeft Luuk toe. ‘Maar de nachten hebben iets bijzonders. Spanning wordt nog spannender, dreiging nog dreigender en wonderen nog wonderbaarlijker. ‘s Nachts is alles intenser en daar geniet ik enorm van.’
‘Wauw.’
‘Wauw?’ vraagt Luuk met opgetrokken wenkbrauwen.
‘Ja, wauw. Je wordt helemaal enthousiast als je over de nachtdiensten praat. Je begint er zelfs van te stralen.’
Luuk denkt terug aan een nachtdienst, inmiddels al een hele tijd geleden, aan het begin van zijn loopbaan bij de politie.
Saar en hij waren net gaan samenwonen. Jong waren ze nog, begin twintig. Saar begon haar carrière als juf op een basisschool. Ze stond voor groep 1, meent Luuk zich te herinneren. Het zou ook zomaar groep 3 kunnen zijn geweest, of 4. Dat weet hij niet meer zo precies. De kinderen liepen met haar weg, dat herinnert hij zich wel goed.
Zelf was Luuk net een paar maanden in dienst bij de politie. Na een loopbaan van zo’n vijf jaar bij defensie koos hij bewust voor een leven zonder uitzendingen, een leven waarbij hij elke dag thuis kon zijn en kon nadenken over een gezin met zijn lieve Saar.
Meteen vanaf de start voelde Luuk zich thuis bij de politie. Dit past misschien nog meer bij hem dan leidinggeven aan een stel soldaten. De opleiding duurde vier jaar, maar gelukkig mochten ze als student al snel ook de straat op. Meteen had Luuk in de gaten dat nachtdiensten zijn favoriete diensten waren.
‘Ja, ach. Die nachtdiensten,’ zucht Luuk. ‘Dat blijven toch bijzondere diensten. Soms zijn ze dodelijk saai. Geen meldingen, geen actie, heel erg vermoeiend. Maar soms, misschien wel vaker dan je zou denken, heeft het iets heel speciaals.’