‘Wat eten we vanavond?’ vraagt Ellis precies om elf uur aan de man met de groene pet.
Hij denkt diep na, laat zijn blik over de groentekraam gaan en besluit: ‘Raapsteeltjes.’
‘Lekker,’ zegt Ellis, al weet ze eigenlijk niet zeker of ze dat wel eens gegeten heeft.
‘Welk fruit nemen we?’ vraagt de man.
Nu is het de beurt aan Ellis om haar ogen over het uitgestalde fruit te laten gaan. De aardbeien zijn in de aanbieding, maar die heeft ze vorige week al gekozen. ‘Blauwe bessen,’ besluit ze.
‘Mmm.’ De oude man rekent twee ons raapsteeltjes en een bakje blauwe bessen af. ‘Eet smakelijk en een prettig weekend,’ zegt hij tegen Ellis.
Net als elke zaterdag antwoordt Ellis: ‘Geniet ervan. Fijne week!’
De man vertrekt. Ellis koopt raapsteeltjes, blauwe bessen en wat andere groenten en fruit voor de rest van de week. Maar ze weet dat ze de raapsteeltjes vanavond op tafel zal zetten. Met een glimlach loopt ze verder de markt op voor brood en noten.
Dennis komt de keuken binnen. ‘Dat ruikt lekker.’ Hij geeft Ellis een zoen en kijkt in de pan.
‘Raapsteeltjes,’ zegt Ellis.
‘Wat is dat?’
‘Groente!’ lacht Ellis.
‘Nooit van gehoord. Is het te eten?’
‘Tuurlijk is het te eten.’ Ellis duwt hem opzij. ‘Het is vast lekker. Tip van mijn vriend van de markt.’
‘O, die vreemde vent.’ Dennis pikt een paar blauwe bessen uit het bakje op het aanrecht. ‘Moet ik me zorgen gaan maken om jullie wekelijkse rendez-vous?’
Ellis lacht. ‘Ik heb je al verteld dat het een oude man is. Hij is gewoon aandoenlijk. Ik denk dat hij een beetje eenzaam is. Die paar zinnen die we uitwisselen zijn misschien wel het hoogtepunt van zijn week.’
‘Vast wel. Met jou praten is ook altijd het hoogtepunt van mijn dag.’
‘Slijmbal,’ zegt Ellis met een glimlach.
‘Maar serieus. Is hij eenzaam? Heeft hij geen kinderen of familie?’ vraagt Dennis.
‘Ik heb geen flauw idee,’ zegt Ellis. ‘We praten nooit echt. We wisselen elke week precies dezelfde woorden uit. Hij kiest de groente, ik het fruit. Dat kopen we en dan wensen we elkaar weer een fijne week.’
Dennis schudt geamuseerd zijn hoofd. ‘Alleen jij kan zo’n relatie met iemand onderhouden.’
Ze haalt haar schouders op. ‘Ik vind het leuk. En als het zijn dag nou een beetje leuker maakt. Win-win toch?’
De zaterdag erna komt Ellis minder opgewekt thuis van de markt. Dennis kijkt op van de krant die hij aan het lezen is en vraagt: ‘Wat is er?’
‘Hij was er niet.’
‘De oude man?’
Ellis knikt en bijt op haar lip.
‘Maak je nou niet meteen zorgen,’ zegt Dennis. Maar daar is het al te laat voor.
‘Misschien is er iets gebeurd. Ligt hij alleen in zijn huis.’
‘Ga nou niet van het ergste uit. Misschien had hij gewoon iets anders te doen. Hij heeft ook geen telefoonnummer om jou te laten weten dat hij niet komt.’
Ellis laat zich met een zucht op een stoel zakken.
‘Het is vaderdag,’ oppert Dennis. ‘Hij is vast met zijn kinderen op pad.’
‘Als hij die heeft.’
Ellis was naar de stad gegaan, waar elke winkel en marktkraam haar er schreeuwerig aan herinnerde dat het vaderdag is. Allemaal leuk en aardig voor mensen die een vader hebben.
Dennis haalt zijn schouders op. ‘Hij is er vast volgende week weer.’
Maar de volgende twee zaterdagen is er ook geen spoor van de man. Ellis gaat een uur vroeger naar de markt en blijft daar tot ver na elf uur. Ze vraagt naar hem bij de mensen van de groentekraam. Die weten wie ze bedoelt, maar ook zij hebben de man al weken niet gezien.
‘Hij komt dus ook niet op een andere tijd,’ legt Ellis thuis aan Dennis uit.
Die zucht. ‘Laat het los, schat. Je kunt er toch niets aan doen.’
Daar is Ellis het niet mee eens.
‘Ik ga hem zoeken.’
Dennis trekt een wenkbrauw op. ‘Waar?’
‘Te beginnen op de markt natuurlijk.’ Ze staat op en loopt naar de markt, haar enige aanknopingspunt.
De vrouw achter de groentekraam reageert een beetje geïrriteerd als Ellis voor de tweede keer die dag naar de man met de groene pet vraagt.
‘Weet u echt verder niks?’ dringt Ellis aan.
De vrouw haalt haar schouders op terwijl ze appels in een zak doet.
‘Volgens mij haalt hij wel eens een visje,’ zegt ze.
‘Dank u.’
Bij de viskraam weten ze ook wie Ellis bedoelt.
‘Al een tijdje niet gezien,’ zegt de visboer bedachtzaam.
‘Ik maak me zorgen om hem,’ legt Ellis uit. ‘Weet u iets van hem?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Hij koopt soms kibbeling.’
Ellis knikt.
‘Maar verder ken ik de man niet. Ik heb veel vaste klanten, weet u.’
‘Dat snap ik,’ verzucht Ellis.
‘Volgens mij loopt hij meestal in die richting,’ wijst de visboer. ‘Misschien woont hij in die bejaardenflat.’
‘Ja, wellicht. Bedankt in elk geval,’ zegt Ellis.
‘Lekker harinkje?’ voegt de man met een glimlach toe.
Ellis houdt helemaal niet van vis, maar vindt het eigenlijk wel zo beleefd om nu iets te kopen. ‘Nee, bedankt. Maar ik wil wel een portie kibbeling, alstublieft.’ Daar kan ze Dennis wel blij mee maken.
Even later staat ze voor de bejaardenflat aan de overkant van de weg. Ze kijkt naar de deurbellen en brievenbussen. Hier wonen honderden mensen. Hoe kan ze hem hier vinden? Als hij hier al woont. Ze leunt tegen een muurtje. Af en toe loopt er iemand het gebouw in of uit. Niemand met een groene pet.
Als Ellis ‘s avonds thuiskomt, staat het gezicht van Dennis op onweer.
‘Ik heb kibbeling voor je meegebracht, schat,’ zegt ze opgewekt.
Zwijgend pakt hij het zakje aan. Hij pakt er een uit. ‘Ze zijn koud.’
‘Dan warm ik ze toch even op.’ Ze schudt de kibbeling op een bord en zet het in de magnetron.
‘Waar ben je zo lang geweest?’ vraagt hij.
‘Ik zocht de man van de markt. Dat zei ik toch?’
‘Heb je hem gevonden?’
Ze schudt haar hoofd.
‘Waar heb je gezocht?’ dringt hij aan.
‘De markt en de bejaardenflat daar vlakbij.’
‘Woont hij daar?’
‘Misschien.’
Dennis zucht. ‘Hoe heb je dan gezocht? Overal aangebeld?’
De magnetron pingt en Ellis trekt het deurtje open. ‘Gewoon voor de deur gewacht.’
‘Je hebt uren voor een flat gestaan?’ Dennis gaat steeds harder praten.
Ellis haalt het bord uit de magnetron. De damp slaat van de visstukjes af. Ze zet het bord voor Dennis op tafel. ‘Het kan toch geen kwaad,’ zegt ze zacht.
Dennis slaat met zijn vlakke hand op tafel. Zo hard dat de kibbeling van het bord loskomt. ‘Hij is niet je vader, El!’
Ellis blijft stokstijf staan. Ze heeft Dennis nog nooit zo horen uitvallen. En ze had deze opmerking niet verwacht. Haar vader? Dat dacht ze ook helemaal niet. Ze knippert de tranen uit haar ogen. Na een lange stilte zegt ze: ‘Wat heeft mijn vader er nou mee te maken?’
Zonder een antwoord af te wachten loopt ze de kamer uit. Ze laat de deur met een klap dichtvallen.
De volgende ochtend loopt Ellis door de straat waar elke zaterdag de markt staat. Alle kramen zijn opgedoekt en alle sporen gewist. Er staat een snijdend koude wind. Ellis zet haar kraag op. Gisteravond en vanochtend hing er een gespannen stilte in huis. Dennis was vroeger naar zijn werk vertrokken dan nodig en Ellis vond het wel best. Hoefde zij zich niet te verantwoorden over waar ze heen ging. Ze kan nog steeds niet geloven dat hij over haar vader begon. Natuurlijk is de man met de groene pet niet haar vader. Dat is ook geen seconde in haar opgekomen. Haar vader zal ongeveer dezelfde leeftijd hebben. Eigenlijk weet Ellis verder helemaal niks van hem. Strikt genomen kán de man wel haar vader zijn. Ondanks de kou voelt ze warmte van haar nek naar haar wangen stijgen. Dan schudt ze stellig haar hoofd. Onzin. Dat zou te toevallig zijn. Alsof haar vader na veertig jaar ineens naast haar bij een marktkraam zou staan. En ze zouden elkaar herkennen. Toch? Ze hebben elkaar nog nooit gezien, maar is er niet zoiets als een biologische band? Ze is er niet zo zeker van.
Automatisch is ze naar de flat gelopen. Ze aarzelt. Gaat ze net als gisteren hier rondhangen in de hoop hem tegen te komen? Ze ziet geen andere opties. Meer aanknopingspunten heeft ze niet. Ze zal hier wachten wanneer ze kan. En volgende week zaterdag natuurlijk weer naar de markt.
Na een uur, als Ellis net overweegt naar huis te gaan, komt een bejaarde vrouw naar haar toe.
‘Goedemiddag.’
‘Goedemiddag,’ zegt Ellis voorzichtig. De vrouw vindt het vast verdacht dat ze hier op de uitkijk staat. Misschien lijkt ze wel een inbreker of iemand die met een babbeltruc oudere mensen oplicht.
‘Staat u op iemand te wachten?’ vraagt de vrouw. Ze heeft een vriendelijk gezicht. Het klinkt zeker niet alsof ze Ellis ergens van wil beschuldigen, maar eerder alsof ze wil helpen.
Ellis weet niet wat ze moet antwoorden. Ze wacht wel op iemand, maar ze weet nauwelijks op wie.
‘Ik zie u al zo lang staan in de kou,’ gaat de vrouw verder. ‘Kan ik u misschien helpen?’
‘Eh, nou, dat is heel vriendelijk van u.’ Ellis twijfelt. Maar het kan vast geen kwaad haar rare verhaal aan deze dame te vertellen. ‘Eerlijk gezegd zoek ik iemand. Een man die ik regelmatig op de markt tegenkom. Ik heb hem al een tijd niet gezien en nou maak ik me een beetje zorgen.’
‘Hij woont hier?’ De vrouw gebaart naar de flat.
‘Nou, dat weet ik helemaal niet.’ Ellis voelt haar wangen gloeien. Ze moet behoorlijk gestoord overkomen. ‘Ik weet niet waar hij woont. Maar misschien hier. Dus ik dacht, als ik hier sta, zie ik hem misschien.’
‘Ik ken wel veel van mijn buren,’ zegt de vrouw behulpzaam. ‘Wat weet je over hem?’
‘Eigenlijk niks,’ geeft Ellis toe. ‘Alleen dat hij elke zaterdag naar de markt gaat voor groente en fruit. Soms kibbeling bij de visboer. Hij draagt altijd een groene pet.’
‘Oh, dan bedoel je vast Willem. Hij gaat nooit de deur uit zonder die groene pet van hem.’
Ellis’ mond valt open. Zou deze vrouw echt zomaar de oplossing hebben? Zou deze buurman Willem haar vriend van de markt zijn? Het is moeilijk te geloven. Willem is vast niet de enige oude man die een groene pet draagt.
‘Hij woont bij mij op de verdieping,’ babbelt de vrouw verder. ‘Het huisnummer weet ik niet uit mijn hoofd. Maar als je even meeloopt, wijs ik je de juiste deur. Kunnen we even kijken of alles in orde is met hem. Ik kan me niet zo direct herinneren dat ik hem recent nog heb zien lopen. Dus goed om hem even op te zoeken.’
Een beetje verbouwereerd kijkt Ellis de vrouw aan.
‘Eh, oké. Ja, graag.’
‘Kom maar mee.’ Opgewekt loopt de vrouw voor Ellis uit naar de ingang. De vrouw lijkt erg blij dat ze kan helpen. Ellis vraagt zich af wat ze moet zeggen als een andere man de deur open doet. Misschien moet ze tegen de vrouw zeggen dat hij inderdaad is wie ze zocht. Ze wil voor zo’n vriendelijke vrouw niet de dag verpesten. Ze nemen de lift naar de elfde verdieping en voor Ellis goed en wel kan bedenken wat ze moet zeggen, heeft de vrouw al aangebeld bij de derde deur aan de galerij. Willem doet de deur open. Zonder groene pet, maar Ellis herkent hem meteen. Hij herkent haar ook en zijn borstelige wenkbrauwen schieten omhoog.
‘Hé, fruitmeisje,’ zegt hij.
Ellis schiet in de lach. ‘Dag groentemeneer.’
‘Alles goed, Willem?’ vraagt de vrouw.
‘Ja, hoor, alles in orde,’ zegt Willem, verbaasd van zijn buurvrouw naar Ellis heen en weer kijkend.
‘Dan laat ik jullie bijkletsen,’ zegt de buurvrouw.
‘Dank u wel voor uw hulp.’ Ellis schudt de vrouw de hand.
Zodra de vrouw een paar deuren verder haar eigen huis in is verdwenen, schudt Ellis ook Willem de hand. ‘Ik heet Ellis.’
‘Goh, je hebt een naam,’ zegt Willem geamuseerd. ‘Kan ik je een kopje thee aanbieden?’
‘Dat is heel vriendelijk, maar ik wil u niet storen. Ik kom zo onaangekondigd langs.’
‘Zeg maar jij, hoor. En je stoort me zeker niet. Gezellig juist. Ik krijg niet vaak bezoek.’
‘Dan drink ik graag een kopje thee. Bedankt.’ Ellis volgt hem de huiskamer in.
‘Wat voor thee wil je?’ vraagt Willem terwijl hij de open keuken inloopt. ‘Ik heb geen blauwe bessen thee.’ Hij lacht hard. ‘Wel rooibos.’
Ellis lacht met hem mee. ‘Rooibos is prima.’
‘De bessen waren trouwens erg lekker,’ zegt Willem als hij even later twee koppen thee op tafel zet en tegenover Ellis gaat zitten.
‘Gelukkig,’ zegt zij. ‘De raapsteeltjes ook. Ik kende ze nog niet, maar het was heerlijk. Zelfs mijn vriend – een kritische eter – vond het lekker.’
Ze zwijgen even terwijl ze allebei een slok thee nemen. Willem zet zijn beker neer en vraagt: ‘Wat brengt je hier?’
‘Ik had je al een tijdje niet gezien,’ legt Ellis uit. ‘Dus vroeg ik me af of alles goed was.’
‘Wat lief. Alles is gelukkig prima in orde. Hoe wist je waar ik woonde?’
Ellis zucht en legt uit hoe ze hem gezocht heeft. Ze voelt zich een beetje een stalker. Maar Willem luistert met een glimlach naar haar verhaal.
‘Ik voel me vereerd dat je zo veel moeite voor me hebt gedaan,’ zegt hij tenslotte. ‘Dat had je echt niet hoeven doen. Ik …’ Hij zoekt even naar de juiste woorden. ‘Ik wist niet dat onze onderonsjes voor jou even veel betekenden als voor mij.’
Ellis slikt, verbaasd over tranen die plotseling opwellen. Ze kan ze nog net weg knipperen. Ze kucht. ‘Volgens mijn vriend raakte ik een beetje geobsedeerd omdat … omdat ik mijn vader niet ken.’
Willem kijkt op. ‘En je dacht dat ik …?’
‘Nee,’ zegt Ellis snel.
Willem haalt opgelucht adem. ‘Ik heb wat domme dingen gedaan in mijn leven, maar ik kan toch wel met zekerheid zeggen dat ik niet jouw vader ben.’
Ellis schudt haar hoofd. ‘Nee, dat dacht ik niet, hoor.’
Ze neemt een slokje. ‘Heb je kinderen?’ Ze heeft meteen spijt van die vraag, want Willems gezicht betrekt. ‘Niet dat dat mij iets aangaat,’ zegt ze snel.
Willem wuift haar opmerking weg. ‘Ik heb een dochter,’ legt hij uit. ‘Maar we hebben al jaren geen contact meer.’
Ellis bijt op haar lip. Ze wil graag weten waarom, maar ze heeft al te veel gevraagd.
‘Zoals ik al zei, heb ik domme dingen gedaan,’ gaat Willem verder. ‘Dus ik kan het haar niet kwalijk nemen. Maar ik hoop dat ze me een keer vergeeft. Laatst dacht ik dat er een teken van haar was.’ Hij wijst op een grote kartonnen doos op het aanrecht. ‘Er werd een groentepakket bezorgd.’
‘Daarom kwam je niet naar de markt!’ begrijpt Ellis.
Willem lacht. ‘Precies. Ik heb meer dan genoeg groente. Ik weet niet hoe ik het op moet krijgen. Maar goed. Bij dat pakket zat een bericht dat ervoor betaald was door een anoniem persoon en ik zes weken lang zo’n pakket zou krijgen. Ik vroeg me af wie de afzender was.’
‘Je dochter?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Dat dacht ik dus even. Tegen beter weten in. Want waarom zou ze na al die jaren zonder contact ineens zoiets sturen? Het bleek van een stel oude vrienden. Ze belden er later over. Een vriendelijk bedoeld gebaar. Mensen denken dat je als man alleen niet goed voor jezelf kunt zorgen, maar ik kan prima een gezond maaltje koken.’
Er valt een stilte. Ellis’ ogen dwalen naar de doos groente.
‘Nog één week,’ zegt Willem. Ellis is blij om weer een glimlach op zijn gezicht te zien. ‘Dan kan ik weer zelf mijn groente uitzoeken. En fruit naar jouw keuze.’
Ze lacht. ‘Je mag natuurlijk best zelf iets anders uitkiezen. Je hoeft niet altijd naar mij te luisteren.’
‘Juist wel. Ik vind het leuk. Zo probeer ik eens wat nieuws. Dat vind ik leuk. Maar deze groenten zijn wel heel bijzonder.’ Hij loopt naar de keuken en pakt iets uit de doos. ‘Dit is een pastinaak. Wel eens gegeten?’
Ellis schudt haar hoofd.
‘Best lekker,’ zegt Willem. ‘Hier, neem maar mee. Kijken of je dat je vriend in de maag kan splitsen.’
‘Dat hoeft niet, hoor,’ zegt Ellis.
‘Jawel, neem het alsjeblieft mee,’ dringt Willem aan. ‘Ik heb meer groente dan ik de rest van het jaar op kan. En over drie dagen komt er weer zo’n doos!’
Lachend neemt Ellis vier pastinaken aan. ‘Bedankt.’
‘Bedankt dat je je om me bekommert,’ zegt Willem.
‘Ik ben blij dat alles goed met je is,’ zegt ze. ‘Fijn om je even te zien. Het spijt me dat je je dochter moet missen.’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Wie weet komt dat nog. Ooit. Het spijt me dat je je vader moet missen.’
‘Bedankt.’ Ellis glimlacht. ‘Ook dat komt misschien ooit. En tot die tijd, kijk ik uit naar onze ontmoetingen op de markt.’
‘Ik ook. Maar pas over twee weken. Weet je wat? Kom binnenkort eens bij me eten. Dan kan ik je laten zien hoe je pastinaak lekker klaarmaakt. Neem je vriend ook mee.’
‘Goh, bedankt. Weet je het zeker?’
‘Als hij wil natuurlijk. Ik vind het leuk om te koken, maar ik eet meestal alleen.’
‘Die uitnodiging neem ik graag aan,’ zegt Ellis, terwijl ze de pastinaken teruglegt in de doos. ‘En ik krijg Dennis vast ook mee. Hij begon zich al zorgen te maken dat ik elke week een man ontmoette bij de groentekraam.’
Willem schiet in de lach. ‘Dacht hij dat ik je minnaar was?’
Ellis voelt haar wangen kleuren. ‘Ik weet niet wat hij allemaal dacht. Maar het zal wel helpen als hij er een gezicht bij heeft. En een naam. Dank je wel, Willem.’
‘Jij bedankt, Ellis. Tot snel.’
Een werkelijk heel mooi verhaal Inge. Jij schrijft zo goed, dat ik dit ‘gewoon’ kon meebeleven.
Ik heb hier van genoten, dank je wel. Hartelijk liefs van Corry.*
P.S. Ook een mooie foto van de man, zo’n markant gezicht!
Dankjewel Corry! De foto is van Pixabay, ik vond hem er wel mooi bijpassen 🙂
Heel erg leuk verhaal en erg goed verteld. Mijn complimenten.
Dankjewel LuFeFal!