Ik stapte in bus 1 naar het station. Op het station moest ik bus 4 hebben naar Terwijde. De 4
stopte niet meer op perron C, maar op perron D. Die verandering snapte ik niet. Maar er waren
meer dingen, die ik niet snapte. Die veranderingen maken het alleen maar lastiger voor de
reiziger. Toen ik uit de l stapte, was bus 4 er nog niet. Ik moest zo’n twintig minuten wachten.
Ze hadden de reistijden aangepast. Dat had te maken met de coronacrisis. Dat werd er niet bij-
gezegd. Dat moest je zelf maar vaststellen. Dat deed ik ook. Ik vroeg mezelf af, wat ik in die
twintig minuten moest doen. Een krant lezen zat er niet in. Ik had geen krant bij me. En ook
geen boek. Ik ben daarom met de roltrap naar boven gegaan en kwam in de stationshal terecht. Daar was niet veel te beleven. De meeste zaken waren dicht. Had natuurlijk met de
corona te maken. Ik vond het heel vervelend, dat de Corona mijn leven bepaalde. Maar daar
was niets tegen te beginnen. Daar moest ik me bij neerleggen. In de stationshal had je bijna
ook geen passagiers. Passagiers maken de stationshal gezelliger. Dat viel mij eigenlijk nu pas
op. Ik heb het niet eerder in de gaten gehad.
Ik stond in de stationshal wat te staan. Ik keek nergens naar. Maar het was toch net, of ik naar
iets of iemand zocht. Er kwam een vrouw op me af, die eer aantrekkelijk uitzag. Of ze me kon
helpen, vroeg ze. De bovenste knopen van haar bloesje stonden open. Ze had geen bh aan. Ik
kon haar rechterborst zien en ook de tepel. Ik kan niet zo goed tegen blote borsten en helemaal
niet tegen tepels. Daar word ik altijd erg geil van en heb mezelf dan niet meer in de hand. Ik heb er een hekel aan, als ik geen controle heb over mezelf.
‘Of u me kunt helpen ?’ zei ik.
‘U staat zo verloren om u heen te kijken.’
‘Ik ben negens naar op zoek. Maar ondertussen zie ik wel uw borst.’
‘Daar zijn ze ook voor,’ zei ze beslist. Ze lachte uitnodigend.
‘Hoe vindt u mijn borst ?’, vroeg ze
‘Daar ben ik een beetje in de war van,’ zei ik. ‘Ze zijn verleidelijk, erg verleidelijk.’
‘Weet je wat,’ zei ze, ‘heeft u zin om met me mee te gaan. Ik ben met de auto en woon in
Utrecht.’
Die uitnodiging had ik wel verwacht. Zei ik tegen haar.
‘U weet wat in de wereld te koop is,’ was haar reactie.
‘Ik moet naar Leidserijn,’ zei ik.
‘Als u eerst met me meegaat, dan kunt u daarna altijd nog naar Leidserijn.’
Het had weinig gescheeld, of ik was met haar meegegaan. Maar ik had een afspraak, waar ik
niet onder uit kon. Ik moest naar de acupuncturist.
Dat vertelde ik haar. Ze begreep mijn probleem.
‘Weet je wat,’ zei ze toen, ‘ik breng je naar Leidserijn. Ik ken dat plaatsje nog niet. Een ideale
gelegenheid om dat plaatsje te leren kennen. En daarna gaan we naar mijn huis.’
Ik vond het goed. Zo’n aanbod sla je niet af.
‘Weet je wat mijn probleem is,’ ging ze verder, ‘Ik heb al twee weken geen man gehad. En dat
begin ik te voelen. Ik kan zo lang niet zonder seks. Mijn man zit al zo’n half jaar in Parijs. An-
ders was er niets aan de hand geweest.’
Ik hoefde niet meer met de bus. Ik stapte bij haar in de auto en ze reed naar Leidserijn. Onder-
weg. Onderweg stond ze even stil. Ze wilde me eest even kussen. Dat deed ze.
‘Die kus smaakt naar meer,’ zei ik.
Ze stopte niet pal voor de acupunctuurzaak, maar een paar huisjes eerder.
Toen ik klaar was, reed ik met haar mee naar huis. Ze had haast. Toen ze eenmaal thuis was,
trok ze alles uit en dook ze haar bed in. Ik volgde.