Mijn vader en ik waren in die tijd verwoede hengelaars zodat wij tijdens de weekenden samen aan vele hengelconcoursen deelnamen en ons dan ook menigmaal in de prijzen wisten te vissen. Deze prijzen waren in die jaren vaak artikelen van huishoudelijke aard zodat mijn vrouw de hengelsport nog enigszins kon waarderen. Daar was dan ook alles wel zo’n beetje mee gezegd.
Wat zij echter niet kon waarderen aan deze sport was het feit dat ik de doos met enige honderden maden die ik in het weekend moest gebruiken, simpelweg in onze eigen koelkast zette, gewoon tussen de levensmiddelen die voor ons zelf bestemd waren. Daar was volgens mij niets mis mee, ze zaten namelijk in een keurig afgesloten in een speciaal daarvoor ontworpen madedoosje.
Wat kon je nou gebeuren? Niets toch? Trouwens, die partij krioelende maden werden door de lage temperatuur steeds minder beweeglijk, dus die hadden niet echt de pit meer om zich uit hun keurig afgesloten doosje te bevrijden. Hebt u wel eens maden gezien met kippenvel? Nee! Nou ik wel!
Geen zorgen voor morgen meid, hield ik mijn vrouw dan ook geruststellend voor, die vervolgens daarna steevast, maar netjes boven de pot, vol overgave over haar nek ging. Van het geluid wat zij daar bij maakte, kreeg ik kippenvel. Maar ik hield, eigenwijs als dat ik groot was, voet bij stuk. Zo’n madedoos kreeg je niet zomaar open! Er moest heel wat water door de zee stromen om mij op andere gedachten te brengen. Die gedachte was helaas van korte duur! Het noodlot besliste anders!
Ik schrok me te pletter van de wekker die om vier uur in de ochtend afliep en gaf deze zo’n oplawaai, dat ik niet alleen de wekker maar ook mijn brilmontuur en de daarbij behorende brillenglazen vermorzelde. De dag begon dit keer niet al te best. Een slecht voorteken dacht ik nog en begon mij snel aan te kleden.
Het was regenachtig weer die bewuste zondagmorgen en ik pletterde nonchalant mijn viskanis, mijn hengels en mijn doos met klappertandende maden achterin de kofferbak van mijn auto en smeet wat humeurig de klep dicht. Ik startte m’n wagen en reed snel weg richting visstek.
Daar aangekomen en na het openen van de achterklep, zag ik tot mijn grote verbazing een krioelende massa maden die zich aangenaam voortbewogen door mijn kofferbak. De madedoos was tijdens de rit open geschoten en bibberend waren zij hun vrijheid tegemoet getreden om zich daarna te verstoppen in de aanwezige kieren en gaten. Collega hengelaars hielpen mij die ochtend aan maden en de ramp was voor dat moment eigenlijk nihil. Enkele weken later zou pas blijken hoe groot de ramp in werkelijkheid was.
Op een morgen zat mijn auto stikvol met vette, zoemende strontvliegen waarop nauwelijks te jagen viel, want als ik er één doodsloeg kwamen er weer tientallen vette vliegen voor terug. Er was met goed fatsoen met deze auto niet meer te rijden dus ik had mijn lesje wel geleerd. Dit moest zeker niet gebeuren in onze koelkast.
Die avond heb ik alleen al bij de gedachte niet echt lekker en smakelijk gegeten. Steeds zag ik weer iets bewegen op mijn bord en mijn prak eindigde dan ook spontaan in het toilet. Zag ik ze nu vliegen of was het allemaal verbeelding.
Met een glimlach rond haar ponem vroeg zij sarcastisch of het doosje maden nog in de koelkast moest. Ik heb daarna de rest van de avond op mijn knieën misselijk over de pot gehangen! In mijn huis nooit geen maden meer met kippenvel, brrr.