Daar stond ik dan. Gekozen. 100 slaven van ons kamp stonden in de arena. Er waren al twee groepen voor ons gegaan. De karkassen van de slaven lagen bezaaid over de grond. Het enige stuk van de arena dat schoongemaakt was zijn de 100 witte cirkels, de startposities van de slaven. Ik bukte me om een vinger in het witte zand te steken. De vinger kwam er rood uit. Hier was een slaaf gestorven. Ik keek naar mijn pogio. Een dik mes. Daarna keek ik naar de hopen met wapens. Mijn oog viel op een bijl bij de dichtstbijzijnde hoop. De bijl was van titanium. Gemaakt door mij en mijn slaafgenoten. Ik was een wapensmid, nou eigenlijk een hulpje. Van mijn meester mocht ik wel oefenen met de wapens na de uren dat ik moest werken. Hierdoor was ik een van de beste krijgers uit het kamp geworden. Toen een soldaat dit had gezien, meldde hij dit bij de commandant. Die wilde dat ik in het leger kwam. Mijn antwoord was nee. Aangezien ik een eigendom was van een van de belangrijkste wapensmid uit Imperium was. Kon hij me niet meenemen. De smid wilde me ook niet verkopen. Dus uit wraak nam de commandant me mee naar de arena. Ik keek naar de pilaar in midden wan de wapen hoop. Er klonk een hoorn, klaar? Uit de pilaar kwam een vlam, af! Ik rende naar de rand van de cirkel. Een meter links van me werd een slaaf zijn keel doorgesneden. Bloed spoot op mijn gezicht. Vader. Ik rende veder. Weg van de drukte. Plotseling stond er een man voor me. Ik zag zijn bebloede mes en wist dat hij me ging doden. Ik stak mijn mes naar hem toe. Hij draaide weg en schreeuwde: ‘hoe durft u mij aan te vallen?’ Hij liet zijn mes vallen vol afgrijzen stapte hij naar achter. Ik raapte het mes op en gooide zijn mes. Het mes belandde in zijn borstkast. Hij keek verdwaasd naar het mes dat in zijn borst stak. Ik keek weg. Moeder, een man vocht met een vrouw die een kind van 16 beschermde. Ze stond dapper voor haar. Klaar om toe te staan. Ze keek vol liefde als of ze haar kind is. De dolk van de man stak in haar buik. Met een hatelijke grijns liep de man naar de naar adem happende vrouw toe. Zuster, het meisje sprong met haar dolk op de man af. De man ontwapende haar. Ze werd bij haar arm gepakt en mee gesleurd. Hij trok haar naar de kamer waar de belangrijkste mensen keken. De man stak met een sierlijke zwiep in haar borst kast er klonk jammerend gekreun en ze was dood. Ik rende naar de man toe en ramde mijn dolk in zijn ribbenkast. Ik voelde de ribben tegenwerken. Maar mijn kracht en woede samen waren niet te stopen. Het gekraak van de botten trilde door het mes. Het spierweefsel hield het ook niet. Het mes bonsde twee keer, die hartslagen waren laatste hartslagen van zijn leven. De hoorn klonk weer. Nog 20tig man over. Ik keek naar de overgebleven slaven. Bijna allemaal hadden ze goede, betere wapens. Ik keek weer naar de hoop. De bijl was omgevallen en lag nu schuin op een ander zwaard. Mijn benen begonnen te bewegen in de richting van de bijl. Gefocust rende ik eropaf, te gefocust. Had ik het lijk maar gezien. Mijn voet bleef haken. Met een smak klapte ik op het volgende lijk. De lucht werd uit mijn longen geperst. Ik hapte naar adem. De sterren dansten voor mijn ogen, maar ik moest opstaan, overleven. Dus rolde ik op mijn rug en duwde mijzelf op mijn hurken. Half strompelend liep ik veder. Er klonk weer een hoorn. Ik keek naar de zijkant van de arena. Stieren, krokodillen of tijgers? Er ratelde 16 hekken open. Waar stuk voor stuk een tijger uit liep. Een tijger hapte naar een slaaf die dichtbij hem stond. Die slachttanden raakte haar op een haar na. Ze sprong met een gil weg. Ik was bijna bij de bijl. Mijn ribben deden geen pijn meer. Nee, dat kan niet, het klopt gewoon niet. Ik moest stoppen! Het lukte niet, te hard ik rende te hard. Eromheen kon ook niet. Dus ik sprong. Ik landde sierlijk op mijn hurken. ‘Een bijl heeft geen extra bobbels in het hand vat.’ Schreeuwde ik. Mijn hand rukte een zwaard uit de hoop en stak het zwaard in het midden. Ik voelde dat het zwaard zijn doel had bereikt. Toen ik het zwaard weer uit de hoop had gehaald was het rood. Wandelend liep ik om de stapel heen. Daar was ie dan. Mijn prachtige bijl. De hand van de dode jongen/meisje lag stijf om het handvat heen. Ik wrikte de bijl uit zijn/haar hand. Pijn. Drie strepen. Ik sprong naar voren. Er stond een tijger achter me. Hij rukte aan zijn ketting en maaide met zijn poten naar me toe, maar helaas. De ketting hield hem tegen. Er kwam een meisje recht op mij afstormen. Niet op mij maar op de tijger. Ze hakte haar zwaard in de kop van de tijger. Er klonk nog een hoorn. Eindstrijd. Er waren nog elf mensen over. De tijger had haar tegen e grond gewerkt. Ze stak snikkend onder de schrammen haar hand naar mij uit. Ik staarde haar aan. ‘Asjeblieft, eindig het dan.’ Tranen rolde over haar wangen. Dit deed ik voor haar. Haar prachtige hoofd rolde een stukje opzij. De tijger werd door zijn ketting mee gesleurd. Mannen in volle wapenuitrusting kwamen het veld op rennen. Een man pakte me bij mijn arm: ‘Mee komen.’ Ik keek naar de hemel. Ooit zal ik naar jullie toekomen, maar nu nog niet. Samen met de man liep ik de arena uit.
Vader. ‘Hoe durft u mij aan te vallen?’ Het mes belandde in zijn borstkast. Hij keek verdwaasd naar het mes dat in zijn borst stak. Ik keek weg. Moeder, Ze stond dapper voor haar. Klaar om toe te staan. De dolk van de man stak in haar buik. Met een hatelijke grijns liep de man naar de naar adem happende vrouw toe. Zuster Ze werd bij haar arm gepakt en mee gesleurd naar de kamer. Er klonk jammerend gekreun. Een man pakte me bij mijn arm: ‘Mee komen.’
tips pls
Leuk en spannend verhaal. Vindt het wel verwarrend om te lezen en er zitten ook een aantal fouten in. 20tig bijvoorbeeld zal alleen 20 neerzetten of twintig als woord. Daar stond ik dan. Gekozen. 100 slaven van ons kamp stonden in de arena. Er waren al twee groepen voor ons gegaan. De karkassen van de slaven lagen bezaaid over de grond. Het enige stuk van de arena dat schoongemaakt was zijn de 100 witte cirkels, de startposities van de slaven. Daar stond ik dan, gekozen met 99 andere slaven uit ons kamp in de Arena. Er… Lees verder »