contourloos verborgen
hondstrouwe ogen
en dan plotseling de bomen
als ‘t bos in stilte zingt
in tijd zonder tegenwoordigheid
op ijdele oren voorgesneden
‘n neus voor alles
achterhaalt vlezig
termietzoete prooien
in de stemmen in de wind
‘t prekende strand
met eieren erover
voor de verlorenen
waar wellicht te veel
onbaatzuchtigheid
uit deze klauwen druipt