in de ochtend belezen en verschrijven
wat ik in de avond heb beschreven
verhalen vergeet ik en fragmenten
ontleed ik om tot idee te verdichten, en
de oude dichters die ik lees schreeuwen
op ieder ‘n eigen wijs door de eeuwen
over de tijd en onmogelijk heden heen
en klagen waarlijk steen en been, maar
nu ‘t einde van schoonheid zich heeft aangekondigd
en de verliezer is hen/zij/hij die zich niet bezondigt
of wel in de ogen van de macht, aan eigenbelang
is ook de dichter met reden weer eens bang
misschien gooit dat ‘t verlangen los
van de vastgeroeste kaders naar
de werkelijke waardes van woorden
ik hoef geen handen op elkaar
maar de monden vol met taal
om ‘t eigen denken te vertolken