Rappe Rensie & Errener: rijmvenijn
Eens kijken of ik dat kan, wat die man al langer ramt,
wat ik langs mij heen heb laten gaan, uit luidwrekers,
de harde sprekers. Ja zekers, ik zag geen been, ik was
een steen, in die vele woorden over schijnmoorden en
gestoorde vergelijkingen met afwijkingen, en de gewoonste
zaken afkraken die wel vaker niet blaken van een dijk aan
zelfvertrouwen, daar een carrière op bouwen en vrouwen
verbaal verbouwen om wat zij wouden; en wat is dat met jou dan?
De aap uit die mouwen, Zen als jouw’en allerlaatste Bauer-fan, en
één volle vol-ière; ‘t vrij volkse woord ‘serre’, is nog geen moord
op een vakantieoord, ook niet als je hebt gehoord dat ’t ongehoord
was, wat hij verwoord had, en zat was, in bad zat, de mat glad,
achter matglas, dwars door ‘t bad lag, wat hij vergat was, wat hij
bezat had, ’t was z’n eigen lat dat, maar niemand had dat gat met
wat dwarslat alvast gevat afgekat of dicht gedicht, want ’t lag
uit zicht in ‘t volle licht, maar als de plicht niet roept, niemand
doet wat niet per sé hoeft; stroeve groef, wat een boef zoekt, een
boek zoeft, en ‘t dak eraf, de giraffe blaft, als de roek kwakt, als
de vroege krant, onder het zeildoek, je loeft goed, een kloek
verzoek, aan de dweilploeg, voor ’t boegbeeld, en ’t scheelt dat
’t vaak heelt. Al verdeelt de veelvraat, die de daad bij elk woord
voegt, niet afwacht tot de galg hem opwacht, niet in ‘t hoekje zacht
lacht, maar stiekem huilt in ’t zakdoekje dat, toen hij zijn mam zag,
een zwart gat, een leeg blad, hem leeg vrat, en hij geen blad nam,
voor zijn hol gat, leeg vat, een schaakpad, een trage draak, vaak raak,
zijn zaak, zijn winst, pijn wint, een pijnpunt. Hij zint op haatwraak,
een halszaak, als een virus-uitbraak; en ik braak vaak bij het ochtend-
gloren, wat de vogels ook horen, verstoor en doorboor hen, ben verloren
zonder ivoor en toren, geboren onder voor- en tegenspoed, je moet
de moed en goed voet-en-werk beboeten want ik ben geen gen en
bloedlijn en in geen beekvelden of veldbiezen, timmermannen in
struiken, duiken in de Rijn, en vloed verdwijn in mijn eindeloze
rijmvenijn.