Altijd voelend als een vlinder,
proefde je van de mooie dingen in
het leven.
Je genoot en je voelde je zo thuis in dit
bestaan.
En je werd verliefd, en samen fladderden jullie
door jullie leven.
Totdat het gebeurde.
Je geliefde viel voor een ander.
Je had zo’n verdriet, en op een dag,
tuimelde je vanaf een boom in het water.
En je vond de kracht niet om op het vasteland
te geraken. Jij, die eens zo sterke vlinder, overmand
door verdriet, over je verloren liefde.
En nu, een ongeluk.
De verdronken vlinder, die eens zo stralend was.
In een ander zijn herinnering zo levend, zo vrij,
gewoon zoals je was.
Je had geleefd, zo intens, maar helaas veel te kort.
Jij prachtige vlinder, we zullen je missen, je sprankelende
aanwezigheid, en moeten leren leven met de gedachte dat
je niet meer in ons midden zal zijn.
Je bent zo gemakkelijk te herinneren, maar zo moeilijk om
te vergeten.
De vlinder die ten onder ging,
leeft nu voort in ons aller herinnering.