Ik wil mijn vleugels spreiden,
maar ik heb de moed niet om te vliegen.
Ik heb nergens om heen te gaan.
Ik leef in mijn zelf gemaakte kooi,
ik leef in mijn comfort zone.
Ik heb de vleugels, maar ik durf niet.
In stilte denk ik aan jou, en misschien, op een dag,
vindt ik de kracht om te vliegen en land ik ergens waar
wij elkaar weer zullen ontmoeten, en zullen wij samen
vliegen. We kunnen voor elkaar zorgen, als er een vleugel
breekt, dan kan de ander hem repareren. En dan vliegen we
verder over bergen en valleien, over stranden en bossen.
We kunnen op een berg zitten en een geweldig uitzicht hebben,
we kunnen samen op het strand zijn, en naar de magische kleuren
in de lucht kijken, die geen enkele schilder in zijn bezit heeft.
We kunnen in een boom in het bos zitten, naar de dieren kijkend
die daar leven. We zullen altijd bij elkaar zijn, vliegend en nog steeds
verliefd. We vliegen, de reis van ons leven. We blijven bij elkaar en
hebbend een diepe band, wat wij voor elkaar voelen, is zo intens.
Soms rusten we een tijdje uit en later vliegen we weer, zijn we weer
op weg. En als ik niet weet waar je je bevindt, mocht ik je kwijt zijn,
dan zal ik je altijd weer vinden.
We zijn voorbestemd voor elkaar, niets meer en niets minder dan dat.
En we zijn nog steeds bezig met onze reis. Beiden hebben we sterke vleugels,
en de kracht om te vliegen. We vertrouwen op elkaar. Samen staan we sterk.
We zullen altijd aan elkaars zijde staan. Er zijn voor elkaar in goede en in slechte
dagen. We blijven trouw aan de ander, wat er ook gebeurt. Jij bent en blijft degene,
die mijn leven kleurt.