Wil mij doen beroepen tot tranen maar,
kom slechts tot aanzien van een barre leemte
waarin geen rivier zich manouvreren kon..
Probeer liefde te vinden wanneer ik het duisternis verwelkom
eveneens gelijktijdig de net aangestoken kaarsen ondermijn,
in naam voor hen die zijn gevallen,
in naam voor hen die zijn vergeten
maar, wie dat zijn weet ik niet meer..
Keer mij zelve tot een spiegel, kan nimmer nog iets vinden in al dat wat woedt
dat ik herken noch kan plaatsen in woorden ” hij van vroeger ”
tot wiens aanschouwen plotseling met vlammen gehuld..
Schrijven als een bezetene, losgeslagen in een waanzin !
wat rust er nog in al dat is geschiede?
kom tot verdict dat ik enkel voor onbestaande woorden wil pleiten
in naam voor eigen, maar niemand die een hetzelfde taal spreekt..
Hoor mij zelve enkel schreeuwen elke avond, al starend naar de nachtlamp
al starend naar een dichte deur, wachtend totdat moeder haar wederkeer zal maken
en mij gerust stelt met een nachtkus doch aai over de bol
om mijn bestaan te bevestigen
omdat ik f*cking niets meer zeker weet.