Mijn woorden kunnen vliegen,
want ik geef ze vleugels.
Het mag misschien bedrog lijken,
maar mijn woorden weten van geen wijken.
Ze vliegen door de ruimte,
over de heuvels van onbegrip.
En de dalen vol van geprevel.
Mijn woorden gaan op zoek.
Ze zoeken een goede verstaander,
iemand wiens hart een duiventil is.
En waar ze neer kunnen strijken,
om te worden ontvangen.
Zodat ook zij hun woorden,
op de wereld zullen loslaten.
T is geen tijd van praten,
maar een tijd van gevleugelde taal.
Dus vlieg, vlieg door de ruimte,
en zoek de goede verstaander.
Dan komen wij samen los,
als waren we een albatros!
B.R. ’15