Het meisje met de rode regenjas
‘Bukken!’, riep ik.
Terwijl ik een foto maakte met haar op de voorgrond en een afschuwelijke alleszeggende achtergrond. Perfect om aandacht te krijgen voor het afspelende tafereel van hier.
Ze verstond me niet.
Ik maakte bewegingen met mijn hoofd en arm.
Ze dook snel naar beneden.
Met die rode jas, een soort festival-poncho, leek ze me een gemakkelijk doelwit.
Daaronder droeg ze een trui, die de regen direct op zou zuigen.
Wat dat betreft begreep ik de keuze.
Ze was met haar moeder en een geliefde knuffel, die ze stevig tegen zich aandrukte.
Haar beste vriend in angstige tijden, zo bedacht ik.
De kogels knetterden boven onze oren en er werd geschreeuwd.
Ik zag haar angstig naar haar knuffel kijken en af en toe naar mij.
Wat moet dit met een kind doen, met je verdere leven, met je gezin.
Ze keek naar mijn camera en er rolde een traan over haar wang.
Ik maakte snel nog een foto en liet die haar zien. Misschien kon ik haar iets opvrolijken.
Ze wees naar de knuffel en lachte. ‘Raya i Kit’, zei ze zachtjes glimlachend en knuffelde haar knuffelpoes.
We moesten verder, er was een doorgang naar een straat verderop. Op zo’n moment kun je niet nadenken maar moet je meteen in actie komen, je leven is ervan afhankelijk.
We renden met z’n allen naar de betreffende straat waar een kleine schuilkelder bleek te zijn.
Even waren we wat veiliger.
Samen met mijn collega-journalist waren we in dit gedeelte van de stad gebracht om vanavond verslag van te kunnen doen, doormiddel van foto’s en tekst in een landelijke krant en een tijdschrift.
Hier, in een donkere stad, een stad in oorlog.
Bestaande uit afgebrokkelde huizen en vuur, gedrenkt in verdriet en angst.
Alles grijs en grauw.
Mensen werden zonder reden van de straat geschoten, van de straat geplukt en in busjes getrokken. De tassen nog op de weg, staand achtergebleven.
Soms open, waardoor dierbare spullen zo over de straat lagen uitgespreid.
Kleding wegwaaide, fotolijstjes, een fopspeen. Ik meende zelfs een vinger om een hengsel heen te zien.
Is dit nou oorlog, vroeg ik me verbijsterend en in afgrijzen af.
Als journalist uit een veilig land, wilde ik dit meemaken.
Uit kunnen zenden, de waarheid achterhalen, aan de wereld laten zien.
Maar wel uit eerste bron en niet via via, zodat ik kon ervaren. En een beter verhaal zou kunnen schrijven dan collega-journalisten, die het wel via via hoorden of lazen.
Ik wilde schrijven dat juist dit de waarheid is achter de verhalen, de sprookjes die voorgeschoteld worden door de tegenstander. En ook zien hoe het er in het land zelf aan toe gaat. Wat ze hier doen en hoe het hier gaat onder de mensen, de burgers en de burgermilitairen.
Wat doen wij mensen, elkaar toch aan. We kunnen het zo mooi hebben.
Maar blijkbaar is geld en macht alles wat voor sommige mensen nog telt in het leven.
Een leven als dit, wat telt er dan nog. Wat is nu nog belangrijk.
Wat zou je zelf belangrijk vinden als je je in deze positie zou omgeven. En wat zou het voor verschil maken om mijn positie te hebben of die van het meisje in de rode regenjas?
Het meisje en haar moeder zaten te wachten totdat de kust weer veilig zou zijn. Terwijl wij wachtten op ons vervoer, welke elk moment zou kunnen neerdalen.
Ik hoorde een blazend geluid en keek door de spleet van de afsluiting boven me. Exact op tijd, waarop mijn collega en ik elkaar aankeken en uit de schuilkelder sprongen om in te kunnen stappen. Alles ging razendsnel en dat moest ook, wilden we heelhuids in kunnen stappen.
We doken we in de helikopter die op de afgesproken plek klaarstond.
Het meisje en haar moeder achterlatend op hun schuilplek. Ik zag haar kijken, zonder emotie. Waarna een man de deur weer naar beneden trok en de ruimte weer afgesloten werd. Veilig voor het moment, maar voor hoe lang.
Het brak mijn hart, denkende aan haar, maar we moesten verder. We konden geen burgers meenemen, omdat we verderop ook nog 2 journalisten moesten oppikken.
Beneden de helikopter zag ik vuurflitsen heen en weer gaan en al gauw verschillende militairen naderen bij het punt waar we in waren gestapt.
Er ketsten twee kogels bij de neus van de helikopter af. Maar er leek geen ernstige schade te zijn.
We vlogen we verder naar de collega’s, twintig minuten verderop.
Weer exact op de aangegeven tijd stopten we bij een veld, beschut met bomen. En stapten de twee mannen in. Hier leek het wat rustiger, gezien de beschietingen.
Omdat we weer dezelfde route terug moesten, moesten we ons klaar maken voor een eventuele noodsprong. Ik voelde de adrenaline door mijn aderen gieren. En mijn hart ging enorm te keer.
Je kon in de lucht de schade pas echt goed zien, zo veel verwoesting, zelfs het platteland was erin meegenomen. Verschillende mensen en ook dieren lagen op de grond. Er rende een paard los. Het rende heen en weer door de stad.
Er stonden koffers. Koffers naast bloederige sleepsporen, zonder reiziger. Ze vertelden een angstaanjagend horrorverhaal.
Ik schoot enkele foto’s, het was doodstil in de passagierscabine.
Daar! Daar zag ik een rode jas, hij viel meteen op, tussen de andere donkere kleuren op de grond.
En even was ik blij haar te hebben gevonden.
Totdat ik besefte, wat ik eerder bedacht.
De rode regenjas, maakte haar een gemakkelijk doelwit.
De helikopter maakte een beweging waardoor we een draai maakten en ik een paar foto’s kon schieten bij het verhaal dat die avond in de krant zou worden gedrukt.
De foto’s waren messcherp, bekeken vanuit verschillend perspectief.
Ik bekeek de foto’s en daar zag ik haar, Raya.
Een levenloos lichaam van een meisje, hooguit een jaar of acht.
Gehuld in een rode regenjas van dun plastic. In de ene hand, de hand van haar moeder, in de andere hand haar knuffelpoes.
Geen tekst en uitleg nodig.
Onwijs mooi! Ik kijk uit naar je volgende verhaal! 🙂