En ik keek, en zag,
en toen stond ik op,
en zei haar gedag,
en zij zei niets,
totdat ik viel,
op de grond,
in elkaar gezakt,
schreeuwde ik,
en zij stak haar hand
naar me, en keek eventjes
in mijn ogen,
wat ze zag,
weet ik niet, want ik kende
me zelf niet, maar ze
glimlachte, en dat
leek mij een goed teken,
en met haar hulp stond ik
op, en toen ik haar wilde
bedanken, was ze
verdwenen. Ik besefte later pas
wie zij was, namelijk dat
zij een engel was, een beschermengel
om precies te zijn, en ik dacht
dat ik haar nog eens zag,
en toen glimlachte ik naar haar,
en leek te zien alsof zij dat
ook deed, en ik was toen heel gelukkig.