De Hagal Diar van Rengedabi-ian, stormt binnen. “Ik heb zojuist een gedicht bedacht.. Het is nog een prillig versie.. De eerste regel begint zo. Veel entourage had ze niet.’ Maar ergens bij haar begint mijn verdriet. Benzine, kliko, fantasie, door mij ruist na het gebeuren de muziek. Hallo liefde. “Welkom zijn gij!”. Applaus inwendig.. “Ja, nou goed, de rest laat zich raden.” “Heeft de printer zelf nooit geen printer.” “Nee.” Ja. maar het is nog geen dansmuziek. “Dansbaar en en …van haar!” “Ons kot!”, zit er aan te komen. Een onbedaarlijk rijke vulling, voor dit magere bestaan. Ik heb eigenlijk geen klagen. “En eigenlijk, weet je, de verzuring slaat pas goed toe, als jij er niet meer bent. We hadden gezamelijk ook een flatje kunnen nemen, met Kerrin, de Geitje Spin van de overkant. Maar die woonde zo lullig, dat mocht maar niet van onze ouders. En opeens, hoe afwisselend, ja hoe plotseling opwekkend en zeker niets minder ook, moest ik maar met haar. Die ander. Ze was al kaal toen ik haar voor het eerst ontmoette . Ze was zo gezegd al een paar keer kaal gekomen. Te grabbel en te verbasterd onder de gedachte, moest ik schrijven van haar over haar innerlijke belevingswereld. Dit laatste voornaam, waar het om het uitschrijven van het nobele betaalwerk ging. Zij had wel een kasteel, maar ze bleek financieel niet in staat geweest het te onderhouden. Daar viel mijn oog door het raam. Zo had ik haar en haar kasteel voor het eerst keennen. Daar…, zo innemend qua zalen en siertuintjies. En in eerlijkheid …. bevalt ons best, (het ja) en ik was toch niet aan de macht gekomen. Het gebeurd wel meer met de tegenwoordige telgjes van ons slag. Is dat géén opwekkende gedachte?!
Melden