Zes dagen later komen ze samen aan op de begraafplaats en merken Sorane op die al eerder aankwam en alles geregeld heeft. Sorane merkt haar broer Jenan op, die samen met twee mooie vrouwen uit zijn wagen stapt. Eentje kent ze, Geevy, maar de andere niet.
Uit de wagen achter die van Jenan ziet ze haar zus Reysa stappen. Zij is vergezeld van een knappe jongeman, die ze niet kent.
‘Ze heeft een knappe vriend, zo te zien,’ denkt ze verbaasd, want de laatste keer dat ze haar zag was ze eenzaam.
‘Weet je al meer, zus?’ onderbreekt Jenan haar gedachten.
‘Niet veel, Jenan. Het was een aanslag van een andere fractie die deel uit maakt dan de groep die onder leiding staat van Aqunok. Maar of hij erachter zit weet ik niet. Maar ik zal hen wel vinden.’
‘En dan knal je hen gewoon neer, zus,’ zegt Reysa vijandig.
‘Dat klopt, Reysa. Ze hebben dat lot allemaal verdiend. Maar ik moet eerst zeker zijn van wie er allemaal mee te maken hebben.’
‘Jenan, wat jij doet moet je zelf weten, maar ik kan die daar niet meer zien,’ zegt Reysa, terwijl ze naar Sorane wijst.
‘Reysa, zus. Ik begrijp dat je woedend bent om wat ik als beroep uitoefen, maar onze ouders zijn vermoord. Dus je blijft hier bij ons.’
‘En als ik het niet doe, vermoord je mij dan ook, Sorane Cobanon.’
Sorane kijkt even naar Jenan, die zich tot Reysa wendt.
‘Zus, blijf. Doe het voor mij en onze ouders. Wat gebeurd is, is toch de schuld van Sorane niet.’
Reysa aarzelt, maar blijft toch staan naast Jenan. Ze kijkt echter met tranen in de ogen naar de twee kisten, die in de gegraven put naar beneden gelaten worden. Ze weet dat haar ouders het zouden wensen dat ze het goed maakt met Sorane maar ze kan haar trots niet opzijzetten. Als Sorane haar beroep zou opgeven, dan zou ze het misschien wel kunnen, maar ze wil nu niet met die moordenares praten. Jenan moet zelf maar weten wat hij doet.
Als eerste laat Sorane haar bloemen in de graven vallen en fluistert:
‘Vaarwel, moeder Runa en vader Jov.’
Reysa die toch naar Sorane kijkt, merkt dat de tranen over haar wangen naar beneden glijden. Even wil ze iets zeggen, maar haar trots voorkomt dit. Als Sorane opzij stapt, fluistert Jenan:
‘Ga jij maar eerst, zus.’
Bijna mechanisch stapt ze naar het graf van haar moeder toe en laat op haar beurt haar bloemen vallen. Ze merkt echter dat Sorane, die naast hun broer staat, naar haar kijkt. Even blijft ze staan.
‘Kon ik, Sorane maar vergeven, moeder,’ denkt ze.
Als ze naar het graf van haar vader stapt, is het de beurt van Jenan om afscheid van zijn moeder te nemen.
Twintig minuten later neemt Sorane afscheid van Jenan. Maar Reysa kijkt zelfs niet naar haar om. Met haar vriend Ferino stapt ze met tranen in de ogen naar de wagen van haar broer. Samen met Jenan, Geevy en hun vriendin Verian blijven ze nog even met Sorane naar de graven kijken. Enkele mannen scheppen zand op en werpen de graven verder dicht.
‘Dit is Verian, een goede vriendin van mij en Geevy, zus,’ zegt Jenan koel, maar toch vriendelijk.
‘Blij je te leren kennen, Verian,’ glimlacht Sorane even, terwijl ze de jonge vrouw een hand geeft.
Dan kijkt ze haar broer aan.
‘Ik moet gaan, Jenan. Ik kan niet op de wake zijn, dat weet je. Misschien zoek ik jullie weleens op in Mogwan.’
‘Dank je voor de mooie begrafenis, Sorane,’ knikt Jenan dankbaar.
‘Het is niets, broer. Jov en Runa hebben goed voor mij gezorgd. Ze verdienen een gepast afscheid van deze wereld.’
Als Sorane zich verwijdert, wendt Jenan zich tot Reysa.
‘Zus, hoe hou je het toch vol. Ik heb Sorane ook nog niet vergeven, maar ik probeer haar toch een beetje als onze zus te behandelen.’
‘Dat kan ik niet, Jenan. Ze leidt een luxueus leven van haar bloedgeld. En dat kan ik niet verdragen, dat weet je.’
‘Dat heb je me al wel duidelijk gemaakt, Reysa. Maar doe eens een rondvraag in Mogwan, want de naam Sorane Cobanon wordt daar met eerbied en respect vernoemd.’
‘Dat weet ik, broer. Maar dat is niet dezelfde vrouw als die moordenares, die zich onze zus noemt. Daar ben ik zeker van.’
‘Praat eens met haar, alstublieft, zus.’
‘Stop, Jenan. Laat ons over Sorane zwijgen. Of wil je dat ik ook niet meer met jou praat.’
Jenan trekt zijn schouders op en kijkt naar Geevy.
‘Je doet maar, broer. Ik wil over Sorane niets meer horen.’
Jenan en Geevy kijken Reysa na als ze zich met een snelle pas naar haar vriend toe haast. Dan richt Geevy zich tot Jenan.
‘Er is iets vreemds gaande in het groeiend stadje, lieveling. Jullie zus is die Sorane Cobanon, waar ze zoveel respect voor hebben. Ik heb foto’s van haar in kranten gevonden. Als die kloppen, geld je zus hier als aan soort weldoenster. In die berichten spreken ze van een fonds voor onderzoek en andere steunmaatregelen. Maar ik wil te weten komen wat er juist gaande is, voor ik je de details laat weten.’
‘Dank je, Schat. Laat ons naar de wake gaan.’
Geevy knikt en stapt na Verian in de wagen. Gevolgd door Reysa’s wagen rijden ze naar het huis van hun ouders. Jenan merkt dat Sorane hen nakijkt, als ze wegrijden. Ze staat daar zo alleen.
‘Zou ze nog steeds geen vriend hebben? Die Verin moet veel voor haar betekend hebben.’ denkt hij.
De dag van vandaag, vijf maanden na de moord op Sorane’s stiefouders, heeft de roodharige vrouw zes van de negen opdrachtgevers omgebracht. Vanop een hoogte kijkt ze neer op drie mannen en twee vrouwen die naar een klein gebouw toestappen. Ze zijn allen zwaar bewapend en op hun hoede. Snel richt Sorane haar arm op de bovenzijde van het dak van dak gebouw en een seconde later schiet ze door de lucht naar dat dak toe. Maar zodra ze het gebouw langs het venster betreed, wordt ze ontdekt.
De vijf buiten grijpen dadelijk hun wapens. Op hun kleine scannerpanelen ontdekken ze de indringster al snel.
‘Sorane Nador. Ik had het kunnen denken. Hoe goed je ook mag zijn, vandaag verlies jij het leven. Je hebt al zes van ons gedood. Onze meesteres zal mij belonen als we jou lijk voor haar voeten leggen.’
Als ze het gebouw binnendringen, springt Sorane echter naar beneden en voor ze kunnen reageren werpt ze al twee vlijmscherpe werpmessen. Een van de mannen wordt dodelijk geraakt. Een vrouw duikt tijdig opzij, waardoor ze alleen in de onderarm geraakt wordt. Met een ruk trekt ze het uit de wonde. De anderen openen het vuur op Sorane, maar die is alweer naar boven geraasd aan het dunne speciale touw. De twee vrouwen klimmen dadelijk omhoog in een poging om Sorane onder vuur te kunnen nemen. Maar die is langs buiten op de begane grond beland. Een werpmes maakt een einde aan het leven van de mannelijke lijfwacht, terwijl Sorane op hun baas afvliegt. Met een klap wordt hij bewusteloos geslagen. Zonder dat beide vrouwen het merken is Sorane met de man verdwenen.
Als ze weer beneden komen, vinden ze alleen hun twee dode collega’s. Hun baas is verdwenen. Die bevindt zich met Sorane op een kleine zonder een paar huizen verder. Langzaam neemt ze en speciaal pistooltje en dient een injectie toe in de arm van de man. Door deze injectie komt hij met een schok bij bewustzijn. Verbaasd kijkt hij om zich heen en staart Sorane aan.
‘Jij.’
‘Ja, ik. Wie is die meesteres, die je zal belonen?’
Maar de man zegt niets. Sorane glimlacht even:
‘Jij bent Ervo Trevoy. Ik zocht je al een tijdje.’
‘Je kan de pot op, moordenares.
‘Spreken zal je, Trevoy,’ fluistert ze en drukt een knopje op haar riem in.
De man krimpt dadelijk in elkaar van de pijn. Als de pijn vermindert, zegt Sorane dreigend.
‘Dat was nog maar een begin, Trevoy. Het wordt nog veel erger, tenzij je praat. Ik ga mij even om je vriendinnen bekommeren. Misschien laat ik hen wel in leven.’
‘Stop, huurmoordenares. Zij hebben hier niets mee te maken. Ik en diegenen die je al gedood hebt, hebben de aanslag gepland en laten uitvoeren. Jij slaagde er echter in om te ontkomen. Je moeder wilden we echter levend. Maar we werkten allen zonder het te weten in opdracht van Aqunok. Hij wil de macht over de misdaad in heel de stad.’
Even denkt Sorane na, dan vraagt ze kalm:
‘En diegenen die aan de dood ontsnapten.’
‘Die zijn later gedood, Sorane. De naaste vertrouweling, de dochter van de leider en enkele minder belangrijke familieleden konden ontkomen. Maar dat was alleen maar uitstel. Twee maanden na de aanslagen, kregen onze mensen de laatste man en de dochter te pakken.’
‘Het spijt me, Trevoy. Je twee laatste lijfwachten, waren erbij toen ze de villa van mijn werkgever overvielen. Misschien dode een van mijn vader. Dus zij staan beiden op mijn lijst.’
De man slikt even en staart Sorane aan. Maar Sorane schud haar hoofd.
‘Wat denk je dat Aqunok met hen zal doen, als ik hen laat leven, Trevoy.’
De man schrikt even, als hij beseft dat Sorane gelijk heeft. Dan licht zijn blik op.
‘Niet als zij je doden, Sorane. Dan krijgen zij de beloning.’
Sorane knikt.
‘Je hebt gelijk, maar dan moeten ze wel uit de buurt van mijn valstrikken blijven,’ fluistert ze en kijkt even op haar scanner.
‘Ik vrees dat een van hen recht op haar einde toesluipt, Trevoy.’
Een paar seconden later horen ze beiden een kreet, als een van de twee vrouwen op een electroschok bom trap. Hevig schokkend stort ze in elkaar. De tweede vrouw ziet het gebeuren en schrikt hevig. Snel activeert ze haar scanner en scant de omgeving. Voorzichtig stapt op haar collega toe en knielt naast het roerloze lichaam.
‘Ilinsa,’ fluistert ze, terwijl ze de hals tast.
Ze voelt echter niets.
‘Verdomme,’ vloekt ze.
Aarzelend staat ze weer op en kijkt naar de scanner. Maar er iets niets actief in haar nabije omgeving. Ze kijkt naar het huis waar haar doel zich moet bevinden en stapt aarzelend verder. Sorane ziet haar door het zolderraam naderen.
‘Die scanner zal haar niet veel helpen, Trevoy. De electrobommen zijn niet te detecteren.’
‘Nog laf ook, Sorane. Je durft alleen vanuit een hinderlaag doden.’
Even glimlacht Sorane en dan loopt ze naar de trap toe. Langzaam daalt ze af en steekt haar wapen weg. Dan opent ze de deur en stapt naar buiten.
‘Je kan beter niet verder gaan, vrouw. Nog drie stappen en je loopt op de volgende elektrobom.’
De vrouw die het huis nadert verstijft even en keert dan haar hoofd om. Ze ziet Sorane ongewapend staan.
‘Trevoy denkt dat ik te laf ben om je tegemoet te treden.’
‘Sorane Nador, jij bent het dus toch,’ zegt de vrouw, terwijl ze haar wapen in het holster steekt.
Dan draait ze zich naar Sorane toe.
‘Wat wil je? Het uitvechten?’
‘Zoiets.’
‘Jij hebt mijn broer gedood. Daarom zal ik je doden.’
‘Je broer?’
‘Ja, Rizo was in opleiding van Akron. Alleen zat hij bij een andere groep dan jij. Hij kwam om bij de ontploffing. Ze vonden zijn lichaam onder de brokstukken.’
‘Doe je best dan maar.’
De vrouw reageert bliksemsnel. Ze is zelfs nog sneller dan Sorane. De straal raakt Sorane langs de linkerzijde van haar lichaam. Maar ook Sorane heeft geschoten. Terwijl ze in elkaar zakt staart ze Sorane aan.
‘Hoe???’ fluistert ze nog, voor ze voor over op de stenen valt.
Sorane tast verbaasd naar haar lichaam. Maar ze is ongedeerd. Even kijkt ze naar de dode op de straatstenen. Iets moet haar beschermd hebben.
‘Het is nog te vroeg,’ hoort ze een fluisterende stem in haar hoofd.
‘Te vroeg? Voor wat?’ vraagt ze in alle stilte.
Maar de stem antwoordt niet meer.
Als Trevoy Sorane weer ziet naderen, beseft hij dat hij verloren heeft. Zelfs zijn beste lijfwacht kon het van Sorane niet halen.
‘Ze was goed, Trevoy. Zelfs beter dan ik. Maar de goden wilden mij levend om mijn werk verder te zetten.’
‘Je bent niet goed bij je hoofd, moordenares. De goden willen met ons niets te maken hebben.’
‘Wil je het tegengif, Trevoy?’
Even staart de man Sorane aan.
‘Nee, mijn weg is hier ten einde. De vrouw waar ik om gaf, is door je elektrobom gedood. En moest ik levend wegkomen, dan zou ik aan de genade Aqunok overgeleverd zijn. En hij zal mijn leven tot een hel maken.’
De roodharige knikt even begrijpend. Dan verlaat ze de kamer en daalt weer naar beneden. Trevoy blijft even naar de deur staren en zucht dan.
Sorane blijft buiten even naar de dode Ilinsa staan kijken.
‘Al dat doden.. Ik moet ermee ophouden,’ denkt ze.
Dan trekt ze haar schouders op, terwijl ze beseft dat zij de enige overlevende is. Ze moet al haar kracht verzamelen om het terrein te verlaten. Die avond rijdt ze naar haar villa in Mogwan en neemt ze een lekker verwarmend stortbad. Nadien zit ze in de zetel na te denken, want ze voelt zich zo alleen. Na het verraad van Verin en zijn dood heeft ze geen nieuwe vriend meer gehad. Als ze aan hem terugdenkt, wordt ze weer kwaad en droevig, dus richt ze haar gedachten snel op iets anders.
Even kijkt ze naar de klok en glimlacht.
‘Gelukkig, het is bijna tijd om te eten,’ denkt ze.
In de keuken maakt ze even iets lekkers klaar. Maar terwijl ze zo alleen zit te eten, voelt ze zich eenzaam.
‘Ik moet hier weg. Of ik word hier gek,’ fluistert ze.
Als ze alles weggeborgen heeft, trekt ze haar jas aan. Opgelucht stapt ze naar de deur toe. Als ze langs de voetpadden loopt, wordt ze hier en daar begroet door enkele oudere mensen, die haar kennen. Ze wuift telkens vriendelijk terug. Dan merkt ze een klein cafeetje op en glimlacht even. De aanwezigen kijken verbaasd op als ze binnenkomt, want een mooie vrouw als dit zien ze hier niet zo vaak.
‘Welkom. Wat mag het zijn?’ vraagt de bartender vriendelijk.
Sorane kijkt de man glimlachend aan. Hij is niet onknap en ongeveer van haar leeftijd.
‘Een frisdrankje,’ zegt ze.
Terwijl hij een drankje inschenkt, kijkt hij Sorane observerend aan. Hij merkt aan de gespreken die zijn klanten voeren dat sommigen haar kennen. Ook Sorane heeft enkelen herkent en knikte terug.
‘Mijn naam is Gerin Loseran. Mag ik je naam weten, mevrouw?’ vraagt hij plots.
De roodharige knikt even.
‘Waarom niet, Gerin. Ik ben Sorane Cobanon.’
Even kijkt hij de mooie roodharige verbaasd aan, want ook hij heeft die naam al gehoord. Zelfs hier in het restaurant. Zijn ouders kenden haar.
‘Jij bent toch niet die jonge meid, die vroeger hier bij mijn ouders een tijdje gelogeerd heeft.’
‘Als je het koppel in dat witte huisje bedoeld, dan heb je het juist.’
‘Die bedoel ik, mevrouw. Dat zijn mijn ouders. Ik woonde toen nog ver hiervandaan, waar ik mijn vrouw leerde kennen. Ik kwam mijn ouders bezoeken, om mijn vrouw Zuyana voor te stellen. Maar toen ik zag hoe alles hier in opbouw was, besloten wij te blijven.’
‘Hoe is het met hen?’
‘Beiden zijn drie jaar geleden omgekomen bij een stom auto ongeluk, mevrouw.’
‘Dat is spijtig. Ik wilde hen graag nog een bedanken voor hun hulp toen ik als jonge vrouw hier belandde.’
De man knikt even.
‘En u. Woon je hier in de buurt?’
‘Soms in mijn villa een paar straten van hier. Maar ik ben zeer veel op reis.’
‘Ach zo. Daarom heb ik je nooit gezien, want een mooie vrouw als jij vergeet men niet zo vlug.’
Sorane glimlacht even en neemt het glas dat hij haar aanreikt aan.
‘Je bent niet dikwijls in deze stad, mevrouw Cobanon en toch lijken vele mensen je te kennen.’
‘Tja, ik val nogal op met mijn rode haar, Gerin. Maar noem me gerust Sorane.’
‘Hé, schat. Weer op de versiertoer,’ zegt een jonge brunette, die langs de deur achter de toonbank binnenkomt.
‘Ik heb je iets belooft, Zuyana. Maar ik mag toch wel vriendelijk zijn tegen nieuwe klanten.’
‘Zeker, Gerin. Vergeet je belofte niet, want een tweede kans geef ik je niet meer,’ lacht de vrouw met een lichte dreiging in haar stem.
Dan loopt ze naar enkele klanten toe die ze kent en neemt bij hen plaats. Omdat Sorane hem vragend aankijkt, zegt Gerin:
‘Zuyana heeft me een paar weken geleden betrapt met een andere vrouw, mevrouw Cobanon. Maar ik hou alleen van haar.’
‘Trouw is iets belangrijks, Gerin. Maar je vriendin heeft van mij niets te vrezen. Ik had een beetje dorst tijdens mijn trainingsronde en zo belande ik hier.’
‘Als je soms overmorgen tijd moest hebben, dan wil je uitnodigen op het verjaardagfeestje van mijn vrouw. Zuyana verjaart die dag en ik wil haar eens verrassen. Ik wil even over mijn ouders praten’
‘Je wil haar met mij verassen. Nee, dat lijkt me niet zo een goed idee.’
‘Kan je?’
‘Ja, Gerin. Maar ik…’
‘Alstublieft, mevrouw Sorane. Het café is morgen vroeger gesloten en ik ben pas laat thuis, want ik moet weg om nieuwe contracten te sluiten.’
‘Je wil dat ik haar gezelschap houd tot jij aankomt. Dat is wel een vreemde vraag, terwijl ze mij als een rivale lijkt te beschouwen’
‘Ik werd in deze kleine stad geboren, Sorane. Toen was dit nog een arme stad zonder kansen, Dus toen ik oud genoeg was ging ik in de hoofdstad studeren. Ik had daar een paar vriendinnetjes. Op een dag ontmoette ik Zuyana en ik werd op slag verlieft op haar. Maar ik was haar een paar maal ontrouw. Gelukkig is ze dat nooit te weten gekomen. Ongeveer twee jaar geleden trouwden we en we besloten om ons in deze bloeiende stad te vesten. S’nachts help ik haar in het café hier, maar in de dag werkt ik in het onderzoekingscentrum.’
‘Jij doet onderzoek?’
‘Dat klopt, mevrouw Sorane. Ik werk aan een project om dingen van de ene naar de andere plaats over te brengen.’
‘Een soort teleportatie dus.’
‘Kent u daar iets van?’
‘Niet zoveel, maar ik heb een harde weg achter mij liggen. Om te komen tot wat ik nu ben moest ik veel trainen en studeren. Alleen is het een eenzame en gevaarlijke weg. Veel tijd voor vrienden of vriendjes heb ik niet. Dus een beetje kennis heb ik wel over dingen die me interesseren.’
Even kijkt de jongeman Sorane verbaasd aan.
‘Ik dacht eerder dat u een soort atlete was.’
De roodharige glimlacht even.
‘In zekere zin ben ik dat ook, maar nu ik hier een beetje kom uitrusten, wil daar niet te veel aan denken.’
‘Dat begrijp ik. Het is dankzij een vreemde geldschieter, dat dit een stad geworden is waar veel onderzoek gedaan wordt. Daardoor bloeit mijn stad op en daar wil ik aan meewerken.’
Sorane glimlacht weer even, want zij weet natuurlijk wie die geldschieter is, waar hij het over heeft. Even vangt zij de kwade blik op van Zuyana en kijkt dan weer naar Gerin.
‘Ik ga even aan een tafeltje zitten, Gerin. Ik heb een vermoeden dat je vrouwtje nieuwsgierig is om te weten wat wij hier aan het bekookstoven zijn. Ik wil weleens met haar praten, want ze lijkt me een aardige vrouw.’
Als Sorane opstaat, vraagt Gerin nog snel.
‘Doe je het, mevrouw Sorane?’
‘Noem me bij mijn voornaam, Gerin. Of ik vergeet je verzoek. Als ik met Zuyana gesproken hebt en het klikt, dan kom ik misschien wel.’
Gerin knikt nadenkend, want hij twijfelt of ze nog wel zal instemmen. Ook hij heeft de vijandige blikken opgemerkt die Zuyana naar hen beiden werpt.
Maar Sorane stapt al op een tafeltje, tegen het raam toe. Even kijkt hij nog naar haar als ze gaat zitten. Sorane kijkt naar buiten en zet het glas voor haar op de tafel. Het begint al donker te worden. Even kijkt ze naar de klok boven de bar. Gerin is intussen druk bezig met glazen af te wassen, merkt. Plots staat Zuyana voor haar.
‘En, meid. Heb je met mijn vriend afgesproken?’ zegt ze bijna fluisterend.
De roodharige glimlacht even en kijkt dan om.
‘Ga zitten, Zuyana. Gerin en ik hadden het over zijn onderzoek. Het interesseert me.’
‘Dat kan wel zijn, maar jij interesseert hem nog meer heb ik gemerkt. Heb jij geen man of vriendje.’
‘Nee, ik ben alleen, Zuyana. Ik had lang geleden een vriend, maar hij vond zijn beroep belangrijker dan ik.’
‘Dus hij liet je zitten.’
‘Veel erger, Zuyana. Zijn beroep was huurmoordenaar. Zijn opdracht om te slagen was, mij doden. Gelukkig was ik sneller.’
Zuyana staart haar verschrikt aan.
‘Dat is een grapje zeker,’ zegt ze, terwijl ze naast Sorane op de bank gaat zitten.
‘Was dat maar waar, Zuyana. Het is al meer dan vijf jaar geleden dat hij door mijn capsule stierf. Daarna werd ik in de hoofdstad bekend als Sorane Nador. Je moet toch al iets over mij opgevangen hebben.’
Zuyana zit haar verstijfd en met een bleek gezicht aan te staren.
‘Ben jij die moordenares, waar soms op de tv over bericht wordt?’
‘Ik denk het, Zuyana. Kon ik er maar uitstappen, maar eenmaal in dat wereldje, dan kan je er niet zo snel meer uit.’
De jonge vrouw kijkt haar onderzoekend aan, want ze voelt dat Sorane ongelukkig is.
‘En ik dacht dat je iemand anders was. Mijn vrienden lijken je te kennen, maar ze willen het er niet over hebben. Maar ze noemen je wel Sorane Cobanon in plaats van Sorane Nador.’
Sorane knikt.
‘Dat ben ik ook, meisje. Hier kennen ze mij als Sorane Cobanon, wat ook mijn echte naam is. Nador is de naam van mijn pleegouders.’
‘Waren je pleegouders soms famillie van mijn vriendin Reysa. Haar familienaam is ook Nador.’
Er gaat een schok door Sorane, die door Zuyana echter opgemerkt wordt.
‘Ken je haar?’ vraagt ze.
‘Reysa is mijn stiefzus, Zuyana. Maar spreek haar nooit over mij, want dan zou het weleens kunnen dat ze je niet meer wil zien.’
‘Is er dan iets tussen jullie gebeurt?’
‘Ja, jaren geleden maakten we ruzie over mijn keuze in het leven. Ik koos om mensen te doden. Maar alleen diegenen waarvan ik vond dat ze het verdienden. Maar Reysa en Jenan vertrokken vol woede en gingen in deze streken wonen. Jenan, onze broer, praat soms terug met mij, maar Reysa wil nog steeds niet met mij praten.’
‘Dan lijkt het mij ook beter om er niet tussen te komen.’
‘Dat is juist. Ooit zal ik haar wel te spreken kunnen krijgen en het bijleggen, maar het zit er op het moment nog niet in.’
‘Heb jij dan zoveel mensen gedood, Sorane?’
‘Ik wil het er niet over hebben, Zuyana. Dat heb ik ook tegen je man gezegd, toen hij meer wilde weten. Ik ben hier om uit te rusten en mijn gedachten te ordenen.’
Zuyana kijkt Sorane geschrokken, want de woorden van Sorane klonken nogal ruw.
‘Vergeef me, Zuyana. Ik ben nogal gespannen als het over het leven gaat, dat ik dolgraag zou willen verlaten.’
Zuyana knikt.
‘Dat begrijp ik? Ik hoop dat je het ooit bijlegt met je broer en zus.’
‘Dat hoop ik ook,’ fluistert Sorane.
Snel drinkt Sorane haar glas leeg en staat op.
‘Ik moet eens gaan, Zuyana.’
‘Zien we je nog? Je zou misschien wel eens een even goede vriendin kunnen worden als je stiefzus.’ vraagt de vrouw snel, terwijl ze opstaat en Sorane een hand geeft.
‘Misschien wel,’ zegt Sorane met een glimlach.
Voor ze de deur achter zich sluit, knipoogt ze nog even naar Gerin en steekt haar duim omhoog. Gerin begrijpt het en glimlacht even.
Zijn vrouw merkt het echter op en haast zich naar haar man toe.
‘Jullie hebben toch niets afgesproken, mannetje van me,’ fluistert Zuyana, als ze naast hem staat.
‘Nee, schat. Ik zou het niet meer durven.’
‘Spijtig, want ze bevalt me ergens wel. Wist je dat ze de stiefzus van Reysa is?’
‘Nee, is dat werkelijk zo?’
Zuyana knikt.
‘Maar die twee spreken elkaar niet meer, schat. Dus geen woord erover als Reysa hier is. Ik zou die Sorane niet kwaad willen maken.’
Gerin glimlacht even en zegt:
‘Waarom? Ze lijkt mij een lieve meid.’
‘Zo lief is ze echter niet, schat. Ze noemt zich Sorane Cobanon, maar ze is nog bekender onder de naam Sorane Nador.
Gerin schrikt even, want die naam kent hij ook van de nieuwsverslagen.
‘En die heb ik uitgenodigd om…’
‘Had ik dat maar eerder geweten?’ fluistert hij met trillende stem.
‘Waarom, Gerin? Je wil toch niet met haar…’
Ontsteld kijkt hij zijn vrouw aan.
‘Nee, lieveling. Ik zal deze maal mijn belofte houden.’
‘Vergeet het maar niet, Gerin?’ zegt Zuyana met lichte dreiging in haar stem.
Dan gaat ze terug naar de keuken, terwijl haar man haar nakijkt. Dan begint hij enkele tafels af te ruimen,
‘Wat moet ik nu? Als die Sorane komt en… ik moet er niet aan denken. En als ze komt, hoop ik maar de Zuyana mij vergeeft,’ denkt hij.
Sorane rent intussen in de richting van haar villa. Ongeveer een half uurtje later blijft ze even nahijgend aan de deur staan. Even kijkt ze om zich heen, maar er is niemand te zien. Dan werpt ze een blik op haar polshorloge.
‘Oef, al bijna 10 uur,’ denkt ze, terwijl ze de deur opent.
Binnen hangt ze haar jas aan de haak en draait zich om. Ze voelt zich al veel beter, maar dan valt haar blik op de kast naast de deur. Dan herinnert ze zich iets.
‘Hé, dat vreemde pak dat ze verschillende maanden geleden in de kluis vond.’
Na even zoeken vindt ze het.