Voor hij er erg in had passeerde hij het stationnetje. Morticia’s auto stond er geparkeerd en toen hij opzij keek zag hij haar binnen in het glazen wachthokje op het perron zitten. Ze stond op. Bliksemsnel zette hij zijn fiets op slot tegen een verkeerspaal en rende naar de ingang; er was geen tijd meer om een kaartje te kopen want het forenzentreintje kwam net aanrijden. Hij zag Morticia in de voorste coupé stappen, hijzelf ging in de achterste van de twee treinstellen zitten. Zijn petje had hij schuin op zijn hoofd gezet, hij wist zeker dat ze hem niet had herkend. Als ze al zijn kant op had gekeken.
De korte rit naar de stad gaf Rogier de gelegenheid om nog eens goed over de dingen na te denken. Hij zou door het gangpad naar de voorste coupé kunnen lopen en naast haar komen zitten. Maar wat als daar al iemand zat, het was nogal vol. En wat zou hij kunnen zeggen zonder dat andere reizigers meeluisterden. Nee, dit was duidelijk niet het goede moment, hij zou zijn kans moeten afwachten. Straks in de stad… hij zou haar eerlijk alles opbiechten en zeggen dat het hem speet, en dat hij bang was van school gestuurd te worden. Wat een zegenrijk laatste schooljaar moest worden zou tot een abrupt einde komen. In het gunstigste geval zou hij een schorsing krijgen.
Op het hoofdstation bleef hij zitten tot de meeste mensen de trein hadden verlaten. Loerend vanonder de klep van zijn petje wachtte hij tot Morticia het coupéraam passeerde. In de mensenstroom op het perron volgde hij haar naar de uitgang en vervolgens naar de drukke binnenstad. Ze liep met kwieke passen voor hem uit naar het winkelcentrum, hij bleef haar op enige afstand volgen ervoor zorgend dat hij haar niet in het stadsgewoel zou verliezen. Bij de HEMA hield ze halt alsof ze in dubio stond, naar binnen of niet. Ze liep door naar een zijstraatje waar ze een dameskapperzaak binnenging.
Rogier bleef staan aan de overkant. Hij wist niet wat hij nu moest doen. Het kon nog wel eens lang gaan duren als ze haar haar liet knippen en wassen. Waar moest hij zolang blijven? Hij schrok toen ze na enkele minuten alweer naar buiten kwam. Ze keek nog even naar een rij pruiken in de etalage en liep toen zijn kant op, terug naar de hoofdstraat. Gauw het hoofd naar beneden en onder zijn schoen kijken of hij in iets smerigs had getrapt. Ze liep hem straal voorbij, herkende hem niet. Het petje was best een goede vermomming en ze verwachtte hem natuurlijk ook niet tegen te komen in de stad.
Door de drukke winkelstraat volgde hij haar naar de grootste zaak van tweedehands- en ramsjboeken. Ze liep door tot achter in de winkel waar de kasten met buitenlandse pockets stonden. Dit zou een geschikt moment kunnen zijn om haar aan te spreken, er waren toevallig geen andere klanten in de buurt. Hij deed zijn petje af en kwam vlak bij haar staan alsof hij ook een boek in de schappen zocht. Ze sloeg geen acht op hem maar bukte zich.
Gehurkt voor de enorme boekenkast liet ze twee sierlijke vingers van haar rechterhand langs de lange rij Penguin pockets op de onderste plank glijden terwijl ze zich met haar andere hand aan een van de bovenliggende schappen vastklampte. “S… S… Spark…Spark… Muriel Spark…,’ fluisterde ze. Haar getuite lippen maakten minuscule plofzoentjes van een goudvis in een vissenkom.
Ze boog zich nog dieper zijwaarts voorover en moest met een vlugge beweging een brede lok haar voor haar ogen wegduwen en achter haar oren en over haar schouder leiden. Haar strakke rok was ver boven haar knieën opgeschoven, je kon de spieren in haar dijen zien spannen, de pezen van haar hielen en in haar haar knieholten en haar gespierde kuiten zien bewegen terwijl ze voort schuifelde in deze diep gebukte houding langs de onderste rij boeken. Plotseling richtte ze zich op en keek hem met een verbaasde blik aan.
‘Hé Rogier. Jij hier, ‘riep ze blij verrast. Ze streek haar rok recht. ‘Toch niet aan het spijbelen, hoop ik?’ Haar wenkbrauwen waren hoog opgetrokken boogjes.
‘Ik ben bang van wel,’ prevelde hij.
Ze wist dus van niks. Ze was niet op de hoogte van alle commotie die de e-mailtjes over het project en de Koons-afbeelding hadden veroorzaakt op school. Wie weet kon hij alles nog goedmaken. Als hij nu maar de moed had.
‘Is er iets? Je ziet eruit als een potentiële harakiri-pleger. Hier, iets voor jou misschien. Mishima.’ Ze trok een pocket uit de rij naast haar. ‘Confessions of a mask.’
‘Ik heb ook iets te confessen…,’ stuntelde hij. Hij keek naar de binnenkant van zijn petje. ‘Zou ik u even mogen spreken? Over iets dat op school gebeurd is?’
Ze keek hem onderzoekend aan. ‘Da’s goed,’ zei ze. ‘Ik was net van plan om een broodje en een kop koffie te nuttigen bij de HEMA, heb je zin om mee te gaan?’
Hij knikte. Uitstel van executie.
Ze wierp een blik opzij. ‘Het boekje dat ik zocht staat er niet bij, jammer.’
‘Ik kan het voor u op internet bestellen, alles…’
‘Ach ja, het internet, ik moet er toch maar eens serieus over gaan denken om ook zo’n computer aan te schaffen. Laatst nog wilde ik je vragen om iets voor me op te zoeken, een begrip, een woord dat ik niet kende. Er schijnt een soort encyclopedie op internet…’
‘Wikipedia.’
‘Zoiets. Het woord feromonen, zou je dat eens voor me op kunnen opzoeken. Ik kwam het tegen in een roman. De lucht die je inademt in het klaslokaal is een brij van puberale feromonen, las ik. Op bladzijde 97 herinner ik me. Het boek heet De Jane Austen leesclub.’
‘Wij hebben dat boek thuis liggen, mijn moeder is enthousiast over dat boek. Ze wil als ze terugkomt zelf zo’n boekclub beginnen voor vrouwen die dan een keer in de maand bij elkaar komen om over de romans van Jane Austen te discussiëren.’
‘Daar wil ik wel aan mee doen. Wanneer is de volgende bijeenkomst?’
‘Voorlopig niet. Ze is een paar weken naar Frankrijk.’
Ze liepen naar de HEMA en namen de roltrap naar de cafetaria boven. Met gebogen hoofd keek hij in de grote spiegelwand terwijl ze de hoogte in gleden. Zij, de knappe, kordate lerares en hij, haar protégé, een lange, tengere schooljongen die schuldbewust en angstig keek als een geslagen hond. Ze plaatsten broodjes en koppen koffie op één dienblad. Bij de kassa zei hij: ‘Ik betaal wel.’
‘Nee jongen, laat mij nou maar betalen. Van mijn riante salaris als docent kan ik me dat wel veroorloven. Je zult je opgespaarde zakcentjes hard nodig hebben als je volgend jaar gaat studeren.’
‘Laat u me alstublieft betalen, ik heb geld zat.’
‘O ja, dat is ook zo, je komt uit een rijk nest, dat was ik even vergeten.’
Ze klonk vrolijk, bijna overdreven vrolijk, vond hij. Haar ogen glinsterden. Alsof ze opgewonden was. Ze maakte drukke gebaren. Zo kende hij haar niet. Hij vond dat enigszins beangstigend, hij had haar op school nooit zo meegemaakt. Ze zochten een plaatsje zo ver mogelijk verwijderd van ander publiek, bij de grote ramen die uitkeken over de winkelstraat.
‘Vertel eens, wat heb je op je lever?’ Ze zat tegenover hem en keek hem afwachtend aan.