als ‘n oude eik onverwacht
‘n ambachtelijk gedicht schrijft
waarover niet al te lichtzinnig
gekijfd of gelachen wordt
en die oude eik uitvergroot
in kool geschreven regels overschrijdt
en eventjes de tegeltjes wipt
strijd levert met zijn dikke wortels
als wrikkende woorden die breken
door aan- en ingestampte vormen
als regenwormen door gebroken
stoepen als metaforische plafonds
gekropen en tikkende vingers
klinken als de uitgestrekte takken
die [van de verdwaalde eik zelf]
schrikken op de ramen van de nacht
ook hij smacht naar dat moment
waarop hij haar zacht fluiten horen mag
en diep door de vezels heen
de lichte streling van ‘n zucht
‘n beleving van lucht
door zijn aderen van bladeren
‘n benadering van ‘n lach
aan haar toewuiven kan