als Apollo voor ’t dicht
de pathetiek van poëzie
klinkt als juiste muziek
in ‘n openstaand gehoor
’t komt dus weinig voor
dat ’n heiligverklaring
van ’t één of ’t andere
an sich iets verandert
of toevoegt aan de kern
van wat ’t vermag te zijn
al rollend van de Helikon
verzonnen muzen of niet
verbond ’t woord liefdes
tot ’n stroom van beelden
’n zin gekregen hebben
in dit regelloos regelspel
van hoor- en wederkeer
weer meer geleden pijn
of slechts de schoonheid
’n wild maar keurig graf
alwaar ’t braafste paard
de berijder begraven had
kan zo’n voorbeeld zijn
want ook pure romantiek
en vieze humor verdienen
’n plek onder de poëtische
zon die altijd maar dreigt
onder te gaan of verdwijnt
achter de witte wonderen
die paraderen of verglijden
in blauwer blauwst blauw
of ’t donderen voorspellen
‘t flitsen en ’t koufront rond
de bijzondere kringloopbond
van water en lucht en licht
op de waardevolste aarde
en gedichten openingen
in deze klucht
of wat het leven ook wezen mag