Waarom zou je schrijven over een onalledaags onderwerp als “zaaddonatie”? Fascineert dat onderwerp mij? Nou, neen, maar niettemin heb ik kritische publicaties over dat item de wereld ingezonden. Soms komt er namelijk iets op je pad waar je gewoon niet omheen kunt. Zoals een toevallige ontmoeting met zo’n zaadgever: Ben van ’t Padje. Pas na nadere kennismaking kwam ik erachter dat hij die merkwaardige hobby erop nahield. Met hem kennismaken verliep al ongewoon.
Dat hele donorgedoe, het onderwerp op zichzelf, is ondergeschikt aan de broekscheurende gebeurtenissen rond Ben. Enerzijds lachwekkend, maar in de kern betreft het dieptrieste rotstreken. Dankbare onderwerpen om over te schrijven waarbij de geschiedenis leerde, dat ik het risico loop dat een langtenige lezer opnieuw aangifte tegen mij doet als ik mij onwenselijk uitdruk. Maar dat moet dan maar. De trouwe lezer herinnert zich vast, dat ik de Memoires-politie ooit achter mij aan kreeg omdat ik mij luizenstreken herinnerde, ze opschreef en het gore lef had dat te publiceren. Zoals bijvoorbeeld ook deze herinnering:
Ergens had ik een afspraak met de een of andere gemeentedignitaris. Dat was in een groot gebouw bestaande uit een aantal verdiepingen en vleugels. Daarin allerlei kantoren en instellingen. Er was ook een GGZ-instelling in gevestigd met diverse geledingen. Je kon daar verdwalen in allerlei gradaties van hulp voor mensen in geestelijke nood. Van mallotig tot geschift, zal ik maar zeggen.
Ronddolend in de krochten van dat grote gebouw kwam ik opgegeven moment op de verkeerde verdieping terecht. Die van de GGZ. En nog erger in het verkeerde gangetje. Ik had al abusievelijk hier en daar een deur geopend. Gênant, maar bij lange na niet zo erg als toen ik de voorlopig laatste deur van die dag opende. Ik viel met mijn neus in de boter, want ik trof een groep patiënten/cliënten/deelnemers onder leiding van een zeer herkenbare behandelaar. Zo’n therapeutisch ogende man met een baard en diepliggende ogen achter dikke brillenglazen.
Het leek erop, dat ik in een mannenpraatgroep of zo verzeild was geraakt. Bij nadere inspectie zaten er ook dames bij. Daaronder wat potteuze typen, die niet gemakkelijk waren te onderscheiden tussen de kerels. Mijn poging om mij snel weer terug te trekken uit het deurgat richting gang mislukte. Overweldigd door professionele vriendelijkheid – zo eigen aan hulpverleners binnen de geestelijke gezondheidszorg - werd ik als het ware de groep ingetrokken. Nu maak ik graag van de nood een deugd. Mijn afspraak was ik inmiddels toch al misgelopen, maar dan was hier een unieke kans om iets mee te maken, dat zich doorgaans buiten mijn gezichtsveld bevond. Ik besloot dit lijdzaam te ondergaan.
In het obligate kringgesprek bleek, dat de groep bestond uit mensen met de meest uiteenlopende wonderlijke fobieën. Van angst voor oneven getallen, overgevoeligheid voor bepaalde handelingen tot kokhalzen bij het horen van accordeonmuziek. Deelname in deze groep was een kwestie van hoe gekker hoe beter. De ene openbare bekentenis na de andere reeg zich aaneen en zo krijg ik een aardig inzicht van wat hier zat, maar een uurtje later weer gewoon los liep. Om er ook een beetje bij te horen wendde ik voor, dat ik aan Gilles de la Tourette leed. Veel uitleg behoefde het niet, want nog voordat ik aan de beurt was in dat rondje voorstellen had ik al demonstratief een paar keer luid gehinnikt. De Touretters onder u weten dat dierengeluiden en gepeperde vloeken bij deze tic-stoornis voorkomen. F*ck you… Hier keek niemand daar van op, een bevestiging dat het gemiddelde raarheidsniveau hoog lag. En toen gebeurde het…
De therapeut van dienst rangschikte de deelnemers in paren. Elk met een therapeutische opdracht. Toen ik werd gekoppeld keek ik het Noodlot zelf in de ogen…
Wordt vervolgd met: Schertsgevallen 2