Geheimzinnige geluiden klinken in een mysterieuze duisternis. Twee felle lichtjes springen op. Het zweeft een beetje. Wat is dat? Voor dat ik het weet zeg ik het hard op. Het geluid galmt verschrikkelijk eng na. Voorzichtig loop ik verder, bang dat er enge lichtjes mij aanvallen. “oehoe… oehoe…!” “whaaah!” huhuhuhu hijg ik. Wat was dat? Wie is hier nog meer? Stokstijf blijf ik staan, luisterend naar de galm van het ‘oehoe’ en mijn gil. Eng, mysterieus, gek. Brrr.
Ik zie wat in mijn linkerooghoek. Ik kijk, maar het is alweer verdwenen. Ik loop verder. Voorzichtig.
Ik zie wat in mijn rechterooghoek. Ik draai mijn ogen er heen zonder m’n hoofd mee te buigen. Maar ’t is alweer weg! Nee, o nee, wat is dit? Waar ben ik in terecht gekomen? Een fel licht doet me uit mijn gedachten opschrikken. Wat was dat?
Daar is het weer! ’t Is een zaklamp! Wie, wat, hoe, loopt hier? Het licht schijnt voorzichtig over de bomen richting mij. Ik ben blijven staan, te bang om weg te springen. Het licht schijnt in m’n ogen. Ik zie nu ook iemand. Het komt naar mij toe lopen. Ik blijf nog steeds staan. Ik staar naar de grond om de tijd te doden.
Ik kijk voorzichtig omhoog. De schrik slaat me om het hart. Een zielig gezicht staart me hulpeloos aan. Ik voel het bloed uit m’n hoofd wegtrekken. Uiteindelijk komt er zachtjes uit zijn mond: “wie ben jij?”