Die middag hadden ze afgesproken. Na het achtste uur.
Niet bij het fietsenhok. Dat is cliché. Nee, bij het voetbalveldje, naast de school, hadden ze afgesproken.
Daar kwam Jan. Als eerste. Zittend op zijn bagagedrager trommelde hij op zijn zadel. Marije was er nog niet. Hij klom van zijn fiets en liep het veldje op. Ook toen was Marije er nog niet.
Het begon te schemeren en Jan fietste weg. Thuis kon hij meteen aanschuiven bij de aardappelen met spek.
De volgende dag, tijdens Engels:
‘Waar was je?’
Ze lachte.
Ook die middag hadden ze afgesproken. Na het achtste uur.
Daar kwam Jan. Als eerste.