Ik weet niet waarom het zolang geduurd heeft. Nu ik hier ben, nu ik hier sta in de schaduw van de kastanjebomen, voel ik me schuldig. Ik had eerder moeten ingrijpen. Ben ik te bang geweest, te laf, te aangepast? Heb ik het probleem onderschat?
Ze staat op het perron. Ze is gekleed in kobaltblauwe spijkerbroek, een wit T-shirt met gouden letters, een zalmkleurige blazer. Tegen haar benen rust een cognac kleurige rugzak. In haar rechterhand is een mobieltje geklemd. Maar ze kijkt er niet op. Mannen en jongens lopen haar voorbij, kijken naar haar in het voorbij gaan. Ze reageert niet. Ze kijkt recht voor zich uit naar de glimmende rails.
Zal ik nu naar haar toegaan? Nu de trein nog niet is gearriveerd? Zal ik het haar uitleggen? Rustig, kalm, bedaard. Als een leraar die een leerling iets wil uitleggen over wiskunde of biologie. Zal ik haar vertellen dat ze een droom navolgt? Een visioen, fantasie?
Maar tegelijkertijd voel ik mijn hart in elkaar schrompelen. Als een plastic theekopje dat te dicht bij het vuur heeft gestaan. Wat ontneem ik haar wanneer ik haar de waarheid vertel? Wat houdt ze over van haar leven wanneer ze klip en klaar van mij hoort hoe de realiteit in elkaar steekt. Kan ze het aan? Is het niet dat ik de totale fundering onder haar kille, magere bestaan vandaan schop?
Even ben ik bang dat ze me ziet. Ze wendt haar hoofd naar de rij bomen waarachter ik me verschuil. Maar ze geeft er geen blijk van dat ze me herkent heeft. Ondertussen tikken de seconden verder. Ik heb nog twee minuten. Wat wil ik doen? Waar blijf ik met mijn grootspraak? Waarom durf ik de stap niet te nemen?
Hoelang ken ik haar al? Valentine? Al zolang ik iedere vrijdag na mijn werk iets ga drinken bij Seven Hills. Een pub gerund door mensen met mentale problemen. Om wat voor redenen kunnen ze het niet redden in de maatschappij. Het cafรฉ geeft hun de mogelijkheid om kok te worden. Of bediende. Of barkeeper. Valentine is schoonmaakster. Ze doet dit al minstens tien jaar.
Van de buitenkant zie je niks aan haar. De eerste jaren had ik ook niks door. Te meer omdat er zoveel wonderlijke verschijningen rondlopen als werknemer in de Seven Hills. Jonge mensen met angststoornissen, depressies of dwangneurosen.
Op den duur viel het op. Iedere vrijdagmiddag om precies vijf uur gaat ze zich verkleden. Ze wandelt de kleedruimte in als een onzekere, bange wat slonzige schoonmaakster. Ze komt het hok uit als een prachtige zelfverzekerde jongedame. Soms draagt ze dezelfde kleren als de week ervoor. Meestal heeft ze iets nieuws aangeschaft. Zoals deze week. De zalmkleurige blazer.
Dit vertelde men mij. Ze heeft ooit een visioen gehad. Een drogbeeld? De man van haar dromen zal haar opzoeken. Met de trein. En wel op een zeer specifieke tijd. Zes uur in de middag. Ze weet alleen dat hij komt. Maar niet wanneer, op welke dag.
Soms worden er grapjes gemaakt als ze weer aan het werk gaat. Zo rond kwart over zes. ย Dan maakt ze de omgekeerde reis. Ze komt binnen als prinses. Ze loopt het cafรฉ in als schoonmaakster.
Lang heb ik haar gedrag geaccepteerd. Zoals je toelaat dat er talkshows zijn op TV, domme dansjes op TikTok. Maar het ging aan me knagen. Waarom kwam niemand haar te hulp? Waar bleven haar familieleden, haar vrienden, haar collegaโs, kennissen?
Tot vandaag. Eindelijk heb ik alle moed bij elkaar geraapt. Op deze dag zal ik met haar praten. Zal ik uitleggen hoe de vork in de steel zit. Dat er een verschil is tussen waan. En werkelijkheid.
Ik treuzel. Ben ik wel zo overtuigd van mezelf? Ik hoor de trein het perron op rijden. Dan staat het gele gedrocht tussen Valentine en mij in. Is dit het dus? Ben ik net zo als de anderen? Wel grappen maken over haar gedrag? Maar niks concreets willen doen?
Wanneer na enkele minuten de trein aanstalten maakt om te vertrekken, verman ik mezelf. Nee, het zal me niet gebeuren. Ik zal haar aanspreken. En terwijl ik naar het perron loop en me bedenk welke openingszin ik ga gebruiken, hoor ik haar stem. Ik kijk op. Grenzeloos verliefd staat ze hand in hand met een onbekende man.