Over het therapeutische circus, dat ik u in Schertsgevallen 1 beschreef, weid ik verder niet uit. Groepsgeleuter is al een paar keer per week op de tv zien. Talkshows heet dat.
Ik was per ongeluk in die mij onbekende wereld beland, maar nu ik er toch was wilde ik het naadje van de kous weten. Ofschoon iedereen in de kring wildvreemd voor me was voelde het vertrouwd aan, omdat we allen onze naam hadden opgespeld. Ik was nota bene onuitgenodigd daar verzeild geraakt, maar coöperatief als altijd schreef ik op een half bierviltje dat op tafel lag “Harrem”. Met dat in een knoopsgat gefröbeld paste ik best wel in dat gezelschap. De persoon aan wie ik werd gekoppeld om allerlei opdrachten te vervullen was een middelbare vrouw. Volgens het kaartje op haar revers heette zij Gerda.
Jeetje wat een teleurstelling voor de toegewijde lezer. Ik weet dat u het tijd vindt om de geheimzinnige Ben onderhand eens te introduceren. Het personage Ben, de bron van veel van mijn inspiratie, zou u – als u de schrijver van dit verhaal was – op dit punt hebben opgevoerd. Maar helaas… voorlopig zitten we opgescheept met Gerda.
Door de groepstherapeut was gevraagd te noteren wat je van de ander vond. Mijn kortste impressie van haar was: “persoon zonder eigenschappen”. Klaar is Kees; klaar is Gerda! Een gemoedelijk gesprek kon ineens wat scherpe kantjes krijgen. Gerda was namelijk allergisch voor bepaalde woorden. Met name “moeilijke woorden”. Haar daarbij horende tic (syndroom van Gilles de la Tourette) was dat ze daar met verwensingen en getier op reageerde.
Zij zal thuis geen woordenboek hebben liggen om woorden, die zij niet begreep op te zoeken. Die woorden classificeerde ze daarom automatisch als „moeilijk“. Mijn woordkeus beviel haar duidelijk niet te oordelen naar haar getier. Bij Gerda moest ik ervoor uitkijken dat ik (normale) leenwoorden als dressoir, croissant, sorry, budget, sowieso en zo zou gebruiken. Haar toorn daalde dan op mij neer. Maar ach, na een middagje lijden was deze hobbel in mijn leven weer voorbij. Was het trouwens niet ontroerend wat zij op haar beurt over mij noteerde? Zoals: nare, vals uit zijn ogen kijkende, warrige man met moeilijke woorden. Zo, dan herken ik mijzelf weer.
Als Gerda leegliep hinnikte ik. Wat een bevrijdende ervaring als je je niet hoeft te conformeren aan vastliggende etiquette. Door die therapiegroep snapte ik een beetje wat er aan carnaval zo leuk is… Aan alles komt een einde. Ook aan illegaal deelnemen aan een therapiesessie. Om een uur of vijf schakelden we terug naar standje “gewoon doen”. Het vertrek liep snel leeg en ieder ging zijns weegs. Ik liep als laatste de gang in om te ontdekken dat alles en iedereen inmiddels was verdwenen. Nergens een bordje met de aanduiding „uitgang“. Het leek erop dat ik al rondwarend een liftdeur of een afslag over het hoofd had gezien. Ik liep een willekeurige richting uit in de verwachting dat ik vroeg of laat wel een aanwijzing zou aantreffen.
Toen ik een hoek omsloeg zag ik een ander levend wezen. Ik liep wat sneller om die in te halen, hopende dat deze persoon de weg wist. De man, want dat was hij, draaide zich om toen hij mijn snelle voetstappen hoorde. Hij wierp een verraste blik op mijn provisorische naamkaartje en sprak de gevleugelde woorden: “Meneer Harrem! Wat een verrassing… Hadden wij niet om twee uur afgesproken?“.
Ik herkende nu zijn stem. Die leek verrassend veel op zijn telefoonstem. Want inderdaad hadden we telefonisch contact gehad. Deze man wilde ik namelijk allang interviewen. Hij gaf me een warme hand en stelde zich alsnog voor…
Wordt vervolgd met: Schertsgevallen 3