Eindelijk, kabouter Boda had zich even losgemaakt van de andere kabouters om hem heen en liep een eindje het veld achter het bos in. Om na te denken hoe het kaboutervolk aan een omheinng kon komen die om sommige woonpaddestoelen noodzakelijk was. “Hee, aan de rand van het bos lagen stenen.” Kabouter Boda gaat op een steen staan om over het veld te kijken. Opeens begint de steen te praten. “Wie staat er op mijn rug, vroeg een krakerige stem.” “O, antwoorde kabouter Boda, ik ben het maar, een kleine kabouter die Boda heet,.” Ik zie dat jullie weer baarden hebben, net als de vorige keer, van een soort ijzer, stenen met een baard dat had ik een paar weken geleden nog niet gezien, scheelt het soms iets aan.”Ja, ze de steen, wij hebben baarden, maar de baarden jeuken, door het mierenvolk van onder ons heen een weer beweegt.”Wacht, zei kabouter Boda, ik heb een schaar, ik knip al die baarden er wel eventjes af” Kabouter Boda pakt de schaar uit zijn koffertje en probeert de baarden van alle stenen af te knippen maar dat lukt niet, de ijzeren baarden zijn te stevig. Kabouter Boda belt met het kabouterdorp en even later staan er 6 potige kabouters, met een steen met zo een lange ijzeren baard in handen en stapelden de stenen op zo een manier op dat de stenen met een ijzeren baard geen last mee van de mieren konden hebbenen konden de kabouters met het stevige steenhaar hun paddenstoel omheinen waar dat nodig was. De kabouters hadden toch hier en daar toch een omheining nodig, toch? Juist voor de sier gewoon. Op een een gegeven moment wilde bijna iedereen een paddenstoelenhuisje met een omheining. En de stenen, zij hadden met elkaar het grootste plezier.
Melden