Kabouter Boda rent door het woud op weg naar het zwembad. Halverwege wil hij even uitrusten en rust bij een vuurbloem. Het was hem nog niet eens opgevallen, maar dit was een bijzondere, hoor. In de kroon, waar zich het binnenblad bevind was bij deze bloem een holte. Kabouter Boda stak zijn hand er doorheen en voelde eerst een damesbeen. De tweede keer dat kabouter Boda door het bos holde en even uitruste bij vuurbloem, stond hij weer op stak zijn hand er doorheen en voelde een tros met gouden munten.
De volgende keer dat kabouter wilde gaan zwemmen en door het bos moest, zat de bloem weer dicht, maar sprak; “je mag een wens doen”. Ik wens antwoorde kabouter Boda dat er niks meer te wensen is en een paar werkhandschoenen. Er moet immers wel gewerkt worden, anders gaan mensen te gek naar elkaar kijken, te veel letten op elkaar en word het één pijnlijke Jan-boel. Anderzijds willen ze zelf. Zowel om ervaringen op te doen, als om anderen er op te wijzen dat het om kabouter Boda gaat. Kabouter Boda, ja ja. De vuurbloem die maar soms spreekt is er mee eens, ja ja. Ach, fulmeerde de bloem. Er zullen altijd wel wensen over blijven. Maar de werkhandschoenen zitten wel goed. “Alsjeblieft twee werkhandschoenen. “Het zullen werkzame werkhandschoenen zijn. Iedereen die ze ziet, krijgt zo veel lol, in zijn werk, dat er niets te wensen is. Bij het zwembad aangekomen, duikt kabouter Boda zo met zijn werkschoenen het water in. Daar ziet hij wat bekenden van het dorp en ja, zij kijken de handschoen aan en zijn gelukkig. Kabouter Boda mag, daarna iemand afdrogen die hij inmiddels wel heel goed kende. Zij wilde ook zulke handschoenen, Kalendra heette ze. Kabouter boda en Kalendra gingen terug naar de open plek in het bos waar de bloem stond. En ja hoor dacht kabouter Boda, hij stond er nog.
En kalendra ook!