“Oh, daar ligt dat bordje nog. ‘De visite er uit, ik ga even fietsen.”
Klopt.
“Krantentaibabab.” Kabouter Bona keek nog eens. Krantentaibabab, besluit, ik neem het bordje met de woord krantentaibabab mee naar buiten. Had ik dat geschilderd het moet lang geleden zijn. Zo buiten. He he…..”hee!” Het bordje gaat een eigen weg, pikant toch? ….een bordje dat aan mijn armen kan trekken en mij wijst naar in dit geval krantenbaibab. Kabouter Boda kan nog net op de fiets springen. “Krantenbaibab.” bereikt. En warempel en plots; publiek….. publiek en ik rijd, naar de finish en word getrokken, door een bordje met daarop het woord Krantenbaibab. Krantenbaibab, krantenbaibab, krantenbaibab, hee “finish”, ik ben er als de eerste. “Meerwaarig, kun je hier vissen?”. O dat ja. Nee, kranten lezen. “De prijs die kabouter Boda won waren de kranten…..zeur.” Dus niet de hele stapel. “Wat een gedoe met die stapel.” Kabouter Boda wint het ritje onder de organisatie van stikding ‘Stoethaspelsbaibab’, kocht er een zak patat en ging. Wel een aardige jongen, wel. Dat ze toendertijd blij waren dat ie nog bij zijn oma woonde. “Wie” “Kabouter Bona???” In het begin was hij eentje brani. Branischopper. Dus hoe is die kabouter toch onder die stapel kranten terechtgekomen. Weet ik niet. Sociaal meefietsen, misschien. Er zal ook nu wel weer een kink in de kabel zijn gekomen. Meerwarig.’ Gauw fietsen en naar het publiek zien. kabouter Boda op weg. ….met nog zo een 12/13 kilometer voor de boeg, bocht na bocht, wat u zegt oh, 10 kilometer. Kijk hij begint te zwaaien.