Het was koud. De regen was heftig, ik ging het restaurant binnen, een gezellig etablissement, vond willem, die in de regen stond, en hij haaste zich naar binnen. maar wat was dat nou, er waren maar 5 tafels. In het midden stond een tafel, met bloemen, die harkerig heen en bewogen, met hele aardige lampjes aan de kroonbladeren van plastic in opvallende kleuren. En daar was de waard al. “Mijn vriend, Casper!” “De man was kok geweest op een lesbisch eiland, op weg naar het strand een soort eet hut met een soort grof zeeriet aan de witgeplaveide buitenmuur.
Daar was de waardin, ook zeg; een aardige vrouw. “Carlha”. Zij was mee op de boot naar een mooi land, om ingediënten voor divese recepten en de uitwerkng daarvan, terug te nemen, maar het schip, waarmee het spul werd vervoerd is jammerlijk omgeslagen en de opvarende gearresteerd. De affaire met Carlha en Willen was voorbij. Toch kom ik hier, het was iets waar ik mij best iets bij voor kan stellen. Ze bevatten vuur, zowaar ik beter keek bevatten ze vuur. Het vuur waarin ik haar een langere tijd had gezien. Carlha, die ik financieel een klein beetje moest helpen , omdat ze het restaurant beter konden opzeggen. Na lekker verwent te zijn met Griekse kaasje en wat druiven en komijnzaad, ging ik per trein naar huis, waar ik tegen mijn wil n toch weer in liefdesverdriet verzandde om Carlha, maar de situatie kon ik heel goed kan begrijpen en ik had al ervaren dat “Casper” heel goed voor haar kan zorgden. Het had ingeregend en de regen hield op.