Liefde in de trein
Rustig en bedaard loop ik van voor naar achter door de stoptrein. Onderweg controleer ik de vervoersbewijzen. De eerste wagons zijn nogal dun bevolkt. In het volgende deel lijkt wat aan de hand. Al In de doorgang hoor ik stampen en gekreun. Na het openen van de tussendeur zie ik tot mijn verbazing een stel openlijk de liefde bedrijven. Een jonge vrouw zit schrijlings op een gespierde man die zijn broek behulpzaam heeft laten zakken.
Ik ben eraan gewend geraakt dat sommige passagiers een sigaret roken. Weer anderen zetten hun modderschoenen op de bank of vegen achteloos hun mayonaisevingers af aan de bekleding. Nooit eerder heb ik een openlijke vrijage meegemaakt in de trein. Toevallig ken ik een collega die na zijn vaderlijke vermaning regelrecht het ziekenhuis in moest. Met ernstig letsel. Ik vertraag mijn pas en denk na. Misschien is diplomatie hier meer dan anders op zijn plaats. Hoe kan ik dit stelletje met tact uit zijn evenwicht brengen?
Om te beginnen waarschuw ik ze voor mijn komst. ‘Heren !’roep ik nadrukkelijk.’ Heren. We zijn hier niet in de badkamer maar in de trein.’
Aldus toegesproken staken de vrijers hun liefdesbetuigingen. Haastig brengen ze hun kleren in orde. Dichterbij gekomen kan ik het liefdesstel nader bekijken. De man ziet er uit als een hooligan op leeftijd. Zijn armen puilen gespierd uit zijn openhangend overhemd. Ze zijn zwaar behaard, als van een gorilla. Zijn vriendin is duidelijk veel jonger. Ze heeft vuurrood geverfde lippen. Haar ogen zijn blauwgroen opgemaakt.
Hun OV-chipkaarten zijn in orde. Om van ze af te komen loop ik verder. Zonder ze te waarschuwen voor een wijziging die voor deze wagon in aantocht is.
De volgende wagon is bijna leeg. Eén jongedame met een paarse strik in haar paardenstraat is met haar mobiele telefoon in de weer. Ik vertel dat dit treinstel zal worden afgekoppeld. Daarop volgt ze mij naar de volgende wagon. Met haar rolkoffertje.
Daar zit een jonge man te lezen. Zijn boek heet: Het verhaal van de aap. Zodra hij het meisje ziet aankomen, rijst hij overeind. Hij stelt voor: ‘Zal ik je bagage in het rek zetten?’
‘Graag,’ zegt ze. ‘Het valt haast niet te tillen.’
Met een zwier gooit hij haar koffer het bagagerek in en maakt plaats voor haar. Als ze tegenover elkaar zitten, wijst hij op zijn boek en zegt: ‘Een chimpansee had je vlotter kunnen helpen met je koffer. Hij is sterker dan een mens.’
< De chimpansee doet niet meer mee >, antwoordt ze met een glimlach.
‘Heel leuk !’ roept de jongen enthousiast. ‘Je citeert een versregel uit een gedicht van Paul van Ostaaijen.’
Van beiden zijn de OV-kaarten in orde. Ik loop verder.
— — Een jaar later rijd ik weer hetzelfde traject. Ditmaal is het hier stampvol. Bij een tussenstop gaat een onguur type de trein uit. Ik heb hem eerder gezien. Het is de hooligan. Als hij me passeert sist hij met een knipoog: ‘Nog wel bedankt voor de hint van de badkamer.’
Bij de volgende halte lijk ik wel een droom te beleven. Een jongen en een meisje stappen samen in. ‘Dag conducteur. Kent u ons nog?’ roepen ze vrolijk.
Ik heb geen idee.
‘Een jaar geleden heeft u ons toevallig aan elkaar gekoppeld in deze trein. Sindsdien zijn we een stel. We zijn u erg dankbaar !’
Opeens gaat me een licht op. Het zijn het meisje met de paardenstaart en zeg maar “de chimpansee”.
HeinHeijnen.577
Melden