Joris liep achter zijn vader aan door het donkere bos. Hij had al een aantal jaren gewacht op dit moment, al sinds zijn zevende had zijn vader hem beloofd, dat als hij veertien jaar oud was, hij ook mee mocht. Eindelijk was het dan zover. Hij keek naar zijn vader, die had een grote tas op zijn rug en liep een beetje moeilijk. “Pas op, hier zit een gat,” waarschuwde zijn vader hem en Joris sprong er behendig overheen. Zijn vader had een zaklamp, Joris niet. “Een zaklamp trekt te veel de aandacht,” had zijn vader hem gezegd en zijn vader wist hoe het werkte, dus liep Joris achteraan en keek goed naar waar zijn vader was. “We zijn er bijna, nog een klein stukje en we zijn op de perfecte plek.” Joris knikte alleen maar, besefte dat zijn vader dat niet kon zien en antwoordde daarom snel met een; “Oké”. Hij keek om zich heen, hij dacht licht te zien in de verte, maar dat kon niet. Het was te vroeg en er stonden te veel bomen om licht te kunnen zien. Joris botste ineens tegen zijn vader op. Hij keek achterom en lachte naar zijn zoon. “Rustig maar knul, we zijn er.” Joris keek op en zag een groot stuk heide, een pad in het midden en langzaam opkomende mist. Hij kreeg vlinders in zijn buik van de spanning, na al die jaren erover gehoord te hebben, waren ze eindelijk op de plek waar zijn vader één keer in het jaar naartoe ging. Eén nacht in het jaar losging. En dit keer, mocht Joris hem helpen.
Ze liepen het pad op, naar het midden van de heide, naar een picknickbank dat er stond. Zijn vader haalde de tas van de rug en zette hem op de grond neer. Hij haalde er een fles cola uit en twee plastic bekers. “Eerst even wat drinken, dan zetten we de boel klaar.” hij schonk de cola in de bekers en gaf er één aan Joris. Hij pakte de andere zelf en samen dronken ze hun glas leeg. “Zo, en dan nu, de rest.” Hij pakte de tas verder uit en Joris zag de spullen die ze gingen gebruiken. Fietslampjes, een lange buis met ribbels en een aantal maskers. Maar ook zag Joris een oud laken, een opblaasbare bal en een discolamp. Tenslotte pakte zijn vader twee fakkels en een ratelaar uit de tas.”Oké Joris. Wat wil je gebruiken?” vroeg hij toen aan Joris. Hij keek naar de verschillende voorwerpen en dacht er rustig over na. “De discolamp en de ratelaar?” vroeg hij aan zijn vader. Een lachend gezicht keek hem aan. “Goede keuze, daar kun jij vast wel wat mee.” Zijn vader blies de bal op en deed hem onder het laken. Joris zag ook dat hij een touw in het laken verstopt had. “Help je mee? Bob hier gaat ons vanavond ook helpen.” ze liepen samen naar een boom en maakten het laken vast aan een boom. Van een afstand was het net een spook. “Goed werk knul,” zei zijn vader trots en ze liepen terug naar de tafel.
“Eerst laat ik zien waar ik zit.” en Joris zijn vader pakte de fakkel. “Daarna zoeken we voor jou een plekje op.” en samen liepen ze de heide op. De mist had inmiddels de volledige heide bedekt. Maar slechts de heide. Het pad was nog steeds vrij van mist. Joris keek er verbaasd naar en zijn vader zag het. “Yup, dat is het effect van de heide. Spooktastisch toch? ¨ Joris moest lachen om zijn vader en liep hem gauw achterna. De mist was niet hoog, maar wel dik en zijn hoofd stak er net boven uit. Ze liepen nog wat verder en toen stopte zijn vader. Hij stopte de fakkel in de grond en stak hem vervolgens aan. “Zo. Dit is mijn plekje voor vanavond. Als er wat is, of er gebeurt wat. Zal ik hier zijn.” hij wees naar de fakkel. “Die kun je nog wel zien. Dan weet je waar je naartoe moet rennen. En als je roept No-Play, dan weet ik dat er wat aan de hand is.” “Oké pap,” antwoordde Joris. Zijn vader legde de spullen die hij ging gebruiken – drie fietslampjes en de buis – bij de fakkel neer en ze liepen terug naar de picknicktafel. “Zo, dan nu jouw plekje. Pak je spullen, dan gaan we op zoek.” Zijn vader pakte de andere fakkel en ze gingen weer de heide in. Dit keer de andere kant op. “Nee, niet hier.” mompelde Joris zijn vader. “Ook niet goed, dat is te dicht bij het pad. Aha, hier.” Ze stopten vlak achter een heuveltje. “Oké Joris. Dit is een mooi plekje voor je. Niet te ver weg van het pad, maar ook niet te dichtbij. Als je goed kijkt kun je daar,” hij wees in de verte, “mijn fakkel zien.” Joris keek op en zag inderdaad een klein lichtje dansen in de wind. Joris zijn vader had inmiddels al de fakkel neergezet, en hij brandde ook al. “Hier moet je straks naartoe lopen, voor als we gaan beginnen.” Joris legde de discobal en de ratelaar neer. “Kom, dan pakken we nog één glaasje cola, en dan is het showtime.” en gezamenlijk liepen ze terug naar de picknicktafel.
De cola was nog maar net op en Joris zijn vader kreeg het bericht waar hij al de hele avond op zat te wachten. “Ze zijn begonnen met lopen. Over ongeveer een half uur is de eerste groep hier, dus over een kwartier gaan we naar plek. Ben je er klaar voor?” Joris knikte, maar voelde zich ook een beetje bang, toen hij dat tegen zijn vader zei, was het antwoord; “Vanavond, ben jij het engste in het donker. Vergeet dat niet. Wil je wat chips?” Joris lachte en pakte het zakje chips aan en at het op. Zijn vader had gelijk. Vanavond, moesten ze bang zijn voor hem. Niet andersom. De tien minuten gingen tergend langzaam voorbij en Joris was blij toen zijn vader zei: “Het is tijd. Veel plezier” en hij eindelijk naar het vlammetje kon lopen. Het was donker, maar Joris had onthouden waar hij langs moest lopen en was dan ook al snel bij de fakkel. Hij ging erachter liggen en wachtte geduldig.
De tijd leek langzaam voorbij te gaan. Elk geluidje hoorde hij, een krekel in het gras. Een muisje dat voorbijkroop, de wind door de bomen. Maar het geluid waar hij op zat te wachten,dat leek maar niet te komen. De minuten kropen voorbij, en net op het moment dat Joris dacht dat er niemand meer kwam, hoorde hij het. Het gelach van kinderen. Het geluid kwam dichterbij en Joris luisterde goed. Hij hoorde nu duidelijk stemmen en wachtte geduldig af. Precies zoals zijn vader hem gezegd had. “Ik denk dat ik in de verte wat zie meester.” hoorde Joris nu een meisje duidelijk zeggen. “Daar, aan de andere kant van het pad. De volgende opdracht.” Joris telde in zijn hoofd tot twintig. “Het is best wel eng hier,” hoorde hij een jongen zeggen. “Is dit waar de spoken zitten?” “Veertien, vijftien, zestien.” telde Joris verder. “Misschien wel,” antwoordde de meester. Joris wist dat de meester elk jaar hier langs liep. “Misschien ook niet.” “Twintig.” Joris pakte zijn ratelaar en draaide hem heftig rond. Hij zette gauw de discobal aan en hij hoorde de kinderen gillen. “Kijk daar,” riep er één. “Daar zitten ze!” en hij hoorde het groepje rennen. Joris bleef met zijn ratelaar draaien en begon er zelfs bij te schreeuwen. Toen was hij stil en zette snel de lamp uit, want hij hoorde alweer opnieuw gegil en het geluid van een buis die rond werd gedraaid in de wind. Ze waren bij zijn vader aanbeland en Joris keek omhoog. In de verte zag hij de fietslampjes flikkeren. Het gegil was mogelijk nog harder en hij zag het groepje verder rennen, Joris moest lachen toen ze het spook zagen en ze het pad af renden, om weer aan de andere kant in het bos te verdwijnen.
Zo ging de avond voorbij. Er kwamen nog vier groepjes en Joris en zijn vader lieten ze allemaal schrikken. Een aantal kinderen begonnen zelfs te huilen en Joris was trots. Toen de laatste groep voorbij was, kwam zijn vader hem weer ophalen en samen liepen ze terug naar de picknicktafel om hun spullen te verzamelen en weer naar huis te gaan. “Nou knul,” zei zijn vader. “Wat vond je van je allereerste spooktocht?” Joris keek hem aan met een glimlach van oor tot oor. “Dat dacht ik al. Volgend jaar weer?” Joris knikte heftig en samen liepen ze terug het bos in.
Mooi verhaal, Peter
Mooi verhaal!