Daar stond een lat in het water. Daar niet aan frunnikken. Nou, ja, toch eens kijken wat er gebeurd. Een bordje er bij. “Niet frunniken.”Ik denk we gaan er eerst een paar keer voor.”ik naar de paal, wit stukje, even frunniken. Frunnik, frunnik, de eerste keer gebeurde er niks. Er liep een man met een hond.” Hij stond op het droge, op het strand. “Langer frunniken”, schreeuwen hij mij toe en liep verder. Ik frunnik nu al zo’n 6 weken en ieder keer als ik frunnik, komt er een mannetje in een klein bootje op mij toe, die mij omhelst, in een stevige kneep of greep zo je wil, hij is gekleed in een glad stevig, spijkerjackachtige stofjacky en heeft twee stevige armpjes, die mij op de roeiplank van zijn bootje, leggen. Daarna val ik in katzwijm. Iedere dag proberen om te achterhalen wat je ik droomde, onmddelijk nadat ik in katzwijm was gevallen. In een zekere rust van van het in katzwijm te zijn gevallen otdekte ik na zo een drie weken wat k droom. Ik droomde dat ik aan de lat stond en al langer frunnikte, toen er een man voorbij kwam, op het droge strand. “En roepte, langer frunikken.” “Frunnik! frunnik!”
Melden