Verbeten Tunnelaars
De afgelegen bungalow, die halverwege de berg onder een rauwe zilvergrijze klifwand geworteld was, was een koopje geweest; al zeg ik het zelf. De woning bood namelijk naast vele ruime kamers ook nog een fenomenaal uitzicht. Talloze dennen hielden de wacht rondom de rivier die door de vallei naar beneden raasde. Tot daar, een paar honderd meter lager en enkele kilometers verderop, waar de bomen plaats hadden gemaakt voor een idyllisch stadje. Een stadje waarin meer groen zijn plekje had gevonden en mensen zoveel vriendelijker waren dan elders in het land. En geen van alle bewoners had verder interesse getoond in de woning. Vervloekt was het, zeiden ze, vervloekt.
Velen van de huiseigenaren zouden plotseling zijn verdwenen, gebruikelijk zonder ook maar een woord, en slechts van een enkeling was bekend waar zij heen waren gevlucht. Sommige anderen waren volledig ontspoord geweest of geworden, en soms hadden zij bizarre misdaden gepleegd. En de laatste bewoner, Anna van het Hart, die er toch twintig jaar had gezeten, was niet de enige die van de klif voor het huis was gevallen; of waarschijnlijker, was gesprongen.
Dit betekende echter niets voor mij. Al dat bijgeloof, en dan ook nog rond personen die tientallen en soms zelfs honderden jaren geleden hier zouden hebben gewoond. Geef mij dit pand maar hoor dacht ik, de huizen in de stad zijn toch onbetaalbaar voor een simpele steenhouwer als ik.
De achterstallig onderhouden kamers knapte ik een voor een op voordat ik hen inrichtte. Ongeveer halverwege de renovatie werd mijn werk echter nogal heftig verstoord. Een verwarde oude man was langs gekomen en had hard op de voordeur gebonkt. Nadat ik de deur opende begon de man allerlei onzin uit te kramen, over hoe hij een vroegere eigenaar was, en dat hij door de ronde deuren naar binnen moest. Hij schreeuwde hoe hij nog één kans gegund moest worden. Ietwat angstig wilde ik hem niet binnenlaten, waarop de bejaarde man mij wanhopig probeerde te passeren. Gelukkig kon ik hem bedwingen en werd hij na een belletje opgepikt door de politie. Vervolgens werd hij veilig ondergebracht in het lokale gekkenhuis; waar hij overigens niet de eerste oude bewoner zou zijn.
Twee weken later was ik bij de laatste kamer aangekomen. Het was de achterste ruimte, die deels uit de granieten wand was gehakt. Mijn werkplek had ik inmiddels ingericht en ik had nog geen idee wat ik hiermee aan moest. Misschien was mijn indeling toch suboptimaal en kon ik beter dat andere vertrek gebruiken als extra logeerkamer, daar zaten tenminste nog ramen in.
Achterin de kamer stond nog een lege boekenkast, een van de meubels die ik had overgenomen van de vorige eigenares. Anna haar naaste familie had zo snel mogelijk van de hele mikmak af gewild en hadden alles prima gevonden. Ze hadden ook eerlijk verteld dat de vrouw aanzienlijk was veranderd in de jaren dat ze daar had gewoond. Zelfs dusdanig veel dat zij het contact hadden verbroken. Dit schrok mij verre van af, Anna was een oude vrouw geweest wiens geest waarschijnlijk was versleten.
Met beide handen pakte ik de antieke kast beet. Het was maar een rare plek voor zo’n mooi meubel vond ik en ik had er dus een centraal plekje in de woonkamer voor vrijgemaakt. Mijn armen bleken tot mijn genoegen geen moeite te hebben de kast te verplaatsen.
En toen zag ik het.
Achter het meubelstuk had zich een ronde houten deur schuilgehouden. Het simpele houtwerk zag er verouderd maar stevig uit. Tot mijn teleurstelling was er wel met witte verf op geklad.
Voor eigen bestwil, laat dit portaal dicht.
Ik pakte de hendel nieuwsgierig beet, denkend aan de oude man. Nog kort overwoog ik om de deur gesloten te houden, maar waarschijnlijk had enkel een raar hersenspinsel van Anna dit erop gekalkt.
De deur kraakte toen ik hem opentrok en een dikke mist stroomde zachtjes de kamer binnen. Onzeker staarde ik door de opening. Daar zou ik niet zomaar naar binnen gaan en ik wilde, de deurklink nog stevig vasthoudend, de opening wederom sluiten. Tot ik meer tekst ontdekte aan de binnenzijde van het houtwerk. Ditmaal waren de letters zwart, elegant, en onmiskenbaar geschreven door andere handen.
Stap binnen, slechts u alleen, en sluit de toegangspoort. Sluit de toegangspoort opdat het leven aan je wordt geopenbaard.
Mijn nieuwsgierigheid overwon wederom.
Ik stapte de zachte omhelzing van de zwevende waterdruppeltjes tegemoet en deed de deur, de klink gespannen vasthoudend, achter mij dicht.
Langzaam maar zeker klaarde de kamer op doordat de damp zich door onzichtbare poriën in de stenen wand terugtrok. Stenen wanden die onmiskenbaar deel uitmaakten van de klifwand. En in de verre wand, in het verlengde van de drempel die ik zonet over was gestapt, zat weer een deur.
Ik sloeg een zucht van verbazing en stapte naar achteren.
In het midden stond zowel mijn volledige naam geëtst als mijn geboortedag.
Voorzichtig scharrelde ik dichterbij. Wat had dit in godsnaam te betekenen. Waarom zou mijn naam in deze deur gegrift staan?
Veel argwanender ten opzichte van de eerste deuropening, opende ik de tweede. Er kwam nu geen vreemde mist naar buiten, louter een koel briesje.
Ik tuurde naar binnen. Een eindeloze rij deuren flankeerde de rechterzijde van een kaarsrechte tunnel die diep de klif in boorde. Geïntrigeerd stapte ik de gang in.
Hier ontdekte ik aan de linkerzijde van de tunnel een datum, wederom mijn geboortedag, en een lijn die daaruit ontkiemde en in de wand was gekerfd.
Ik besloot de deur maar te openen. Hier kwam wel weer enige mist uit gevloeid. En achter dat doorschijnende gordijn zag ik flauwtjes mijn moeder, kermend van de pijn, en mijn vader die haar hand vasthield en haar moed in fluisterde. Naast het bed stond een verpleegster die moederlief commandeerde te persen terwijl de dokter zijn handen bij haar naar binnen stak en mijn kale lichaampje ter wereld hielp. Mijn ouders waren dolgelukkig, dolgelukkig nadat de placenta was doorgeknipt en afgewikkeld, en waarna hun kind naakt aan hen werd overhandigd.
Wat een beeld dacht ik en er kroop een traan over mijn volwassen wangen. Aangenaam verrast deed ik de deur dicht om naar de volgende te lopen. Volgens de lijn op de wand was ik hier enkele maanden oud.
Hier zag ik mijn vader, alleen met mij in zijn handen bij de krib. Hij liet mij vallen en vloekte. Ik schrok zelf evenzeer als mijn vader blijkbaar had gedaan. Meteen pakte hij mij terug op, probeerde mij te kalmeren, en legde mij weer in de krib.
Vlotjes sloot ik de kamer, maar mijn nieuwsgierigheid domineerde mijn geest. Deur na deur opende ik momenten uit mijn leven. Van de peuterschool, waar ik het op dag één continu uitkrijste, naar de basisschool waarop ik gepest werd; van mijn moeder die in mijn tienerjaren werd gediagnosticeerd met borstkanker, tot mijn vader die zich verloor in alcoholisme nadat hij zijn vrouw was verloren; iets wat hij later onbedoeld op zijn zoon afreageerde. Van mijn eerste liefde die ik als twintigjarige ontmoette, tot het moment, wat ik mijzelf nog altijd verweet, dat wij uit elkaar gingen. Er was een deur voor het moment dat ik mijn hond uit het asiel had gehaald, en een deur waarachter het dier stierf. Een toonde een levendige oud en nieuw met vrienden, een ander eentje vol eenzaamheid.
Tranen, van vreugde en van pijn, vloeide ondertussen in grote getalen over mijn gezicht.
En op dat moment bedacht ik mij iets. Wat nou? Wat nou als ik naar binnen stap.
Dus liep ik terug, enkele jaren alvorens mijn moeder werd gediagnosticeerd met kanker.
Bij het binnenstappen verlieten mijn gedachten mijn lichaam en namen plaats in het brein van het jongetje dat bijna negen werd. Mijn jonge zelf hamerde er vervolgens zo hard op in de weken die volgde dat mama zich moest laten testen op een gezwel, dat zij dat maar deed. Hij zou wel wat engs hebben gehoord dachten zijn ouders.
Kortom, het gezwel werd in de kiem gesmoord en de opvolgende jaren waren hartstikke mooi. Totdat mijn vader omkwam in een auto-ongeluk, mijn moeder in een zware depressie viel en uiteindelijk zelfmoord pleegde. En ondertussen wist ik alles nog uit mijn oorspronkelijk leven. Dus, zodra Anna van het Hart werd ontdekt door wandelaars, had ik het geld klaar om het huis over te kopen.
Ditmaal repareerde ik niets maar ging ik zo snel mogelijk de deuren door. Echter vond ik nu een splitsing, daar op de datum waar ik voorheen naar binnen was gestapt. De draad op de wand scheidde op die splitsing ook in twee, waarvan er een over het plafond de andere gang in dook. Twijfelend volgde ik mijn oude leven en stapte erin voordat ik en mijn eerste liefde uit elkaar gingen.
Deze keer gedroeg ik mij deugdelijker, terwijl ik de herinneringen bij mij droeg aan het tweemaal verliezen van mams en eenmaal dat van paps. Die pijn werd wat gedoofd in de langere periode die ik nu samen was met mijn liefde. Maar uiteindelijk zat iets niet lekker, zij wilde meer en iets anders, wat duidelijk bleek toen zij vreemdging.
Weer kocht ik de woning en ik probeerde een deur in een van de nu twee splitsingen. En weer. En weer. Tunnel na tunnel werd erbij gegraven, maar er leek alleen maar meer en meer verdriet te worden gedolven. Ondertussen snapte ik wat er met al die bewoners was gebeurd, maar het gangenstelsel loslaten was te moeilijk. Het moest toch beter en gelukkiger kunnen. Wat nou als ik dit sus of zo zou aanpakken?
Ik werd zo wanhopig dat ik zelfs tevergeefs probeerde de valpartij, wanneer ik een paar maanden oud was, te voorkomen. En ik leidde wederom mijn hele leven tot ik in het bezit kwam van de bungalow tegen de klif. Enkele malen wachtte ik niet eens tot ik de woning kon kopen en brak ik in bij vorige bewoners. Dit deed ik tijdens mijn vele mislukkende pogingen om een fijner levenspad te bewandelen, totdat ik eenmaal werd opgepakt, oor een inbraak waarbij Anna van het Hart thuis bleek te zijn en ik haar, per ongeluk, verwondde. Dit resulteerde in een drietal jaren gevangenisstraf, wat mij niet nogmaals zou overkomen. Dus kocht ik het woonhuis daarna gewoon netjes.
In mijn een na laatste poging ontmoette ik Noah van Vredenburg, een andere psycholoog dan diegenen die ik in andere levens voorgeschoteld had gekregen. Ik had Noah voorgesteld gekregen omdat ik meer met existentiële problemen leek te zitten dan de gebruikelijke verslavingen in mijn parallelle tienerjaren. Door Noah begon ik mij te verdiepen in filosofen van west tot oost, van Aristoteles tot Nietzsche. Ik studeerde en mediteerde, terwijl ik geduldig wachtte op de dood van Anna.
Hetgeen wat mij het meest raakte leek de zinloosheid van alles, zoals alles van het leven maar een verzameling toevalligheden had gebleken, gelukjes en ongelukjes tezamen. Pijn en vreugde voortkomend uit het onvatbare samenlopen van schijnbaar onsamenhangende draadjes die het universum samenhielden. Maar ik ontdekte tot slot de juiste woorden, het juiste perspectief, en zo verscheen de schoonheid terug ten tonele.
Helaas zijn er hele boekwerken nodig om dit uit de doeken te doen en ik leef maar eenmaal, dus zal ik kortaf zijn.
Ik vervloekte mijzelf voor het alsmaar alles anders willen dan zoals het viel, maar kon mijzelf daar vervolgens ook om uitlachen. Het leek alsof ik de kosmische grap eindelijk begon te begrijpen. En daarom was het dit keer, toen ik wederom de voordeursleutels in handen kreeg, dat ik nog eenmaal door de ronde deuren trad. Ik doorliep de oudste tunnel en stapte een van de laatste ruimtes in. Tenslotte betrad ik, met slechts een zware koffer, een laatste keer het huis. In de koffer zat zelf geknutselde springstof en met de grootste vredigheid, groter dan alle die ik in al die uitgehakte tunnels had gekend, blies ik de bungalow en een flink stuk klif de lucht in. Waarna ik verhuisde.
En ik leefde soms bang, soms ongelukkig, mijn leven lekker verder.
Gefeliciteerd met je winnende inzending!
Oh super tof, ik ben echt heel blij en dankbaar voor de waardering van het verhaal!!
Goed verhaal, heel mooi idee zo die levenslijnen. Waar keuzes toe kunnen leiden. Knap in elkaar gezet. Gefeliciteerd met de winst!
Bedankt voor het compliment!