Als het navolgende verhaal iets anders zou zijn verlopen hadden mijn kindertjes er anders uitgezien. Heel lang geleden had ik als student een bijzondere, zij het vluchtige ontmoeting met een jonge vrouw. Het was in een beroemde dierenwinkel in Utrecht. De “place to be” voor als je een dier wilde uitzoeken was daar op de Donkere Gaard. Godzijdank mag het niet meer, maar een neusbeer of een leguaan kon je in die winkel probleemloos aanschaffen. Ik kwam voornamelijk alleen om te kijken.
Het vermoeden bestond altijd al, maar de eigenaars stroopten in verre landen stukken oerwoud af en kwamen met een allegaartje aan exotische dieren terug. Voor zover die de overtocht overleefden. Gelukkig kijken wij consumenten er tegenwoordig anders tegen aan dan toen.
De zaak bestond uit twee of drie historische pandjes die met elkaar in verbinding stonden. Door verschil in hoogte was er een trapje bij de overgang van het ene naar de andere pand. Op de dag die deze anekdote beschrijft zat er een aantrekkelijke blonde jongedame, waarschijnlijk een studente, op het trappetje. Het duurde maar een paar seconden, dat ik langs haar heen schoof om in dat andere pandje te komen. Daarbij rook ik haar aangename parfum, neen… dat waren haar natuurlijke feromonen. Veel vrouwtjesdieren scheidden prikkelende stoffen af, die passerende mannetjes dienen op te winden.
Je kunt dichterlijk zeggen, dat er een liefdesvonk oversprong, toen ik daar liep. Maar het biologische feit lag er, dat – als daar een Mottenvrouwtje had gezeten – een passerend Mottenmannetje haar had besprongen en met haar had gepaard. Op het trappetje! Aangezien ik geen Mottenman ben keek ik in het voorbijgaan alleen maar belangstellend naar haar. Zij knipoogde toen verleidelijk.
Omdat ze de winkel opeens verliet brak ik mijn rondje af en volgde ik haar met kloppend hart. Ze stak het straatje over en verdween in de optiekzaak aan de overkant. Ik bleef vasthoudend haar bespieden, wachtend op een geschikt moment om haar aan te spreken. Het werkwoord stalken kenden we nog niet en ik denk dat in die tijd verliefde mensen het alleen maar spannend vonden als ze werden gevolgd. Ze had niet voor niets geknipoogd!
Door de grote etalageruiten van de brillenwinkel zag ik dat ze een klein flesje kocht. De hulpvaardige opticien liet haar in een stoel plaatsnemen. Terwijl zij haar hoofd achterover hield, druppelde de man uit dat flesje iets in een van haar ogen. Dat was een afknapper want kennelijk had ze een vuiltje in dat oog terwijl ik dacht sjans te hebben. De jonge vrouw verliet de winkel en ik besloot haar te volgen. Met kloppend hart van opwinding bedacht ik vast hoe ik haar zou aanspreken.
In die tijd kon je makkelijk midden in de stad je auto kwijt en die van haar was gewoon half op de stoep geparkeerd. Niemand nam er aanstoot aan want het aantal auto’s dat überhaupt in Utrecht rondreed was erg klein. De Donkere Gaard was een erg smal straatje, dat dateerde uit de Middeleeuwen. Het was net breed genoeg ontworpen om er een koets doorheen te laten rijden. Ik schets even de fysieke omstandigheden waarin ik bijna lijf aan lijf met die mooie vrouw stond toen ze de auto in glipte.
Het was zo’n peperdure Saab, een kleine maar exclusieve auto. Net voordat ze instapte stamelde ik: “Hoe heet je?”. Ze glimlachte alleen maar. “Heb je misschien nog een leuke zus?”, zo stelde ik de meest geschifte vraag uit mijn versiertrukendoos. Voordat ze het portier dicht trok antwoordde ze: “Ja, één oudere en twee jongere”… Maar niets voor jou, denk ik!”
Toen ze wegreed zag ik aan de achterkant het koningsblauwe nummerbord met wit opschrift. Ik las AA en nog twee cijfers. Wat een ontgoocheling… Zo’n mooie vrouw en dan bij de AA, de Anonieme Alcoholisten? Nee, inderdaad niets voor mij.
Leuk!