Wanneer ik mijn ogen open doe schrik ik mij kapot. Ik schiet overeind in bed en kijk vluchtig om mij heen. Het duister wat door de gordijnen word gemaakt heeft een grijs-zwarte toon waardoor het lijkt alsof alles aan elkaar vast geplakt zit. Ik voel een zweetdruppel langs mijn slaap naar beneden glijden. Langzaam, alsof hij alle tijd van de wereld heeft rolt hij helemaal tot aan mijn kaak. De koelte van de druppel zweet maakt mij wakker uit de verwarring. Ik ben in mijn eigen kamer, alles is normaal. Er staat een stoel in de hoek met een broek en een stuk of wat sokken erop. De vloer lijkt wel een zwarte zee door alle kleren die er liggen. In het duister kan ik wel honderd verschillende monsters verzinnen uit de silhouetten van mijn kleding. Ik ben moe, maar te wakker om weer te slapen. Ik ga zitten zonder mijn ogen van de zwarte zee te wenden. Gedachteloos beweeg ik tot ik comfortabel zit. In de doodse stilte van de ochtend denk ik na over alles, en tegelijk niets. De golf van alertheid die ik had toen ik wakker werd is vervangen door een intense vermoeidheid. Mijn brein is al uitgeput voordat de dag nog moet gaan beginnen. Mijn ogen hangen nog in slaapmodus, half open, half dicht. Zonder ergens bewust naar te kijken schieten duizend gedachten tegelijk door een lege ruimte. Doelloos, maar met ongelooflijke snelheid. Af en toe komt er een gevoel mee en word ik heel even verbonden met een gedachte, maar ook dat vaagt snel weg. Wanneer de eerste stralen van de zon door de spleetjes in de gordijnen komen zetten heb ik heel even het gevoel dat ik wil huilen. De zachte stralen lachen naar me, maar ik kan onmogelijk teruglachen. Zonder dat ik het door heb schiet het gevoel voorbij en verdwijnt het zonder een spoor achter te laten. Terwijl ik naar niks kijkend nadenk, gaat de zon door met haar ochtendroutine. Eerst komt ze zachtjes tussen de gordijnen door kijken, en zonder dat ik het door heb verlicht ze steeds meer de hele kamer. De kleer-monsters op de vloer verdwijnen, en het zwart-grijze deken van de nacht word door de zon gestolen.
Wanneer ik eindelijk besluit uit bed te gaan is het al half 12. Langzaam maar zeker ben ik mijn bed zat geworden. Ik zou er best langer in kunnen zitten, maar iets in mij zegt dat dat niet kan, of sterker nog, dat dat niet mag. Normaal gesproken staat een bed gelijk aan ultiem comfort, maar hoe langer je er wakker in ligt, hoe liever je eruit wil. Het maakt niet uit wanneer. Als je ’s avonds te lang wakker in bed ligt word het uiteindelijk te heet, benauwd, beklemmend. Wanneer je ’s ochtends te lang in bed ligt word het een symbool voor inactiviteit en doelloosheid. Meestal voel ik me té inactief worden rond 11 uur. Ik stap met tegenzin uit bed en loop in mijn onderbroek de trap af naar beneden. In de gang werp ik een snelle blik naar mezelf in de spiegel. Ik zou niet eens meer weten wanneer de laatste keer is dat ik me heb geschoren. Zonder er nog meer gedachtes aan te verspillen loop ik naar de keuken. Hij is niet heel groot, ongeveer 10 vierkante meter. De helft daarvan word gevuld met een gasfornuis, een gootsteen die vol ligt met afwas, en een koelkast met een kalender erop. Ik doe de koelkast open, en haal er een pak yoghurt uit. Uit een kast boven de gootsteen pak ik een kom die ik vul met de Yoghurt en wat Granola. Gedachteloos zet ik het pak Yoghurt terug in de koelkast. Wanneer ik de deur dicht doe kijk ik naar de kalender. Hij hangt aan de koelkastdeur met twee magneetjes aan de bovenkant. Ze komen allebei uit een ander land, een is in de vorm van Cyprus en de ander is een vlag van Cuba. Wanneer ik op de kalender kijk zie ik dat het vandaag de eerste dag van Augustus is. 1 Augustus al. Wat heb ik gedaan al die tijd? Ik woon hier nu precies 3 maanden maar het voelt alsof ik hier gisteren in ben getrokken. Sterker nog, ondanks dat ik hier al 3 maanden woon voel ik mij nog precies hetzelfde als 3 maanden geleden. Ik had gehoopt dat het leven op mijzelf wat ruimte zou geven om verder te komen. Om nieuwe mensen te leren kennen, structuur te geven aan mijn leven en eindelijk vrij te zijn in het maken van welke keuze dan ook. Maar alles is nog steeds hetzelfde. Als er iets is veranderd, dan is het dat ik meer eenzaam ben geworden. Wanneer je kijkt naar dit huis is dat zelfs te zien, denk ik. Er zijn sporen van maar een bewoner. Op het aanrecht staat een kom voor het ontbijt, een gebruikt glas voor water, en een voor koffie. Ook staat er maar een bord, met bijpassende mes en vork. Bij de deur hangt een zomerjas, en er ligt een paar schoenen. Post wordt ook alleen voor mij bezorgd. Het hele huis herinnerd mij aan eenzaamheid. Er is niks anders wat het huis laat leven, behalve ik. En net als ik leeft het huis al veel te lang hetzelfde. Om mijzelf af te leiden ga ik op de grond zitten en begin ik te eten. Ik proef amper iets, maar eet toch door. Wanneer ik merk dat mijn gedachten niet stoppen, pak ik een sigaret en steek deze aan. Langzaam inhaleer ik de rook terwijl de sigaret zachtjes brand. Verstomd kijk ik naar de rook die langzaam opstijgt vanaf het gloeiende puntje. Steeds hoger zweeft het, in kringen en slierten, totdat het bij het plafond is en de rook zich mengt met de rest van de lucht. Halverwege de sigaret ben ik het zitten zat, en sta ik op. Gedachteloos loop ik door de gang, de trap op en daarna linksaf naar mijn kamer. Boven zijn er 3 kamers. Een badkamer aan de rechterkant, mijn slaapkamer en een extra kamer recht voor de trap. Wanneer ik mijn kamer binnenkom hangt er een geur van oude sigaretten en zweet. Niks nieuws dus. Op de stoel in de hoek liggen kleren, maar niks wat ik graag aan wil hebben. Om toch maar iets aan te hebben pak ik een wit shirt van de grond af. Zonder het door te hebben ben ik hardop aan het denken. “Had ik dit gisteren niet ook al aan? .. En eergisteren?” Al nadenkend sta ik even stil. “ah fuck dit ik trek het wel gewoon aan”.
Linkerarm, rechterarm, hoofd erdoorheen.
“Zou ik gek worden? Langzaam maar zeker? Ik denk het wel. Wanneer je tegen jezelf begint te praten kom je steeds dichter bij.”
Al zoekend naar een broek zet ik het gesprek met mijzelf voort.
“Ik weet bijna zeker dat ik gek wordt. Elke dag doe ik hetzelfde, zonder ook maar ergens aandacht aan te besteden. De tijd tikt rustig door, dag in dag uit, maar voor mij staat alles stil. Ik verander niks, maar ik verwacht het wel.”
Broek gevonden. Eerst het linkerbeen erin, dan het rechterbeen. Nu alleen nog op zoek naar sokken.
“Elke ochtend word ik wakker en lig ik net zo lang in bed tot ik er gek van word. Vervolgens eet ik hetzelfde, rook ik altijd een sigaret en verwacht ik dat er iets magisch gebeurd wat mijn dag interessant maakt.”
De sokken vind ik op de stoel, naast mijn horloge. Ze zijn niet van hetzelfde paar, maar dat maakt niet uit. Na een korte inspectie op ongewilde gaten trek ik ze aan. Witte sok om mijn linkervoet, zwarte sok om mijn rechtervoet. Wanneer ik de zwarte sok van de stoel pak werp ik een blik op mijn horloge.
“Wanneer is dat gebeurd?” Ondertussen kijk ik naar de datum. 27 Juli. Pas een paar dagen dus.
“Het is alleen maar logisch dat het horloge stilstaat. Alles staat immers stil.”
Opeens besef ik dat ik hardop praat. Waar ben ik mee bezig? Het enige wat ik doe is brabbelen in mijzelf en stomme metaforen maken voor alle onzin die er gebeurd. Ook dit doe ik elke dag. Er veranderd écht helemaal niks. De onzin die ik vandaag uitkraam is nog steeds dezelfde als gisteren.
“Is dit niet de definitie van gek worden? Of van waanzin? Keer op keer hetzelfde doen en verwachten dat ik een andere uitkomst krijg dan de keer daarvoor?” zeg ik weer hardop. Ik heb het zelf niet eens meer door. Ik krijg zin in een sigaret, maar daar heb ik een asbak voor nodig. Op zoek naar een asbak struin ik door de kamer. Ik zou er genoeg moeten hebben, maar op een of andere manier zijn ze altijd zoek. Ik vind een asbak in de vensterbank wanneer ik de gordijnen opentrek. De zon brand in mijn gezicht en steekt in mijn ogen, maar het maakt mij niet uit. Het voelt goed om iets te voelen, ook al voelt het slecht. Ik pak mijn aansteker, en steek langzaam een sigaret aan. Ik sluit mijn ogen tegen de steeds feller wordende zon en rook zo zonder te kijken de hele sigaret op. Wanneer ik mij sigaret op heb beweeg ik mijzelf in de richting van de badkamer. Tanden poetsen moet ook gebeuren. En ook al zie ik niemand, een gezond gebit is een van de weinige dingen waar ik nog waarde aan hecht. Ik stap mijn muffe kamer uit en loop over de gang naar de badkamer. Het verschil in zuurstofgehalte valt me meteen op. Wanneer ik de badkamerdeur open wil doen hoor ik opeens een onbekend geluid. Het kwam niet van beneden, en ook niet vanuit mijn kamer of de badkamer. Dat betekend dat het in de extra kamer zit. Mijn zintuigen staan op scherp. Vers adrenaline stroomt door mijn bloed en vind zijn weg naar mijn hersenen. Ik bekijk de wereld opeens met een soort doordringende, scherpe blik, Alsof ik door de muur heen probeer te kijken. Ik sta helemaal stil, en adem zo zacht mogelijk. De lucht om mij heen voelt zwaar en dreigend aan. Ik voel al mijn spieren zich aanspannen, wachtend op het moment om toe te slaan. Compleet alert denk ik heel even aan niks. En dan opeens werkt mijn brein weer. Gaat er iets gebeuren? Is er iemand anders binnen? Alle mogelijk opties schieten door mijn hoofd heen, maar het allerbelangrijkste is om nu goed te luisteren. Kan ik opnieuw horen wat ik net hoorde?
Na een tijd volledig stil te hebben gestaan durf ik weer te bewegen. Er is niks, denk ik. Langzaam en behoedzaam sluip ik in de richting van de extra kamer. Het enige wat ik kan horen is het kloppen van mijn hart en het zachte ruisen van mijn ademhaling. Met mijn rechterhand pak ik de deurklink vast. Langzaam, heel langzaam beweeg ik deze naar beneden. In de ultieme stilte klinkt het geluid van de deurklink als een oorverdovende waterval. Gespannen bijt ik op mijn tanden. Ik voel mijn kaakspieren keihard worden. Wanneer de deurklink helemaal naar beneden is beweeg ik de deur open, net zo langzaam als de deurklink. Ik kijk door de steeds breder wordende opening naar binnen, nog steeds volledig alert. Het lijkt erop alsof er niks binnen is. Halverwege duw ik de deur helemaal open. Wanneer ik zie dat er niks in de kamer durf ik weer hardop te ademen. Ik ontspan mijn spieren en kijk de kamer in. Voor mij is een kleine kamer die eruit ziet alsof hij niet bij het huis hoort. Toen ik hier kwam wonen was deze kamer er al, maar hier is sindsdien niks veranderd behalve de hoeveelheid stof. Er staat geen meubilair in de kamer, alleen een aantal dozen die er al staan sinds ik hier kwam wonen. Ik kan me niet eens herinneren dat ik ze hier heb neergezet. Tegenover de deur zit een raam wat in al jaren niet is gewassen. Een raar soort gefilterd licht stroomt door het raam naar binnen. Miljoenen kleine deeltjes stof dansen in dit licht, op zoek naar een plek om te rusten. Wanneer ik een stap binnen in de kamer zet kraakt de vloer hard. Het is nog steeds dezelfde oude vloer als toen ik hier kwam wonen. Nadat ik alles had verhuist heb ik de overige spullen hierin gelegd om nog een keer uit te zoeken, volgens mij. Na drie maanden is daar klaarblijkelijk nog niks van gekomen. De hele kamer ruikt nog naar het oude huis. Een geur van lang stilstaande lucht, gemengd met oud hout. Dat is ook niet gek, want alles is nog hetzelfde. De muren, de vloer, het gloeilampje aan het dak, en het vieze raam. Het hele huis is veranderd en opgeknapt, behalve deze ene kamer. Het lijkt wel alsof het stilstaat in de tijd. De dozen in de kamer zijn zo te zien zonder veel aandacht neergezet. Er staan een paar stapels dozen die elk moment lijken om te vallen, terwijl andere dozen rustig op de grond staan. Ze zijn allemaal verschillend. Sommige zijn groot, andere klein. Een paar zitten vol gaten die zijn dichtgeplakt met duct tape, en weer anderen zien eruit alsof ze leeg zijn. Ik zou zo graag een keer al deze dozen op willen ruimen, maar ik weet dat dat bijna onmogelijk is. De hoeveelheid troep die eruit zou komen is veel te groot om zelf te sorteren en uit te zoeken, dus daarom doe ik het maar niet. Had ik dit maar gedaan de afgelopen drie maanden. Dan was ik er misschien al lang klaar mee geweest en had dit een mooie studeerkamer kunnen zijn of wat dan ook. Had ik maar iets anders gedaan dan hetzelfde. Waarom heb ik geen actie ondernomen en de tijd weer laten bestaan? Het is nu zelfs zo ver gekomen dat mijn horloge eraan heeft toegegeven. Wanneer ik mij besef hoe weinig ik eigenlijk heb gedaan deze maanden verlies ik alle kracht in mijn benen. Ik laat mij op de grond zakken en steek nog een sigaret op. Ik kijk doelloos naar het vieze raam. Er doorheen kijken is geen optie, maar er naar kijken wel. De vieze groene vlekken vormen bijna een soort boodschap. Het is alsof het spelt: ‘doe iets met je leven, voor het te laat is’.
Na ik-weet-niet-hoelang hier gezeten te hebben heb ik bijna een heel pakje sigaretten gerookt. Naast mij ligt een hoopje as en een behoorlijk veel sigaretten. De hele tijd heb ik hier gezeten, hopend dat de dozen zomaar open zouden vliegen en zichzelf weg zouden gooien met inhoud en al. Maar al die tijd is er niks gebeurd, behalve dan dat er meer stof op is gevallen. Door de lichtstralen van het raam zie ik dat de zon ondergaat. Langzaam maar zeker dekt het de wereld weer toe met het grijs-zwarte deken van de nacht. Ik sluit mijn ogen en laat me toedekken door de zon. Heel even twijfel ik om hier te slapen vannacht. In deze oude kamer vol dozen en stof. Nee het is niet zomaar twijfel, ik wil hier slapen vannacht. Ik wil in deze oude kamer vol dozen en stof slapen, om vervolgens nooit meer wakker te worden. Ik kan nergens anders meer aan denken. Mijn hele bestaan lijkt gebaseerd rondom deze keuze. Blijf ik hier slapen, of sleep ik mijzelf naar mijn eigen bed. Omdat ik geen keuze kan maken steek ik nog een sigaret op. Al rokend kijk ik naar de zon. Of beter gezegd, kijk ik naar het vieze raam. Als een gloeilamp die zijn kracht verliest word het raam steeds minder fel. Wanneer het raam helemaal zwart is, sta ik op. Met alle kracht die ik nog in mijn benen heb sleep ik mijzelf naar mijn slaapkamer, ga op bed liggen, en stort in. De wereld bestaat niet meer, alleen nog die ene kamer. Ik kan niet in die kamer gaan slapen, want voor ik het weet zou de kamer mij stilzetten in de tijd net zoals de kamer stilstaat in de tijd. Alles wat ik kan doen is kijken, en mij voorstellen wat ik ermee gedaan zou hebben als ik niet drie maanden niks zou hebben gedaan. Vandaag was weer hetzelfde. Vandaag is er weer niks veranderd.
Leuk geschreven en het leeste fijn