Intussen worden de beelden van de aanslag op een van de belangrijkste teevee kanalen van het land uitgezonden. Seana is op dat moment al een dag of vier thuis, nadat ze min of meer uit het ziekenhuis gaan lopen is. Ze is echter nog niet volledig genezen. Leyna is haar een paar dagen geleden komen oppikken aan de rand van het park dat het ziekenhuis omgeeft. Zij is met haar vriend Lyco deze avond op bezoek.
‘En jij zusje. Nog geen nieuwe liefde.’
‘Nee, dat is er nog niet van gekomen. Alleen een paar vluchtige ontmoetingen, maar meer ook niet.’
‘En Deno. Hoe is het met onze broer?’
‘Die zou weleens een nieuwe liefde gevonden kunnen hebben, zus.’
‘Wie dan?’
‘Sorane Cobanon, je hebt haar toch al ontmoet.’
‘Dat is juist, Seana. Ergens leek ze me een leuke meid, maar met haar beroep kan ze zich toch geen relatie veroorloven. En dat Deno op haar verliefd zou kunnen worden, dat was nog niet bij me opgekomen.’
‘Toch denk ik dat het zo is. En ze is meer dan een leuke meid, Leyna. Je weet dat ik gewond werd.’
‘Ja, dat weet ik. Toen ik het bericht kreeg, was het al te laat om je te bezoeken, want je muisde er gewoon tussen uit. Dus kon ik je alleen maar komen oppikken en naar je flat brengen.’
‘Ik had liever geen bezoek, zusje. Ik wilde nadenken, want je weet dat ik de opdracht had om Sorane Nador te arresteren.’
‘Ja. Is zij het die je neergeschoten heeft?’
‘Nee, Sorane niet. Dat ik nog in leven ben, heb ik aan haar te danken. Zij heeft mij en enkele anderen gered, terwijl we zwaar onder vuur lagen.’
‘Wat? Is dat waar?’
Seana knikt.
‘Hebben jullie het over Sorane Nador of Sorane Cobanon, lieveling?’ vraagt Lyco, die de keuken binnenkomt.
‘Dat is een en dezelfde vrouw, Lyco.’
De man slikt even.
‘Dan kan je beter allebei naar het nieuws komen kijken. En zekere Sorane Cobanon is neergeschoten,’ zegt hij met trillende stem.
Seana kijkt Leyna en Lyco even verschikt aan. Ze beseft dadelijk dat er iets erg aan de hand is. Ze volgt hen dadelijk naar de salon en blijft verschrikt staan als ze de beelden voor haar ogen ziet.
Ze dragen de dode Sorane Cobanon juist achter een andere dode uit het gerechtsgebouw. Ze zien de groep door de opdringerige groep verslaggevers heen stappen. Als ze de eerste draagberrie in de wagen geschoven hebben, lijkt er een woordenwisseling te zijn met enkele agenten. Daarna dragen ze de tweede draagberrie naar een andere ziekenwagen.
‘De veiligheidsagente Rinda Norano werd hierbij door Sorane doodgeschoten,’ horen ze de verslaggever hees zeggen.
Met verbijstering luistert ze naar de verslaggever.
‘Dat kan toch niet. Nee, zou ik me zo vergist hebben,’ fluistert ze ontsteld, terwijl ze naar de zetel toe wankelt.
Moeizaam gaat ze naast haar zus zitten en staart naar de beelden van het kantoor waar ze verschillende vlekken bloed op de vloer kan zien.
‘Dat kan niet. Sorane kan zoiets niet gedaan hebben? Nee, het moet iemand zijn die op haar lijkt…’
‘Ik weet het niet, Seana. Ze is het werkelijk, maar daarstraks spraken ze ook over een dubbelgangster. Beiden zouden samengewerkt hebben. De ene draagt de naam Nador en de anderen Cobanon zeiden ze.’
‘Sorane Nador noemde zich sinds een paar maanden Sorane Cobanon, Lyco. Cobanon was de naam van haar echte ouders.’
‘En Deno. Wat met onze broer? Als jij daarstraks gelijk had, dan zal die onze steun nodig hebben.’
Met een ruk kijkt Seana naar haar zus, want die heeft gelijk. Deno zal er kapot van zijn.
‘Blijven jullie vandaag hier slapen? Ik wil morgen zeer vroeg naar het ziekenhuis waar ze Sorane’s lichaam naar toe gebracht hebben.’
‘Dat is geen probleem, zus,’ zegt Leyna, terwijl ze opstaat.
‘Ik ga Deno eens proberen te bellen. Hopelijk neemt hij op.’
Seana knikt haar zus toe.
‘Als je hem kan bereiken, vraag hem dan naar hier te komen.’
‘Hopelijk weet hij het nog niet.’
‘Ik ook. Maar het is wel overal op het nieuws en in de kranten. Dus dat zal wel valse hoop zijn.’
Terwijl Leyna gaat bellen, blijven de anderen naar de beelden kijken. Dan zien ze ook Erine naar de plaats van de schietpartij toestappen. Ze knielt even en kijkt dan naar het bureau van de rechter. Maar dan verandert het beeld naar de omgeving en even ziet ze de wagen van de rechter wegrijden.
‘Toch kan ik het niet geloven. Of heb ik Sorane dan zo verkeerd beoordeelt. Nee, dat kan niet.’
‘Iedereen kan zich weleens vergissen, Seana.’
Ze kijkt Lyco even aan en knikt.
‘Maar ik vergis me echter niet in Sorane. Dit is haar werk niet. Als ze werkelijk haar lichaam weggedragen hebben, dan is er iets aan de hand waarvoor ze een zondebok nodig hebben. En als dat juist is dan hebben ze haar en die agente vermoord.’
‘Wauw, dat is nogal een conclusie, Seana,’ zegt Leyna die weer de Salon instapt.
‘Meer een vermoeden, zus.’
‘Ik heb Deno aan de telefoon gehad. Hij is er niet te best aan toe, denk ik.’
‘Komt hij naar hier?’
‘Nee, hij is in het ziekenhuis om het lichaam van Sorane te zien. Maar hij moet op toestemming wachten.’
‘Dan moeten we naar hem toe, zus. Kom je?’
‘Ik kan spijtig genoeg niet, Seana. Ik blijf wel hier met Lyco slapen, als je het goed vindt. Morgen moeten we vroeg weg.’
Seana glimlacht even, want haar zusje heeft gelijk. Het is al te laat om nu nog naar huis te vertrekken, want ze wonen meer dan tweehonderd kilometer van hier.
‘Ik moet mijn trots vandaag opzijzetten. En dan doe ik het beter alleen. Het is al lang geleden dat Deno en ik nog gepraat hebben. Maar vandaag voel ik dat het moet,’ zegt Seana, terwijl ze opstaat.
Even kijkt ze nog naar de herhaling van het nieuws, maar het zijn dezelfde beelden die te zien zijn.
‘Komen jullie eind deze week nog eens terug? Misschien heeft Deno ons beiden nodig, Leyna.’
‘Met plezier. Ik zal er op vrijdag zijn en Lyco kan me dan zaterdag komen oppikken.’
Dan volgt Leyna haar zus naar de voordeur. Seana trekt snel haar jas aan en haast zich naar de lift. Leyna kijkt haar even na, voor ze weer naar binnen gaat.
Op dat moment ligt het levenloze lichaam van Sorane op de tafel van het ziekenhuis. Onzichtbaar zweeft haar informatiedrager, of ziel zoals sommigen dit noemen, langzaam omhoog. Plots ziet ze de deur opengaan en de verplegers gaan naar buiten. Maar in hun plaats komt een man binnen die ze kent. Deno. Hij stapt aarzelend binnen.
Even staart hij naar het witte laken dat over haar dode lichaam en dat van de agente ligt toe. Dan zet hij zich in beweging en nadert beide roerloze lichamen toe. Ter hoogte van haar schouder ziet ze dat hij blijft staan. Langzaam trekt Deno het laken van haar gezicht weg. Hij schrikt even van beide afschuwelijke wonden in haar borst.
Met een ruk trekt hij het laken tot onder haar kin en staart haar haar bleke gelaat.
‘Waarom, Sorane? Waarom heb je zoiets gedaan? Waarom heb je tegen mij gelogen? En gisteren nog, toen je zei dat je van mij hield?’ vraagt hij, maar niemand geeft antwoordt.
Wankelend trekt hij een stoel naar zich toe en gaat zitten. Dan kijkt hij naar haar bleke, maar nog niet kleurloze gelaat. Meer van een half uur zit hij daar te staren. Voor zijn ogen ziet hij beelden van Sorane, toen ze nog leefde. Hij herinnert zich hoe levendig en opgewekt Sorane was. En de beelden van gisteren toen ze in zijn armen lag. Ze leek zo gelukkig.
‘Je wilde toch een nieuw leven, Sorane. Of was dat allemaal een leugen. Ik kan het bijna niet geloven. Je speelde je rol zo goed, dat ik je begon te vertrouwen. Als alles een leugen was, dan vervloek ik je. En ik geloof dat Alon dat je hierboven ook nooit zal vergeven. Was je zo slecht en verdorven dat je alleen op geld en macht uit was? Was dat je doel? Een der machtigste misdaadleiders worden die er bestaan,’ hoort ze hem fluisteren, terwijl hij even haar gezicht streelt.
Sorane slikt, terwijl ze hem deze woorden hoort zeggen.
‘Nee, Deno. Denk dat niet. Ik…’ zegt ze met al haar kracht, maar ze beseft dat hij haar niet kan zien of horen.
Als de agent zich omdraait kan ze zien dat hij trilt van woede en helemaal verward is. Hij kan niet geloven dat ze hem zo bedrogen heeft. Zijn tranen glijden langs zijn wangen naar beneden.
‘O, wat wenste ze dat ze nog met hem kon spreken. Dan kon ze hem de waarheid zeggen. Waarom is haar dat niet gegund? Heeft ze dit verdiend voor haar daden of zijn het misdaden? Ze weet het niet.’
Plots klinken stemmen in de gang.
‘Ik wil haar lichaam zien. Mijn zoon was haar verloofde,’ roept iemand.
Als Deno met stramme stappen door de deur stapt, ziet hij Evara, de moeder van Alon die uitvalt tegen een verpleegster, staan.
‘Laat haar maar binnen, ze merkt het toch niet meer,’ zegt hij.
De verpleegster kijkt hem aan en knikt dan.
Evara kijkt naar Deno.
‘Is ze werkelijk dood?’
De agent knikt even en gaat met de vrouw weer naar binnen. Evara loopt naar de tafel waarop Sorane ligt.
‘Is het waar, Deno? Heeft ze werkelijk gedaan wat ze zeggen?’
‘Ik denk het. Toch heb ik ergens mijn twijfels.’
‘Ik kan het niet geloven, Deno. Sorane hielt van Alon, daar ben ik zeker van.’
‘Ik weet het, Evara. Maar ik weet niet wat ik er moet van denken.’
Even kijkt Evara naar het dode lichaam en heeft plots een vreemd warm gevoel. Als ze weer naar Deno kijkt, stormt die het vertrek uit. Evara schrikt als ze de woorden, ‘Deno!!! Nee!!!!’, lijkt te horen.
Op hetzelfde moment voelt de warme gloed niet meer. Het lijkt wel alsof het plots veel kouder is. Aarzelend kijkt ze om zich heen.
‘Het is alsof hier iets vreemds aanwezig is,’ denkt ze.
Dan zet ze zich in beweging en haast zich naar de deur. Op een pas van die deur, voelt ze plots weer die warmte door haar lichaam trekken. Maar als ze door de deur is, voelt ze niets meer.
Het innerlijk van Sorane, die heel even door de geopende deur de gang kan inkijken, ziet Deno in de verte van haar weg stappen. Hij botst tegen een witte harige vrouw op, maar merkt het zelfs niet. Ze zou hem achterna willen, maar hoe veel ze ook wil. De deur lijkt een grens waar ze niet voorbij kan. Ze blijft allen achter. Radeloos, want ze zou willen dat hij haar kon horen, maar ze slaagt er niet in. Ze ziet niet meer dat Deno door een jonge vrouw aangesproken wordt.
Dan gaat de deur weer open en die witte harige vrouw komt vergezelt van een jonge roodharige en een blonde binnen. Die twee laatsten lijken wel een tweeling of nee een drieling, want er komt nog een derde en een vierde binnen. De witharige stapt tot bij de tafel waarop het dode lichaam ligt en ze heft het laken dat Evara weer over het hoofd van Sorane gelegd op. Even slikt de vrouw.
‘Is ze het echt, Cora?’ vraagt de jonge roodharige.
Even zegt de witte harige niets, maar dan knikt ze:
‘Ik denk het. Ze lijkt op de beelden die we van haar ontvangen hebben.’
De blondine neemt een apparaatje uit haar riem en gaat naast Cora staan. Dan drukt ze het tegen de levenloze arm. Even later verschijnen er enkele gegevens op het schermpje?
‘Het is werkelijk Sorane, onze nicht, Cora,’ zegt de jonge vrouw.
‘Dan kunnen we haar niet meer te verantwoording roepen.’
‘Nee, Judie. We zijn te laat gekomen.’
‘Zou ze werkelijk, wat ze op de nieuwsberichten zeggen, gedaan hebben, Cora?’
‘Dat weet ik niet, Suzy. Niemand van ons heeft haar ooit gekend, Dus is alles mogelijk.’
‘Wat nu? Keren we terug naar Trafar?’ vraagt de vierde jonge vrouw.
‘Nee, Keiya, nog niet. Ik wil er eerst zeker zijn dat, dat wat er in de berichten gezegd wordt ook werkelijk gebeurd is.’
‘En als ze onschuldig blijkt te zijn.’
‘Dan kunnen we ook niets doen, ze was niet echt een amazone, dat weet je. Maar ik wil alleen zeker zijn, voor ik haar dood aan onze moeder laat weten. Je weet dat zij Sorane graag ontmoet zou hebben.’
‘Cora, er is hier iets vreemds. Iets raakte me aan,’ zegt de roodharige.
‘Wat, Judie?’
‘Weet ik niet. Maar het gaf een warm gevoel. Heel mijn lichaam voelde het.’
‘Je gelooft toch niet in geesten, zusje,’ zegt de blondine.
‘Nee, maar…,’ zegt de roodharige, maar merkt dat haar zus, plots verstijfd en om zich heen kijkt alsof ze iets zoekt.
‘Voel jij het ook, Suzy?’
De blonde knikt.
‘Heel even, zus.’
‘Kom, we gaan hier weg, voor jullie allebei….,’ zegt de witharige, maar onderbreekt zichzelf als ze de warme gloed door haar lichaam voelt.
‘Ik voel het nu ook. Wat kan het zijn?’ fluistert ze, terwijl ze alle vier om zich heen kijken, zonder ook maar iets vreemds op te merken.
In de gang heeft Seana haar broer naar buiten zien komen. Aan zijn houding kan ze zien dat het hem zeer hard getroffen. Ze geeft hem een teken. Maar hij merkt het niet. Hij kijkt alleen maar strak voor zich uit alsof hij in schok is.
‘Deno, broer.’
Deno kijkt om en merkt zijn zus op.
‘Seana, ik moet hier weg… Haar lichaam daarbinnen wil ik zelfs niet onder de grond zien steken.’
‘Deno. Blijf alstublieft. Ik geloof nog in Sorane.’
‘Jij geloo…… Ja, jij ziet altijd het goede in de mensen, Seana. Maar Sorane is je vertrouwen nooit waart geweest.’
‘Je moet me vertrouwen. Sorane heeft haar leven gewaagd om mij…’
Maar Deno wil niet luisteren en roept met trillende stem:
‘Nee, zus. Wat Sorane ook voor jou mag gedaan hebben. Je kan beter zwijgen. Want als je verder spreekt, dan zullen er dingen gezegd worden waar we beiden later nog meer spijt van hebben dan bij onze vorige ruzie.’
Seana kijkt hem na, als hij met stramme stappen naar buiten stevent.
‘Ze heeft mijn leven gered, broer.’
Deno verstart even, maar weigert zich om te draaien. Dan stapt hij verder zonder nog om te kijken. Even wil Seana hem nog tegenhouden, maar laat haar hand hulpeloos zakken. Dan kijkt ze naar de deur waarachter de doden liggen en merkt plots een vrouw op, die op haar toekomt.
‘Ken je die man, meisje?’
‘Ja, dat is mijn broer Deno.’
‘Je broer?’
‘Ik ben Seana, zijn zus.’
‘Mag ik zijn adres?’
‘Waarom?’
‘Ik moet hem dringend iets zeggen.’
‘Ik weet niet waar hij woont, dame.’
‘O, ik heb me nog niet voorgesteld. Mijn naam is Evara, de moeder van Alon, een van de beste vrienden van je broer.’
‘Was?’
‘Mijn zoon werd tijdens een undercover opdracht op Sorane verliefd. Maar hij werd vermoord.’
‘Het spijt me. Ik en Deno spreken al een tijd niet echt meer tegen elkaar. Ik weet zijn adres niet.’
Even zegt Evara niets. Ze kijkt nadenkend voor zich uit.
‘Er is iets vreemds daar aanwezig, mevrouw Vergan,’ zegt ze plots en wijst naar de deur van het dodenhuisje.
De agente kijkt even naar de deur.
‘Ik kijk wel even,’ zegt ze.
‘Er is niets te zien, maar je voelt het wel.’
‘Komt u mee? Dan gaan we even kijken.’
‘Nee, dat kan ik niet meer aan. Ik moet gaan.’
Seana kijkt de vrouw na, tot ze afslaat in de richting van de inkomhal.
Dan kijkt ze naar de deur. Even aarzelt ze, maar dan zet ze zich toch in beweging en stapt zij op haar beurt het vertrek binnen waar Sorane ligt. Verbaasd kijkt ze de vier vreemde vrouwen.
Ze spreken echter een andere taal, die ze niet begrijpt.
‘Wie zijn jullie?’
‘En wie geeft u dat recht om te vragen?’ zegt de witharige.
‘Seana Vergan, Speciaal agente.’
‘Een agente, Oké dan. Mijn naam is Cora Cobanon. Wie wilden weten of het werkelijk onze nicht is die hier ligt.’
Even kijkt Seana de vrouw in de ogen. Ze kan die toon echter niet uitstaan.
‘En is ze het?’ vraagt ze ruw.
‘Vergeef ons, agente. Wij zijn amazones, daarom zijn we de gebruiken hier niet gewoon.’
Seana slikt even en knikt.
‘Ik begrijp het? Was Sorane een amazone?’ vraagt ze nu een beetje vriendelijker.
‘Van afkomst, wel, maar niet van opvoeding. We hebben haar niet gekend. Onze moeder zal ontstelt zijn als we haar het nieuws brengen dat Sorane een rechter heeft willen vermoorden. Haar ouders waren undercover agenten op Oran II. Zij werden bij een aanslag gedood,’ antwoordt de witharige iets minder streng.
‘Daar was ik niet van op de hoogte amazone.’
‘Het was ons doel om Sorane levend bij onze moeder te brengen, agente Vergan. Maar nu zullen we haar dood moeten melden.’
‘Ik weet wat er op het nieuws gezegd wordt, maar er zijn mensen die Sorane gekend hebben, die dat niet echt geloven.’
‘Misschien, maar waar zijn die?’
‘Sorane waagde haar leven om het mijne te redden, dus ben ik haar iets verschuldigd.’
‘En ga je de schuld inlossen, agente?’ vraagt de vierde vrouw plots.
‘Als ze onschuldig is, zal ik de bewijzen vinden. En dan ga ik achter de werkelijke schuldige aan. Als het dat is dat je bedoeld.’
‘Als een amazone gesproken, Agent Vergan. Vergeet je woorden echter niet en je kan maar beter doen wat je nu gezegd hebt. Of je krijgt met ons te maken.’
‘Bedreig me niet, amazone. Ik heb me nooit laten omkopen en zal dat nooit doen.’
Een kijkt de witharige amazone Seana in de ogen en knikt dan:
‘Ik vertrouw je, Seana Vergan. Als je hulp nodig hebt, laat het een van ons dan weten.’
Seana knikt even lichtjes.
‘Ik zal eraan denken, maar je moet begrijpen dat het maar een vermoeden is, Ona Cobanon. Meer ook niet.’
‘Ik zie dat je enkele gebruiken van de amazone kent, agente.’
‘Mijn zus bestudeert jullie leer. Van haar heb ik een aantal dingen geleerd. Dingen die, zoals nu, zeer nuttig blijken te zijn.’
Cora Cobanon knikt even met een glimlach.
‘We moeten aan, agente. Maar we blijven nog wel een paar weken als een soort verlof. Misschien kan je ons laten weten wat je onderzoek uitwijst.’
‘Dat zal ik doen. Maar als jullie iets meer over het leven van Sorane willen weten, dan is het misschien beter dat jullie Mogwan eens bezoeken. Daar kenden ze haar als de persoon die ze werkelijk was.’
‘Ze was een huurmoordenares, agente. Meer was ze niet.’
‘O, ze was veel meer, dan dat amazone. Jullie famillie zal toch wel meer willen weten over de amazone die als een Enuroonse opgevoed werd.’
Even kijkt Cora, Seana aan.
‘Misschien wel, agente. Ik zal erover nadenken.’
‘Ik ben voor, om te doen wat deze agente aanraad, Cora.’
De witharige kijkt even naar haar nicht met blonde haren en knikt.
‘Misschien zullen we dat doen,’ fluistert ze.
Dan verlaten de vier amazones het vertrek. Een paar seconden kijkt Seana hen na, maar als de deur weer dicht klikt, wend ze haar hoofd en stapt op de tafel toe. Kalm trekt ze het laken van het hoofd. Even kijkt ook zij naar het bleke gelaat van de vrouw die haar gered heeft. Dan heft ze het laken op en staart even naar de twee wonden en beseft dat Sorane zo goed als dadelijk dood moet zijn geweest.
‘Arme broer. Hij vertrouwde haar en nu schijnt dat ze ons allemaal bedrogen heeft… Tenzij mijn vermoeden juist is,’ denkt ze.
Plots heeft ze een vreemd gevoel van warmte. Ze kijkt om zich heen, maar er is niemand. Ze beseft echter niet dat de informatiedrager van Sorane op dezelfde plaats staat dan zijzelf.
‘Zou het dat zijn, dat Evara bedoelde? Een gevoel van warmte.’
Seana doet opnieuw een paar passen naar binnen en kijkt verschrikt om zich heen, als ze beseft dat hier ze niet echt alleen is. Maar ze ziet niemand. Sorane merkte dat de zus van Deno, zoals Evara en de vier vreemde vrouwen, reageerde, toen ze zich op dezelfde plaats bevond en loopt weer op de agente toe.
Ze probeert zich te concentreren en denkt met al haar kracht die ze in zich heeft. Seana schrikt als er plots een gedachte in haar opkomt. Ze vangt de woorden, rechter Aqunok moordenaar op. De agente kijkt om zich heen, maar ze is nog steeds alleen met het dode lichaam. Ze doet een stap naar de deur toe en voelt dat het warme gevoel even afnam. Verbaasd blijft ze staan en enkele seconden later voelt ze het weer.
‘Sorane, ben je nog hier?’ fluistert ze.
Maar niemand antwoordt al zou Sorane wel willen. Maar het lukt haar niet, nu ze op een paar passen van Seana staat. Daarom doet ze een stap naar links en dan weer naar rechts, zodat ze naast Seana komt te staan en dan weer op dezelfde plaats. Dit herhaalt ze een paar maal. Seana voelt dit aan den lijve en beseft dat de ziel van Sorane nog steeds in deze plaats aanwezig is.
‘Sorane als je me hoort, doe nog eenmaal wat je daareven deed.’
De roodharige doet het.
‘Ik wil dat je eerlijk antwoordt. Heb jij de rechter willen vermoorden, Sorane?’
Maar nu voelt ze niets.
‘Ben je er nog?’ vraagt ze en nu voelt ze het weer.
Even denkt Seana na.
‘Dus jij was het niet.’
‘Was het de agente?’
Maar nu voelt ze weer niets.
Plots voelt ze dat haar hand warmer wordt, maar ze weet niet dat Sorane nu alleen haar hand probeert vast te nemen.
‘Rechter Aqunok,’ hoort ze nu duidelijk in haar hoofd.
‘Wat bedo… He, je bedoelt toch niet dat de rechter Aqunok is.’
Weer voelt ze heel haar lichaam even warmer worden.
‘Als dat waar is, dan zou dat ook kunnen verklaren waarom de collega’s van Deno in een hinderlaag liepen,’ denkt ze.
Weer dat warmte gevoel.
‘Dank je Sorane. Ik zal je naam zuiveren, als ik kan,’ zegt Seana terwijl ze om zich heen kijkt.
Dan loopt ze naar het dode lichaam toe en dekt het weer af. Even kijkt ze nog naar het laken.
Als ze zich omdraait, veegt ze even een traan weg. Dan voelt ze weer een warme gloed in haar rechterhand.
‘Deno, ik geef veel om hem,’ hoort ze weer.
Even knikt ze begrijpend.
‘Ik zal het aan Deno laten weten, Sorane. Maar ik vrees dat hij mij gek zal verklaren.’
Weer voelt ze die warme gloed door haar hand trekken, maar nu heviger dan de vorige keer. Ze kijkt in de richting van de plaats waar ze Sorane vermoed, maar ze kan haar niet zien.
‘Het ga je goed, Sorane. Misschien was je ooit mijn vriendin geworden en misschien zelfs mijn stiefzus. Maar het heeft niet zo mogen zijn,’ fluistert ze nog, terwijl ze de deur opent.
De informatiedrager van Sorane wil echter nog zoveel zeggen en volgt haar. Maar als ze de deur nadert, wordt ze plots in een witte gloed gehuild en haar omgeving verdwijnt voor haar ogen.
Plots kan ze weer iets zien. Ze merkt dat ze in een vreemde omgeving staat en kijkt om zich heen. Alles is perfect wit en lijkt oneindig groot, in de verte kan ze maar vage gedaanten onderscheiden. Dan beseft ze dat ze naakt is.
‘Gelukkig ben ik hier alleen. Want hier kleding vinden, lijkt mij niet zo eenvoudig te zijn,’ denkt ze.
Maar als ze er naartoe loopt dan, lijkt de afstand even groot te blijven. Van tijd heeft ze geen enkel besef meer. Naar haar eigen gevoel is ze hier enkele uren, maar in werkelijkheid is het nog maar iets meer dan een kwartier. Plots merkt ze een onduidelijke gedaante op, omringt door een lichtblauw licht, die haar lijkt te naderen. Het komt snel dichterbij en blijft op een paar passen voor haar zweven.
Na een paar minuten zakt het tot op de witte bodem en verdwijnt langzaam. De gedaante in het licht neemt langzaam de figuur aan van een jonge vrouw volwassen vrouw rond de achtentwintig jaar. Ze heeft lange bruine haren. Ook zij is naakt. Ze is een schoonheid, die elke man in haar ban zou kunnen brengen. Haar bruine naakte lichaam steekt fel af tegen de witte omgeving. Zelfs Sorane, die een voorkeur heeft voor mannen, voelt haar aantrekkingskracht. Zij doet echter geen enkele poging om zich met haar handen te bedekken, zoals Sorane.
Ze glimlacht even als ze merkt dat Sorane haar onderlichaam met haar handen probeert te verbergen.
‘Dat is niet nodig. We zijn toch allebei vrouwen.’
‘Waar ben ik hier? Wie bent u?’ vraagt Sorane, terwijl ze zich lichtjes ontspant.
Deze kijkt haar even aan en zegt:
‘Niet zo ongeduldig, Sorane Cobanon. Buiten mijn wil krijg ik deze gedaante, telkens ik me niet concentreer op een ander uiterlijk. Zelfs ik weet de naam niet die bij dit uiterlijk past. Toen jij daareven materialiseerde had jij ook heel even die gedaante, maar dat duurde maar een paar seconden.’
‘Dus je hebt geen echte naam, onbekende.’
De vrouw glimlacht even en zegt:
‘Nog even geduld, ik verwacht nog een samen gevloeid deel van mij zoals jij. Daarna kan ik jullie samen een paar dingen verduidelijken,’ antwoordt ze.
‘Zoals ik. Wat bedoelt u?’
‘Later zal je veel duidelijk worden.’
Even kijkt Sorane de vrouw, die een grote aantrekkingskracht op haar heeft, aan. Ze komt haar ergens bekend van voor. Het lijkt wel of ze haar kent.
‘Waarom kan ik Deno de waarheid niet laten weten? Nu lijkt het wel als ik hen allen bedrogen heb,’ zegt ze.
‘Dat kon niet meer, Sorane. Als geestelijke identiteit kan je niet tegen levenden spreken, behalve in extreme gevallen.’
‘Ik ben er toch gedeeltelijk in geslaagd, vreemde. Ik heb Seana, de zus van Deno het belangrijkste kunnen laten voelen van wat er gebeurd is.’
Even kijkt de vrouw haar aan.
‘Dan moet je een zeer krachtige esper zijn Sorane. Minstens zo sterk als ik.’
‘Daar weet ik niets van. Wat is een Esper?’
‘Dat wordt je over enkele minuten wel duidelijk, Sorane.’
‘Ben jij een machtige of een soort engel?’
‘Nee, toch niet zoals jij het bedoelt, Sorane. Ik of jij. Wij zijn geen godinnen en we doen ook niet of we er een zijn, zoals sommingen.’
‘Wij? Wat bedoelt u?’
‘Ze bedoelt dat wij deel uitmaken van dezelfde identiteit, Sorane. En ik weet dat je een nieuwe kans zal krijgen om het je vrienden uit te leggen,’ zegt een stem achter haar.
Langzaam draait Sorane zich om en staart naar de licht gebruinde blondine. Even kijkt ze van de ene naar de andere. De blonde lijkt ze ergens van te kennen, maar ze moet zich diep concentreren om het zich te herinneren.
‘Jij bent die Jakira, die ze de meesteres noemen.’
‘Ja en nee, mijn naam is wel Jakira. Maar ze hebben mij nooit de meesteres genoemd. Wie zijn jullie?’
Even staart Sorane de blonde aan.
‘Mijn naam is Sorane Cobanon, maar wie zij daar is, weet ik nog steeds niet.
De derde vrouw glimlacht even en verandert haar uiterlijk in een blanke vrouw met vuurrode haren. Dan zegt ze:
‘Mijn naam is Megan. Ik, jij, Jakira daar en nog enkele anderen zien in onze werkelijk gedaante hetzelfde uit. Alle negen tezamen vormen wij onze ware identiteit.’
‘Je vertelt fabeltjes. Ik ben of was Sorane Cobanon. Jullie moeten…’
De twee vrouwen kijken Sorane glimlachend aan, want beiden zijn telepathisch begaafd, terwijl Sorane zich niet bewust is van deze krachten. Zowel diegene die zich Jakira noemt, als de andere weten alles van elkaar. Verbaasd en met grote ogen kijkt Sorane naar de twee. Dan schrikt ze als de blondine op haar toestapt.
Maar op dat moment materialiseert een tweede bloedmooie blondine. Maar zij is als enige van hen gekleed in een strak blauwkleurig broekpak met een diep decolleté.
‘Blijf staan, Jakira. Dat kan ik niet dulden, Sorane Cobanon werd gedood en zij moet een nieuw leven aanvatten,’ zegt deze.
‘En ga jij dat willen voorkomen, Aveyana?’
‘Zeker. Ga of ik zal jou ook naar het dodenrijk sturen om je klaar te maken om een nieuw leven te vormen.
De andere vrouw die zich Megan noemt, staart Aveyana doordringend aan.
‘Probeer maar, omhooggevallen godin. Jij, die ooit een trouwe volgelinge van onze identiteit was.’
‘Van jullie identiteit?’
‘Ja, ooit lang geleden was Sorane in een vorig leven Aona, jullie leidster. En als Jakira was ze gekend als Te-van. En nog veel later was je zelfs mijn trouwe bondgenote toen ik als Achnac over het nieuwe rijk heerste,’ zegt de vrouw.
‘Sorane zou de machtige Aona en jij de latere Megan, een reïncarnatie van de machtige Achnac, zijn. Dat kan niet. Geen was beiden geen half zwarte, maar een goden met blanke huid. En in je ware gedaante zie je er niet als een blanke uit.’
‘Dat is de gedaante van diegene die wij werkelijk zijn, Aveyana.’
‘Als Achnac zag ik er zo uit,’ zegt de vrouw terwijl ze haar uiterlijk opnieuw aanpast.
Aveyana staart de man verbaasd aan, want nu kijkt ze naar een andere. Hij heeft een licht gebruinde huid en lange zwarte haren. Ze herkent hem dadelijk.
‘Her Achnac?’
‘Dat was mijn naam, godin, lang geleden.’
‘Her Achnac, kende ik, Megan. Ik diende ooit onder zijn bewind. Maar hij werd samen met vele anderen van zijn famillie vermoord.’
‘Dat weet ik, Aveyana.’
Dan verandert Sorane in een de gedaante van een jonge vrouw met korte rode haren. Haar huid is iets nog steeds bruin, maar veel lichter dan die van Sorane.
Aveyana schrikt als ze haar herkent.
‘Was jij ooit Aona?’
‘Zeker, Aveyana. Maar dat is Sorane toen ze nog onder de levenden was in een ver verleden. Maar dat is zeer lang geleden. Ook Sorane heeft verschillende levens achter de rug en eindelijk is de dag gekomen om mijn deel van onze gezamenlijke identiteit op te geven.’
Dan verandert ze Sorane haar uiterlijk opnieuw in het uiterlijk van Sorane. Die kijkt Achnac/Megan verbaasd aan.
‘Toch heb ik ooit van jou gehoord, Megan. Was je geen machtige?’ fluistert Aveyana, maar dan klaart haar gezicht op.
‘Jullie kunnen ook van gedaante veranderen zoals ik, Hera. Dus dat zegt me niets,’ zegt Aveyana terwijl ze even in Aona en daarna in Megan verandert.
‘Ik was je vriend en bondgenoot, Aveyana. Dus waag het niet om me Hera te noemen en zeker niet om in mijn gedaante te verschijnen.’
Aveyana staart de man verbaasd aan, ze weet niet dat ze ervan moet denken.
‘Zou zij werkelijk Achnac geweest kunnen zijn?’ denkt ze.
Sorane kijkt even naar de god, want ze heeft al van hem gehoord. Ze is een machtige en nu staat die hier zo voor haar, niet wetend wat te doen.
‘Ik ben nooit een god of godin geweest, maar een gelijke onder jullie. Na mijn dood lieten jullie, mijn werk uiteenvallen,’ hoort ze de vreemde vrouw zeggen, die er nu terug als een brunette met gebruinde huid uitziet.
‘U bedoelt de leer van Aona, die later door Achnac overgenomen werd. Dat was jaren later, toen we de strijd begonnen te verliezen. Toen moesten we kiezen. Overleven of ten onder gaan.’
‘En jullie kozen om te overleven en mijn leer, die jullie allen trouw gezworen hadden, te verraden.’
‘Dat was de enige manier om toch nog iets van die leer over te houden. Deze leer bestaat nu nog in de door ons beheerste sectoren. Maar ik geloof niet dat jij Achnac bent.’
‘Nee, Aveyana, dat voel ik. Maar ik weet nog meer. Jullie denken alleen aan jullie eigen leven en macht. Want jullie dienden mij allen als toen ik als Achnac onder jullie was. Maar dan maakte Locni een eind aan mijn leven. Het enige wat jullie deden is jullie eigen leven te redden. De famillie en de volgelingen van Achnac lieten jullie gewoon aan hun lot over.’
‘Dat was een grote fout, Megan. Maar we zagen geen andere uitweg om onze sector van het geweld te vrijwaren, Her.’
‘Waarom zo beleeft, Aveyana? Je zegt dat je twijfelt aan mijn bewering van wie ik ooit geweest ben en toch spreekt je mij met Her aan. Vrees je misschien ergens dat ik je zou kunnen straffen,’ zegt de brunette, terwijl ze verandert in de man met lange zwarte haren.
‘Verander zoveel je wil, vrouwe. Je zal me toch niet overtuigen. En vrezen doe ik je ook niet’
Aona glimlacht.
‘Dus je twijfelt nog steeds. Scan mij, ingebeelde godin. Je hebt mijn toestemming.’
Aveyana balt haar vuisten. Toch concentreert ze zich diep, want ze wil zeker zijn. Sorane kijkt van de ene naar de andere en ziet de geklede blonde godin schrikken.
‘U bent het werkelijk, Her Achnac. Vergeef me.’
‘Hoe wordt je in deze tijd genoemd, Aveyana? Want jij hebt al verschillende namen gehad in de rijke geschiedenis van deze beschaving. Als ik me goed herinner werd je ooit Aphrodite, Qetesh, Xochiquetzal, Lakshmi of Freyja genoemd. Misschien nog wel veel meer namen op andere planeten.’
Even kijkt Aveyana naar Jakira en dan naar Sorane, maar dan richt ze zich tot de vrouw die er als Aona uitziet.
‘Dat kan moeilijk anders, Achnac, als je al zo oud bent als ik, dan geven ze je soms een naam die beter bij de taal en gebruiken van de inboorlingen past.’
‘Dat zou weleens kunnen, Aveyana. Maar jij genoot van die bewondering als een godin, terwijl jij ook maar een gewone mens bent.’
‘Zo gewoon ben ik niet. Ooit was je als Achnac een machtige, maar nu kan jij zelfs geen aanspraak meer maken om mijn assistent of zoiets te worden. Dat zouden mijn collega goden, niet toestaan.’
Raadselachtig glimlachend kijkt Achnac de ‘godin’ aan.
‘Misschien heb je gelijk, Aveyana. Maar de kracht van zowel Achnac als Megan is nog steeds in mij aanwezig.’
‘Dat is mogelijk, Achnac. Maar u bent maar alleen. Onze macht kan jij zelfs niet weerstaan.’
‘Ooit zal jij weten wie jij in werkelijkheid bent, godin. Maar die tijd is nog niet gekomen. Maar ik ken je geheim, dat je al miljoenen jaren met je meedraagt.’
‘Mijn geheim. Dat kan niet.’
‘Nee, Aveyana. Ik weet dat jij uit een ander universum komt. Je bent op zoek naar iets dat Delos genoemd wordt. Maar je besefte niet, dat Delos in elk universums aanwezig is.’
‘Wat? Ken jij het geheim van Delos?’
‘Niet echt. Maar het bestaat dat weet ik zeker. Maar zelfs ik heb de oorsprong van deze geheimzinnige legende nog niet kunnen vinden. Maar mijn weg leidt naar Delos, dat is wel iets dat ik weet. Zoals ook de jouwe in de toekomst zal zijn.’
‘Dat zal niet gebeuren, Achnac. Ik ben de enige die recht op Delos heeft.’
‘Je moest eens weten hoe juist je het hebt, Aveyana. Alleen niet als de persoon die je nu bent, maar de persoon die jij later zult worden.’
‘Je raadseltjes zullen mij niet kunnen tegenhouden, man.’
‘Op dit ogenblik ben jij niet meer bij machte om dat te voorkomen, godin. Sorane bezit de sleutel tot Delos. Daarom moeten Jakira en ik met haar samensmelten. Want wij behoren tot dezelfde identiteit.’
‘Wat bedoel je met dezelfde identiteit?’
‘Ooit zal jij het weten, Aveyana. Want ook jij weet niet wie of wat je werkelijk bent.’
‘Leg dat uit, Aona. Of moet ik je anders noemen?’
‘Nee, ooit kende jij me als Achnac. Noem mij maar zo,’ zegt Achnac en wendt zich dan tot de roodharige.
‘Sorane, jij herinnert je dat Pentagon vormig voorwerp toch nog wel.’
‘J..ja. Anya heeft me verschillende malen geholpen, tot zij me in de steek liet,’ antwoordt ze.
‘Zie je wel, Aveyana. Haar lichaam draagt het Pentagon uit al lang vervlogen tijden, alleen was zijn eigenares, die ooit de naam Aona, niet bewust aanwezig.’
‘Je wil toch niet zeggen, dat jullie…’
‘Jawel, godin. Wij zijn diegene op wie de oeroude Hypsoon wacht. Alleen wij bezitten de kracht om hem volledig te activeren.’
Ontsteld kijkt Aveyana Achnac, terwijl die weer in Megan verandert.
‘Waarom ben ik daarvan niet op de hoogte, want ik was ooit toch een van jouw trouwste bondgenoten.’
‘In die tijd wist ik nog niets van het bestaan van Delos af. Pas toen ik een paar minuten geleden met Jakira hier telepathisch contact had, bezat ik plots die kennis. Op dat moment besefte ik pas waarom Sorane, Jakira en ik hier samen zijn. Als Sorane kunnen onze delen Delos bereiken en echt een geheel vormen.’
Aveyana kijkt Megan verbaasd aan. Sorane verbreekt plots te stilte die er heerst.
‘Moet ik mij nu Aona of Sorane noemen, Megan.’
Megan kijkt Sorane aan en glimlacht even.
‘Sorane, denk ik. Want jij bezit nu haar uiterlijk tot bij je hergeboorte.’
‘En daarna?’
‘Dat weten de goden zelfs niet, Sorane. Maar jou leven als Sorane is nog niet voorbij.’
‘Dat heb je al gezegd, Megan. En Anya, die mij soms eens bijstond ook.’
‘Wie is Anya?’
‘Onze Hypsoon, Aveyana.’
‘Megan, u vermelde het woord Delos. Toen ik een nog zeer jong meisje was, had ik soms vreemde dromen waarin ik steeds dezelfde woorden en beelden zag. Deze beelden van een planeet omgeven door licht, zijn me altijd bij gebleven, maar ik heb nooit geweten wat dat betekende. Een fluisterende stem noemde die planeet Delos. Ik zag ook flarden van een tempel, een schrijn en de planeet Yharven in mijn droom. Toen ik ouder werd verdwenen de dromen, maar Delos bleef ik onthouden. Later zocht ik naar de betekenis ervan en stootte op die legende, waarvan niemand wist dat die ook maar een beetje waarheid in schuilde. Toch waren er rapporten van mensen en schepen die ernaar zochten, maar nooit meer terugkeerden.’
Zowel diegene die zich Megan noemt als Aveyana kijken Sorane verbaasd aan.
‘Die dromen zijn in werkelijkheid een soort opdracht voor jou, Sorane. Alleen daar zal onze identiteit pas volledig met het lichaam van Sorane verweven worden.’
‘Als niemand Delos ooit gevonden heeft, hoe kan ik die dan vinden?’
‘Dat weet ik niet, Sorane. Maar als we niet slagen, dan hebben wij als Sorane maar een zeer korte tijd te leven, nadat we haar weer tot leven wekken. Vergeet dit dus niet.’
‘Dat mag niet gebeuren, Megan. Ik zal alles doen om dat te voorkomen. Volgens de legende bezit diegene die de gebieder van Delos een ongekende macht. Als die macht in verkeerde handen valt, wie weet wat de toekomst dan brengt.’
‘Heb jij je nooit afgevraagd wie Sorane die dromen bezorgde. Want dat die een toeval zijn geloof ik niet. Misschien bestaan er wel machtiger wezens, dan jullie die denken ‘goden’ te zijn.’
Even kijkt Aveyana Megan sprakeloos aan. Want ze beseft dat die weleens gelijk zou kunnen hebben. Maar van wie zouden die dan komen en wat zijn de plannen van dat wezen of wezens. Is het een vriend of vijand. Als van ver hoort ze Megan vragen:
‘Waarom zou jij iets tegen ons doel kunnen hebben, Aveyana? Jij weet wie ik was en toen volgde jij mij. Waarom zou je dat nu niet doen?’
‘Onze groep werkt al zeer lang in het geheim, Megan. Wij willen de laatste resten van de witte weg vrijwaren en het zwarte niets terugdrijven.’
‘Denk jij werkelijk dat als een van jullie gebieder van Delos zou worden, De anderen hem of haar zullen aanvaarden als de machtigste onder jullie.’
Even schrikt de blonde schone, want ze beseft dat deze Megan misschien weleens gelijk zou kunnen hebben. Het zou tot een oorlog tussen de bondgenoten kunnen uitdraaien en dat zou alles op het spel kunnen zetten dat ze al vele jaren gingen koesteren.
‘Ik denk dat je je vroegere vrienden beter kunnen helpen, door mij te steunen. Want ik vrees dat zij mijn hulp nodig zullen hebben. T’naka is haar macht sterk aan het uitbreiden, met de hulp van die valse Jakira. Al heeft die ook eigen plannen om meer macht voor zichzelf te veroveren.’
‘Je laat me dus geen keuze.’
‘Ik wel, Aveyana. Maar je moet niet aan jezelf denken.’
‘Jullie vergeten een ding. Mijn lichaam ligt ergens op Enuron met twee capsules in de borst. Ze zullen mijn lichaam al wel dood verklaard hebben. Hoe kan ik als Sorane verder leven?’
‘Er zijn maar enkelen die dit kunnen en wij zijn er een van, Sorane. Jouw lichaam is nog steeds in het ziekenhuis opgebaard. Anya houdt je lichaam voor lange tijd stabiel. Hopelijk valt het niemand op, want dat zou wel voor problemen kunnen zorgen. Als jij het wil kunnen we jouw lichaam weer gezond maken. Alleen samen kunnen we dat, omdat jij nog niet bewust bent van je krachten.’
‘Ben ik dat waart, Megan. Ik heb vele mensen gedood voor geld. Ook al waren het misdadigers. De agenten hadden gelijk toen ze mij een moordenares noemden. Ik gaf mijn tegenstanders geen enkele kans, ze wisten zelfs niet dat de dood toekeek, tot mijn schoten hun levenslicht uitbliezen,’ zegt Sorane.
Megan kijkt de jonge misdadigster even aan, dan stapt ze naar Sorane toe. Even verwacht ze dat Aveyana iets zou ondernemen, maar die zegt:
‘Je hebt gelijk, Megan. Om een oorlog tussen bondgenoten te voorkomen, steun ik jullie. Ik hoop alleen dat jullie Delos bereiken. Maar of ze jou dan zullen herkennen als leider durf ik te betwijfelen. Maar zelfs als ze het niet doen, dan zal het bondgenootschap blijven bestaan, waardoor een catastrofe zal vermeden worden.’
Megan zend even een telepathisch bericht naar Jakira, die intussen zwijgend toekeek en luisterde. Jakira knikt haar toe en stapt op de roodharige toe. Even wil Aveyana ingrijpen, maar laat het, als ze weer aan de woorden van Megan terugdenkt.
De blondine grijpt de hand van Sorane vast. Voor de verbaasde ogen van Aveyana versmelten beiden tot een gedaante. Even veranderen ze afwisselend in Jakira en dan weer in het uiterlijk van Sorane. Tot de gedaante dan stabiliseert als Sorane, omdat Jakira beseft dat ze als Jakira niet meer verder kan bestaan. Voor Sorane gaat plots een nieuwe wereld open als ze de gegevens van Jakira en alle anderen in zich opneemt. Even wankelt ze achteruit.
Als ze zich herpakt kijkt ze Aveyana aan.
‘Maar dan vervagen de gegevens. Alleen voelt ze zich veel krachtiger. Ook Aveyana voelt het.’
‘Even wist ik wie Jakira was, maar het lijkt of ze verdwijnt.’
‘Dat heeft een oorzaak waar ik niets over weet? Sorane. Maar ik denk dat jij je doel moet nastreven.’
‘Welk doel?’
‘De weg naar Delos vinden. Dat moet je hoofddoel zijn.’
‘Daarnet wist ik nog waarom, maar het vervaagt steeds meer. Straks weet ik zelfs niet meer wie Jakira was.’
‘Ik vrees dat dat zal gebeuren, Sorane. Maar het komt wel terug, als je alles meer verwerkt hebt. Meer uitleg kan en mag ik je niet geven,’ zegt Megan glimlachend.
Dan kijkt ze Aveyana aan.
‘En jij vermeende godin. Blijft je hier of keer je terug naar je gebied. Want jij bent de enige stoffelijke identiteit die hier aanwezig is.’
‘Nee, ik keer beter terug. Nu ik hier toch van geen nut ben. Want ik denk nu ook dat jullie weg de juiste is. Maar ik zal de taak op mij nemen om Taxala en de anderen te overtuigen en al zal dat niet zo eenvoudig zijn.’
‘Het beste. Ik kan altijd bondgenoten gebruiken, vriendin. Hopelijk slagen we in de door onszelf opgelegde opdracht.’
‘Ik hoop het, Megan. Veel geluk jullie alle drie,’ zegt Aveyana bijna fluisterend, maar glimlachend.
Dan is ze plots verdwenen.
‘Op het zuidelijk continent is een zeer oude basis op de coördinaten L55-B243. Veel geluk,’ hoort Sorane haar telepathische gedachten nog.
Intussen op Enuron in de stad Mogwan.
Jenan en Deriva komen beiden met de wagen van Jenan aan bij het huis van hun zus, Reysa. Als ze binnenstappen zit zij op een stoel met haar hoofd in haar handen, te huilen.
‘Reysa, wat is er?’
‘S…ooorra..ne is dood, broer?’
Zowel Jenan als Deriva verstijven. Ze kunnen het niet geloven.
‘Het was op het nieuws, Jenan. Het schijnt dat ze de rechter waar ze voor werkte wilde doden, maar toen Sorane de veiligheidsagente neerschoot, kon de rechter een wapen grijpen en joeg twee capsules door de borst van…’
‘Nee, dat kan niet. Sorane kan dat niet gedaan hebben.’
‘Ik geloof dat ook niet,’ zegt ook Deriva.
Maar innerlijk vloekt ze, want ze wou weten wat Sorane van Delos wist en nu zou die dood zijn.
‘Ik weet alleen wat op het nieuws gezegd wordt,’ fluistert Ferino.
Jenan gaat naast zus zitten en slaat een arm om haar schouders. Misschien is ze niet dood, zusje. Maar zwaargewond. Ferino en Deriva gaan ook aan de tafel zitten en beseffen dat ze niets kunnen doen om Jenan en zijn zus te helpen. Meer dan een uur zitten ze daar als er een speciale uitzending over de moord uitgezonden wordt.
Het groepje staat op en haast zich naar de salon. Ze kijken ontsteld naar de beelden op het scherm.
‘Ze is werkelijk dood, broer. Ik voel het. Maar wat ze zeggen is niet waar. Sorane zou zoiets nooit doen.’
‘Nee, dat denk ik ook niet. Maar volgens die agent Erine Rand moet Sorane het wel gedaan hebben. Misschien was dat ook wel zo, maar dan moet de rechter een misdadiger zijn. Want een onschuldige doden… Nee dat denk ik niet. Alleen? Die veiligheidsagente, wie heeft die dan gedood? Als het nu toch eens Sorane geweest is. Ik weet niet wat ik ervan moet denken.’
Nog lang nadat het nieuws beëindigd is, zitten ze alle vier in de zetel voor zich uit te staren.
Een paar straten daar vandaan zit een gezin met enkele anderen personen te eten, als een zeventienjarig meisje plots ontredderd binnenstormt.
‘Hebben jullie het nog niet gehoord? Ze hebben Sorane doorgeschoten.’
Op slag is het doodstil in het vertrek.
‘Nee, dat mag niet waar zijn,’ stamelt Teira, terwijl ze in elkaar zakt in haar rolstoel.
‘Het is op teevee,’ zegt haar dochter.
Dan haast Liese zich naar haar moeder toe. Als ze de hand van haar moeder vastgrijpt, richt deze zich met een harde blik op en zegt:
‘Breng me naar de salon, Liese. Ik wil het met eigen ogen zien.’
Maar het is haar vroegere man Kieve die haar rolstoel naar de salon, waar de teevee staat, duwt. Teira is er kapot van.
Daar staren de zes aanwezigen naar het nieuws waar een uitgebreid verslag te zien is.
‘Nee, dat geloof ik nooit,’ zegt Teira, terwijl ze naar het scherm staart.
Als het verslag eindigt, zit iedereen met ontstelling naar het scherm te staren.
‘Ze stond ervoor bekend dat ze alleen misdadigers in opdracht doodde en nu zou ze een rechter willen vermoorden. Nee, daar twijfel ik sterk aan.’
Kieve kijkt zijn vroegere vrouw, Teira gefronst aan
‘Ik weet niet wat ik ervan moet denken,’ zegt hij.
Liese kijkt haar vader aan.
‘Ik geloof het ook niet.’
‘Liese, misschien zeggen ze straks in het volgend nieuwsbericht meer,’ merkt haar vader op.
‘Ik wil haar lichaam zien,’ zegt Teira plots.
‘Dat zal niet zo eenvoudig zijn, Teira. Ze zullen alleen famillie toelaten.’
Worena kijkt haar man, Kieve aan en vraagt:
‘Heeft ze nog wel famillie?’
‘Ja, Worena. Ze werd opgevoed door het gezin Nador. Ik heb dat in de stadsarchieven gevonden, toen ik hier een paar dagen geleden wilde weten, wie de eigenaar van deze villa was. Deze en nog vier andere villa’s staan op naam van Sorane Cobanon geregistreerd.’
‘Dan ga ik daar eens vragen.’
‘Niet nu, Liese. Morgen ga ik wel. We moeten voorzichtig zijn.’
De volgende dag gaan Kieve en zijn dochter naar een van de villa’s en bellen aan. Een man opent de deur en kijkt hen beiden aan.
‘Ik ben Kieve Monnaan en dit is mijn dochter Liese. Wij zijn op zoek naar de familie Nador.’
‘Dan bent u verkeerd, mijnheer Monnaan.’
‘Deze villa is toch eigendom van Sorane Cobanon.’
‘Jazeker. Mijn ouders kregen haar de toestemming om hier te logeren. Bent u een kennis van haar?’
‘Ja, ook wij wonen in een villa, waar we mochten intrekken voor ons verblijf hier op Enuron.’
‘Komen jullie van ergens anders.’
‘Ja, van Oran II. Mijn eerste vrouw kan al jaren niet meer lopen en Sorane beloofde ons dat ze haar hier kunnen helpen.’
‘Dat is toeval. Mijn famillie komt ook van Oran II. Wilt u alstublieft binnen komen?’
Kieve knikt. Beiden geven de man een hand.
‘Mijn naam is Gerie Longeno.’
‘Sorane is opgevoed door het gezin Nador. Volgens mijn gegevens heeft ze een stiefzus en stiefbroer in deze streek wonen. Ik weet ook dat ze vijf villa’s bezit. In eentje wonen wij en jullie in een tweede. Ik denk dat Reysa Nador en Jenan Nador in een van de drie anderen moeten wonen.’
‘Waarom neemt u geen contact op met Sorane zelf?’
‘Hebben jullie gisterenavond het nieuws niet gezien?’
Als Kieve merkt dat de man hem vragend aankijkt.
‘Sorane werd neergeschoten. Ze is dood. Daarom zoeken wij haar famillie.’
‘De jonge man krijgt een schok en zegt snel:
‘Dat kan toch niet waar zijn.’
‘Spijtig genoeg wel.’
Gerie stelt hen voor aan zijn ouders en zijn vrouw Soranda. Meer dan een uur zitten ze binnen met Elira en haar zoon te praten. Dan komen twee vrouwen en een man aan. Ook zij hebben het nieuws gehoord op hun werk. Ze schrikt als ze de vreemden opmerkt. Elira stelt hun gasten voor.
‘Dit zijn Kareya, mijn dochter, haar vriend Lemo, en Veyane, de vrouw van mijn zieke zoon Herin,’
‘Is het echt waar?’ vraagt Veyane.
‘Het was op het nieuws,’ zegt Liese, met tranen in haar ogen.
‘Heeft ze jullie ook geholpen, meid?’ vraagt Veyane terwijl ze een arm om de schouders van het meisje slaat.
‘Ja, mijn moeder is voor een deel verlamd. Sorane gaf ons de hoop dat ze haar hier konden helpen. Dus trokken we hier in een van haar villa’s in.’
Even kijkt Veyane naar Kieve. Maar het is Elira die zegt:
‘Hetzelfde wilde Sorane ook voor mijn gezin, Liese. Mijn zoon is zwaar ziek. We hopen dat ze hem hier kunnen helpen.’
‘Sorane heeft zich misrekent, moeder. Ook hier kunnen ze niet veel doen. Maar hij heeft wel meer kansen om langer te leven,’ zegt Veyane, die zich sterk houdt tegenover de gasten van haar ouders.
‘Wat gaat er nu met ons gebeuren. Vermoedelijk erft haar famillie alles,’ merkt Soranda, die voor het eerst iets zegt op.
‘Dat moeten we zo snel mogelijk met iemand van de famillie Nador spreken. Misschien willen ze onze villa’s verkopen.’
‘Zouden ze het al weten?’
‘Dat is de reden waarom ik naar hen op zoek ben. Misschien weten zij of het waar is. Want ik kan toch maar moeilijk geloven, dat die Sorane Nador en Sorane Cobanon dezelfde vrouw zouden zijn.’
‘Dat Sorane de rechter zou willen doden, is volgens mijn eerste vrouw uitgesloten. Ze is ervan overtuigd dat als het werkelijk Sorane is, dan moet ze vermoord zijn.’
‘Dat is mogelijk, maar we kunnen het andere niet uitsluiten. Ze verhuurde zichzelf toch om moorden te plegen voor geld.’
‘Jij hebt haar niet gekend, Soranda. Sorane zou nooit een rechter doden, behalve als hij een misdadiger zou zijn. En deze rechter Sodinor vecht al heel zijn leven tegen de misdaad. Nee, er is iets anders aan de gang en onze vriendin is er het slachtoffer van geworden.’