Gedurende de rest van de dag volgt hij de roodharige in haar doen en laten zonder dat ze hem opmerkt. Maar hij merkt wel dat ze in het oog gehouden wordt. Die avond geeft ze les aan Ora, de jonge vrouw, in de sportzaal van de organisatie. Geduldig blijft hij wachten in een café aan de overkant. Pas heel laat verlaten Ora en Sorane de training. Als beide vrouwen Rinar ontmoeten gaat Sorane alleen naar haar wagen. Nog steeds heeft ze Deno niet opgemerkt. Hij volgt haar met een taxi naar het centrum van de stad.
Als ze uitstapt, merkt hij nog een wagen op die stopt met twee mannen erin. Ze blijven echter in de wagen zitten, als Sorane een winkel binnenstapt. Volgt hij haar, ook als ze langs de achterzijde naar buiten stapt. Dan volgt hij haar door enkele straten, tot hij haar bij een man en een vrouw ziet halthouden.
Hij sluipt dichterbij en merkt dat het de twee agenten Malon Garent en Erine Rand zijn. Plots hoort hij Erine zeggen:
‘Dat klopt niet, Sorane. We weten dat Deno niet schuldig is aan de dood van zijn collega’s. Enkele getuigen zagen hem twee moordenaars neerschieten en dan het huis in rennen. Zijn overste wacht op zijn verslag, want hij wil hem terugtrekken. Misschien is het beter dat jij je ook terugtrekt.’
‘Nee, dat kan ik niet, Malon. Ik heb enkele contacten die hun leven wagen en ik kan hen niet in de steek laten.’
‘Wees maar voorzichtig, want ik zou wel graag weten hoe ze wisten dat Deno en zijn drie collega’s agenten waren.’
‘Ik ook, maar ik denk niet dat er voor mij meer gevaar in zit dan anders, Erine. Maar is het niet beter dat ik doe wat ik vroeger altijd deed, dan is het sneller voorbij.’
‘Nee, Sorane. Dat mag je niet doen. Als Aqunok dood is, neemt een andere gewoon zijn plaats in. We moeten een voorbeeld stellen, want hun straf moet anderen afschrikken. Alleen de gegevens die we willen, zijn belangrijk,’ hoort Deno Malon zeggen.
‘Pas op wel op voor een geheimzinnige en machtige vrouw. Volgens geruchten is ze blond, maar veel meer weten we van haar niet. Niemand weet hoe ze eruitziet.’
‘Ik heb haar gezien, Erine. Ze is een blondine. Ze wordt Jakira genoemd. Zeer lang geleden aanbaden de amazones haar. Ze werd door hen de verhevene genoemd.’
‘Wees voor haar op je hoede, Sorane. We moeten eens uitzoeken hoe of waar we haar ergens kunnen arresteren.’
‘Ik stond een tijdje geleden zelfs voor haar, terwijl ze mij probeerde te doorgronden. Buiten dat ze zeer belangrijk is voor Aqunok, weet ik ook niet veel meer over haar. Niemand waagt om over haar te praten. Maar ik vermoed dat zij er veel belang bij heeft, anders zou ze hem niet steunen,’ antwoordt Sorane.
‘Wees voorzichtig, roodkop,’ hoort Deno Malon lachend zeggen.
Hij zucht opgelucht.
‘Gelukkig maar. Ik kan haar vertrouwen. Maar terugkeren naar de geheime dienst. Nee, dat kan ik nog niet. Ik wil weten wie mijn collega’s verraden heeft. Als ik kan, zal ik Sorane helpen,’ denkt hij.
‘Sorane, ik denk dat die vrouw wel een beetje belangrijker is dan een geldschieter. Volgens de geruchten zou zij zelfs Aqunok bevelen geven.’
‘Wat bedoel je, Erine? Alon heeft ook al van haar gesproken, Maar toen ik in haar buurt was, leek zij niet de baas of bazin van Aqunok te zijn. Misschien is ze alleen maar zijn minnares.’
‘Probeer meer te weten te komen en zeker over die vrouw. Blijf wel op je hoede, want je hebt niets aan je kwijtschelding als je er het leven bij inschiet.’
‘Dat kan niemand voorspellen, Malon. Maar ik probeer steeds op mijn hoede te zijn. Ik zie jullie over een paar dagen op de volgende afspraak wel weer.’
‘Hebben jullie gedaan wat ik gevraagd had, Malon?’
‘Ja, Sorane. Het lichaam van Alon is overgebracht naar Mogwan en een lege kist werd begraven op de stadsbegraafplaats.’
‘Uit naam van de famillie van Alon, dank ik jullie allebei.’
‘Alon was een van ons, Sorane. We deden het ook voor hem.’
Sorane knikt Erine dankbaar toe.
Als Sorane eindelijk afscheid neemt van de agenten volgt hij haar opnieuw, maar deze maal heeft hij meer oog voor hun omgeving dan voor de roodharige vrouw. De roodharige loopt de winkel opnieuw langs de achterzijde binnen en merkt dat ze van de bediende twee zakken met etenswaren krijgt, alsof ze deze gekocht heeft. Langs de voorkant loopt ze weer naar haar wagen en als ze wegrijdt merkt Deno dat de vreemde wagen haar weer volgt.
‘Ze vertrouwen haar niet meer,’ denkt hij schrikkend.
Toch lijkt het dat ze alleen maar de opdracht hebben om haar in het oog houden. Dus laat hij de bestuurder langs een kortere weg naar het verblijf van Sorane rijden.
Hij betaalt de man en haast zich het huis binnen. Als Sorane binnen komt, zit hij in de zetel naar de teevee te kijken.
‘Hai, je bent er nog, Deno,’ glimlacht Sorane.
‘Zeker, waar zou ik anders zijn.’
‘Denk jij dat ik je niet opgemerkt heb, agentje. Zo goed ben je niet. ‘
‘Hoe wist je dat ik je volgde?’
‘Ik voel dat altijd. Weet je nu wat je wou weten?’
‘Ja, Sorane. Het spijt me dat ik je niet vertrouwde.’
‘Al goed. Ik zou het misschien ook gedaan hebben. In deze wereld kan je bijna niemand vertrouwen.’
‘Ook diegenen in de wagen leken mij groentjes te zijn.’
‘Had je die ook al in de gaten?’
‘In mijn werk moet overal ogen voor hebben.’
Deno knikt begrijpend.
‘Ik hoorde je over een zekere Aline Sorbon praten. Wie is zij?’
‘Heb je dat ook gehoord, Deno? Tja, ze is… was de dubbelgangster van Berana Vorkaor. Ik heb haar gered en naar Erine en Malon gestuurd. Zij blijkt belangrijke gegevens voor het gerecht in bezit te hebben. Spijtig genoeg hebben die gegevens niet veel betrekking op de zaken van Aqunok,’ legt Sorane uit.
‘Wat ga je nu doen?’
‘Eten en dan verder doen wat ik tot nu deed. Ik hoop maar dat mijn contacten niet te veel risico’s nemen. Want dat zou weleens slecht kunnen aflopen.’
‘Ik wil je toch nogmaals vragen of je hen kan vertrouwen. Want ook mijn leven hangt ervan af.’ zegt Deno, terwijl hij Sorane naar de keuken volgt.
‘Ja, ik denk het wel. Zij willen hetzelfde als ik. Een nieuw leven.’
‘Ik hoop het voor jou. Ik zou je niet graag dood zien.’
‘Waarom? Wat beteken ik voor jou?’
‘Ik weet dat Alon van je hielt, maar ik…’
‘Jij, dat kan toch niet. We kennen elkaar pas enkele weken. Hoe…’
‘Ik ken je al veel langer, dan je denkt, Sorane. Alon heeft me veel over jou vertelt, daarom kon ik niet geloven wat je tegen Aqunok zei. Maar ik hoorde je die woorden zelf uitspreken. Die avond dat ik met een wapen voor jou stond, kwam ik om je te doden, maar ik kon het niet.’
Sorane is niet bij machte om iets te zeggen, zo verward is ze. Deno loopt aarzelend op haar toe en neemt haar bij haar schouders vast. Ze houdt nog steeds van Alon, maar toch voelt ze iets voor Deno, dat ze niet kan begrijpen. Langzaam kijkt ze naar hem omhoog en plots kust hij haar. Eerst wil ze hem wegduwen, maar na een korte aarzeling, beantwoordt ze zijn kus.
De volgende morgen wordt ze naast hem wakker. Even kijkt ze naar de slapende agent, alvorens ze langzaam uit het bed glijdt. Als Deno zijn ogen opent, is ze al helemaal aangekleed.
‘Sorane, we…’
‘Nee, Deno. Dit was een vergissing, zoals de vorige keer. Een van mijn zwakke momenten. Alon is maar pas dood en ik duik al met jou in bed. Nee, dat kan ik op het moment niet aan. Sta op en kleed je aan,’ zegt Sorane streng, in een poging om haar gevoelens op te klaren.
‘Je tweede zwak moment, schat,’ zegt Deno glimlachend.
Een harde klap doet hem verbaasd achteruit wankelen.
‘Het spijt me, Deno. Ik wil je niet meer zien,’ fluistert Sorane hees en haast zich de kamer uit.
De agent, grijpt zijn broek op van de grond en trekt die snel aan. Als hij naar Sorane kijkt, is zij al uit de kamer. Op het moment Deno de trap afloopt, hoort hij de buitendeur dichtslaan. De roodharige haast zich in gedachten verzonken naar haar wagen. Daarom merkt ze de twee mannen niet op die haar volgen. Op het moment dat ze haar wagen wil instappen, zegt een van hen:
‘Sta stil, Sorane Cobanon. En handen omhoog.’
Sorane schrikt en steekt langzaam haar handen omhoog.
‘Wat is er gaande? Zijn jullie overvallers?.’
‘Aha. Je bent een grapjas. Nee, Sorane het is veel erger. Aqunok weet wie jij echt bent. Smerige verraadster. Wij hebben opdracht om jou naar hem te brengen en reken maar dat je zult praten,’ zegt de andere man, terwijl Sorane zich omdraait.
‘Wat bedoel je? Wat wil Aqunok van mij?’
‘Je werkt voor de politie, Sorane. Dat weten we. Aqunok en de meesteres willen je verhoren. Het ziet er niet goed voor u uit.’
‘De meesteres. Wie…’
‘Hou je niet van de domme, verraadster. Als zij je onder handen genomen heeft, dan zal je alles wat ze willen weten, in geuren en kleuren verteld hebben. En daarna zal geen enkele man je nog willen aankijken.’
‘Dus als zij alles zouden weten, dan zouden jullie mij hier ter plaatse neerknallen,’ zegt ze slikkend, want ze beseft dat ze dood had kunnen zijn.
Nog nooit heeft ze zich zo laten afleiden. Normaal zou ze de twee opgemerkt hebben, voor ze haar konden verrassen.
‘Dat klopt, verraadster. Je zou zelfs niet geweten wie of wat je gedood had,’ lacht de man.
‘Geen beweging, killers,’ klinkt een stem achter de twee plots.
De twee mannen verroeren echter geen vin. Hun wapen blijft op Sorane gericht.
‘Je kan je wapen beter laten vallen, Vergan. Anders is je liefje dood. Of dachten we dat we dat niet wisten. Sorane wordt sinds een paar dagen nauw in het oog gehouden.
‘Zouden ze weten dat ik met agenten samenwerk? Hoe kan dat? Maar ze wisten het ook van Wryne en de twee andere collega’s van Deno. Dan moet die verklikker mij ook gezien hebben,’ denkt Sorane verschrikt.
‘En tot onze verbazing zagen we jou gisteren aankomen, Deno. We twijfelden even of we je achter je collega’s aan zouden sturen. Maar we besloten om het niet te doen, anders zou Sorane op de hoogte zijn en nu hebben we twee vliegen in een klap,’ zegt een stem spottend achter Deno.
‘Laat je wapen vallen, agent,’ fluistert een vrouwenstem dreigend.
‘Anya, kan jij niets doen. Als ze ons naar Aqunok brengen, overleeft geen van ons beiden het.’
Even hoort Sorane niets in haar gedachten.
‘Mijn mogelijkheden zijn beperkt, Sorane. Jij hebt de kracht nog niet om mij volledig te activeren. Ik kan je maar in beperkte mate helpen op het moment,’ deelt de geluidloze stem in haar hoofd.
‘Dat heb je al gezegd, Anya. Maar nog steeds weet ik niet wat je ermee bedoelt.’
‘Dat wordt nog wel duidelijk, Sorane. Zodra de tijd gekomen is. Zo, al hun wapens zijn onschadelijk,’ klinkt de stem van Anya in haar hoofd.
‘Wat bedoel je? Onschadelijk.’
‘Ik heb de energiecapsule leeggezogen.’
‘Wat? hoe?’ denkt Sorane verbaasd, terwijl ze haar handen lichtjes laat zakken.
‘Doe je handen waar ze waren, Sorane. De baas wil je levend, maar hij heeft niet gezegd dat je ongedeerd moest zijn. We mogen ons zelfs een beetje met jou vermaken, dus…’
‘Schiet maar, idioot,’ lacht Sorane.
Een van de twee richt zijn wapen snel op het linkerbeen van Sorane en vuurt. Maar er klinkt alleen een droge klik.
Voor ze van hun verbazing bekomen zijn, heeft Sorane een wapen in elke hand.
‘Laat je wapens vallen, jullie zijn er toch niets meer mee,’ glimlacht ze.
Een van de drie achter Deno drukt ook op de trekker, maar ook zijn wapen klikt alleen maar. Zijn twee collega’s volgen het voorbeeld van de twee die Sorane onder schot hielden en laten hun wapens vallen.
‘In de wagen, Deno,’ zegt de roodharige.
De agent opent snel de deur en stapt. Sorane loopt kalm om de wagen heen, terwijl ze een wapen op de vijf gericht houdt, het andere steekt ze weg. Nog steeds glimlachend stapt ze in en drukt op de startknop. Als de wagen wegrijdt, grijpt een van de mannen naar een wapen, die hij op zijn enkel draagt en schiet. Maar ook dit wapen werkt niet meer.
Verbaast staart hij de anderen aan.
‘Hoe deed ze dat? Geen van onze wapens werkt nog,’ stamelt hij.
‘Neem de wapens mee, ook dat van Deno. We laten ze onderzoeken. Alleen dat kan ons leven redden. Atos moet dan toegeven dat we niets konden doen.’
‘Hopelijk vinden ze de reden, anders is ons leven geen cent meer waart,’ zegt de vrouw ernstig.
Intussen rijdt Sorane de wagen door de straten in de richting van het hoofdkwartier van Aqunok.
‘Ik vraag me af hoe ze wisten dat ik voor de politie werk. Iemand moet mij en ook jouw vrienden verraden hebben en ik denk dat we hem bij de politie moeten zoeken. Of zou de rechter zelf. Iets in zijn blik kwam me bekend voor.’
‘Rechter Sodinor, dat kan niet. Hij is een van de grote voorvechters tegen de misdaad.’
‘Ik weet het niet, maar dat zoek ik wel uit, Deno. Het zou anders wel de ideale dekmantel zijn. Gelukkig hebt ik niets gezegd van Rinar en Ora.’
‘Ik hoop dat je gelijk hebt.’
Even zegt Sorane niets.
‘Mag ik je iets vragen, Deno?’
‘Zeker.’
‘Wil je me naar Alon begeleiden? Ik wil afscheid nemen.’
Deno knikt.
‘Kom, we gaan met mijn wagen. Die van jouw kennen ze te goed.’
Sorane knikt en volgt Deno.
Aan de begraafplaats stopt de agent de wagen op een kleine parkeerplaats langs de achterzijde. Als hij met Sorane uitstapt, merkt hij dat Sorane even naar de drie geparkeerde wagens kijkt.
Een oudere vrouw stapt juist in een van hen en slaat de deur achter haar dicht. Even kijkt ze om zich heen, terwijl ze twijfelt of ze het tegen Deno zou zeggen.
‘Kom, Sorane. Ik zal je de weg wijzen.’
Aarzelend volgt ze hem tot hij blijft staan en naar een graf zonder zerk wijst.
‘Daar is het, Sorane. Ik laat je even alleen gaan. Maar wees op je hoede, want je kan nooit weten.’
‘Dit is niet nodig, Deno. Alon ligt hier niet begraven. Erine en Malon hebben zijn lichaam naar Mogwan laten brengen.’
‘Wat zeg je?’
‘Ja, in de wagen twijfelde ik of ik het je zou zeggen, maar ik vind dat je het verdient. Daarom kunnen we beter gaan, voor ze ons opmerken.’
‘Dat kan ik begrijpen. Maar naar Mogwan. Zullen ze dat niet verdacht vinden?’
‘Ze zoeken me toch al. Wil je me naar Mogwan brengen, Deno?’
‘Zeker, als je dat wil.’
‘Ik geef ook om jou, Deno. Daarom wil ik afscheid van Alon nemen,’ zegt de roodharige bijna fluisterend.
Toch was het luid genoeg voor Deno om het te horen. Innerlijk is hij opgelucht, maar toch stapt hij bezorgd om de wagen heen. Als Sorane wil instappen, schrikt ze als ze een man opmerkt die naderbij komt. Op haar hoede kijkt ze hem aan.
‘Die lijkt op Alon, wie is dat nu weer?’
‘U moet Sorane Nador zijn,’ hoort ze de man zeggen.
‘Ja, dat ben ik’
‘Ik ben Veeren Gesio, de jongere broer van Alon. Wil je nu al gaan, Sorane Nador? Op de begrafenis was je ook al niet en nu kom je naar hier, maar je gaat zelfs zijn graf niet bezoeken.’
Sorane kijkt hem verschrikt aan en probeert het verwijt te slikken, maar de tranen schieten opnieuw in haar ogen.
De man voor haar merkt het dadelijk en beseft dat zijn verwijt hard aangekomen is. Sorane weet niet wat te doen. Ze staat daar maar terwijl de tranen over haar wangen naar beneden rollen.
‘Het spijt me, meisje. Ik meende het niet zo. Ik kan duidelijk zien dat jij om hem gaf. Daarom moet je zijn graf zeker bezoeken.’
‘Mijnheer Gesio. Ik…’
‘Mijn broer heeft mij over de vrouw van zijn leven vertelt. En ik moet zeggen dat zijn beschrijving niet echt afdoende zijn, want je bent nog mooier dan hij je beschreef.’
‘Ik mis Alon. Maar hij heeft nooit over zijn famillie gesproken.’
‘Alon, was nogal in zichzelf gekeerd, behalve als hij het over de liefde van zijn leven had.’
Even weet Sorane niet wat te zeggen. Ze krijgt tranen in haar ogen, terwijl ze de man aanstaart.
‘Wij missen hem allemaal, Sorane. Hij is dood, maar zal in onze harten altijd blijven voortleven.’
Sorane knikt even, maar kan haar tranen niet inhouden. De broer van Alon stapt op haar toe en omarmt haar.
‘Laat dat mijnheer gedoe maar achterwege, meisje. Noem mijn maar Veeren.’
Ze legt haar hoofd tegen zijn schouders en laat haar tranen de vrije loop.
‘Ik zie dat jij even veel van mijn broer houdt, als hij van jou hield, Sorane.’
Deno die zijn wapen getrokken heeft en dichterbij komt, toen hij die vreemde man opmerkte, steekt zijn wapen terug in zijn holster. Hij heeft Veeren, de broer van Alon, herkent. Verbaasd kijkt hij naar het tafereeltje voor hem.
Als Sorane zich terug opricht, laat Veeren haar los.
’Dank je, Veeren. Het werd even teveel. Maar ik heb mijzelf een taak opgelegd. De opdrachtgever zal boeten.’
‘Alon zou geen wraak willen, Sorane. Ik weet welk verachtelijk beroep je hebt, maar mijn broer moet iets in jou gezien hebben, anders zij hij niet van jou gehouden hebben.’
‘Dat is voorbij, Veeren. Ik werk voor de politie voor strafvermindering. Daardoor leerde ik je broer kennen en we hielpen elkaar zoveel mogelijk met elkaars opdracht. Maar toen werd hij ontmaskerd. Door wie weet ik niet, maar dat zoek ik wel uit.’
‘Lever hen alstublieft uit aan het gerecht Sorane. Dood hen niet uit wraak. Dat zou Alon niet willen’
Sorane knikt, maar ziet Deno plots op hen toekomen.
‘Mag ik je Deno Vergan voorstellen, Veeren?’
‘Ik ken de vriend van Alon al, Sorane,’ zegt hij, terwijl hij even omkijkt.
‘Hallo, Veeren. Het spijt me van je broer. Mag ik je mijn deelneming betuigen.’
Veeren neemt zijn hand aan en drukt hem stevig. Dan knikt hij.
‘We moeten gaan, Sorane,’ zegt hij dan.
Sorane knikt en kijkt naar Veeren.
‘Er is iets dat je moet weten, Veeren. Je broer ligt hier niet begraven.’
‘Wat zeg je?’
‘Zijn lichaam is in Mogwan opgebaard. Ik wilde met Deno naar hem toe om hem nog eenmaal te zien.’
‘Dus zijn graf is leeg?’
‘Ja en nee. Er ligt echter geen lichaam in, Veeren.’
‘Daarom ging je weer weg, daarstraks.’
‘Ja, Veeren. Deno wist het ook niet. Ik kwam om afscheid te nemen, maar toen ik uitstapte, besefte ik dat een leeg graf geen gepast afscheid zou zijn.’
‘Daar heb je gelijk in, meisje.’
‘Toen herinnerde ik mijn afspraak met Erine en Malon. Het lichaam van Alon is in Mogwan opgebaard in een beschermende sarcofaag. Als je wil kan je meekomen.’
‘Dat kan ik niet, Sorane. Mijn vriendin wacht in de wagen langs de andere zijde van het kerkhof.’
Sorane knikt even, terwijl ze een traan uit haar ogen wrijft.
‘Ik blijf zeker een week in Mogwan, Veeren. Als je wil kan je enkele familieleden laten komen om samen met ons afscheid te nemen.’
‘Dat zal zijn moeder echt op prijs stellen. Het heeft haar veel verdriet gedaan dat ze het lichaam van haar oudste zoon niet meer kon zien.’
‘Dan verwacht ik jullie allen, Veeren.’
‘Dank je nogmaals, Sorane. Tot over een drietal dagen.’
Veeren kijkt de wagen van Deno na als hij met Sorane wegrijdt. Verschillende uren later stopt de wagen op de oprit van Sorane’s villa. Maar die avond zit Sorane in gedachten verzonken in de zetel, terwijl Deno even eten klaarmaakt. Ze is met haar gedachten bij de gelukkige tijd die ze met Alon doorbracht.
‘Sorane, je moet iets eten,’ merkt Deno op, die intussen al gegeten heeft.
De roodharige schrik op uit haar gedachten en kijkt Deno met vochtige ogen aan. Dan knikt ze en staat langzaam op zo. Het kost haar moeite om naar de eettafel te stappen, maar als ze gaat zitten voelt ze zich iets beter, want nu kan ze haar gedachten op iets anders zetten.
Pas de vierde dag belt Veeren aan. Deno die de deur opent, kijkt de broer van zijn vriend opgelucht aan.
‘Kom binnen. Sorane zal blij zijn je te zien,’ zegt hij, terwijl hij de twee jonge vrouwen en een oudere achter hen die Veeren vergezellen een hand geeft. Een van jonge vrouwen kent, en hij knikt haar toe. Dan hoort hij de broer van Alon zeggen.
‘Dit is onze moeder, Evara en mijn zus Keiya.’
Deno kijkt de knappe brunette aan en geeft haar een hand.
‘Welkom, Keiya. Ik wist niet dat Alon zulke mooie zus had.’
‘Mijn broer heeft me anders al wel enkele dingen over u gezegd, mijnheer Vergan.’
‘Zeg maar, Deno. We zijn hier toch onder vrienden.’
Terwijl de jonge vrouw knikt, drukt Deno de hand van haar moeder.
‘Hoe is het met haar?’ vraagt Veeren als ze hun jassen aan de kapstok hangen.
‘Niet zo goed. Sorane is tot het beseft gekomen, dat ze op het punt staat om voorgoed van Alon afscheid te nemen.’
‘Heb jij ook een oogje op Sorane laten vallen, Deno?’
‘Niet echt, Veeren,’ zegt Deno fluisterend, maar als hij de blik van de man opmerkt, neemt hij een besluit.
‘Je vermoeden is juist, Veeren. Ik weet niet waarom, maar als ik in haar buurt ben, dan voel ik mij pas gelukkig.’
‘En zij?’
‘Ik weet het niet zeker. Ze mag me wel, maar ze hielt met heel haar hart van Alon.’
‘Alon was een van jouw beste vrienden, Deno. Ik denk wel dat hij het zou goedkeuren, want hij wou Sorane gelukkig zien. Iemand moet haar het pad van het goede laten bewandelen.’
‘Daar heeft ze geen hulp bij nodig, Veeren. Sorane heeft haar weg al vele jaren geleden gekozen. Als je met de mensen hier in Mogwan praat, dan zal je merken dat ze haar hier anders over haar denken.’
‘Het verbaasde mij wel dat Mogwan geen klein dorpje meer was, Deno. Wat heeft Sorane daar mee te maken?’
Deno wend even zijn hoofd naar Keiya.
‘Zeer veel, Keiya. Maar dat is iets dat Sorane jullie moet vertellen, niet ik.’
‘Is dat dan zo geheim, Deno? Ze leeft hier als een rijke vrouw in een villa.’ vraagt Gersa met harde stem.
Even kijkt Deno verschrikt naar de vrouw.
‘Vergeef onze moeder, Deno. Ze keurde de keuze van Alon niet goed, Deno. En ik was er eerlijk gezegd ook niet blij mee,’ geeft Keiya als uitleg.
Deno knikt even.
‘Sorane is nog zo slecht niet en ze is op de goede weg.’
De jonge vrouw knikt.
‘Misschien zal, als ik haar leer kennen, mijn mening over haar veranderen, Deno. Maar mijn moeder zal dat niet zo snel doen.’
‘Ik hoop van wel,’ fluistert Deno, terwijl hij hen voorgaat naar de woonruimte.
Sorane merkt hen op en komt haar gasten begroeten.
‘Dit is Evara, onze moeder,’ zegt Veeren, die Sorane toeknikt.
De oudere vrouw kijkt Sorane koel aan, maar geeft haar toch een hand. Sorane voelt zich niet lekker onder haar strenge, bijna vijandige blik. Dan valt haar oog op de twee jonge vrouwen die naast Veeren staan.
‘Dit is mijn vriendin Elise. En mijn zus Keiya’
Elise kijkt Sorane even aan en stapt op haar toe. Tot de verrassing van Sorane omarmt ze haar.
‘Vergeef Evara, Sorane. Ze was niet zo opgetogen als ze het nieuws kreeg dat Alon met je omging,’ fluistert ze in Sorane’s oor.
Als ze elkaar loslaten, knikt ze Elise even toe.
‘Jullie zijn allen welkom. Ik heb kamers boven klaargemaakt voor een zestal personen.’
Veeren knikt even.
‘Sorane heeft in een nabij gelegen restaurant een eetmaal geboekt voor ons allemaal.’
‘Dank je, Deno. En jij ook Sorane. Maar we verwachten nog vier familieleden.’
Even kijkt Deno naar Sorane, die glimlachend knikt.
‘Kan ik me ergens opmaken?’ vraagt Elise.
Sorane knikt even.
‘Boven in de gang de eerste deur rechts, Elise.’
De jonge vrouw zweeft even later samen met de moeder van Alon in de lift naar de eerste verdieping. Veeren volgt hen even later. Als hij de badruimte wil instappen, blijft hij verbaasd staan, als zijn moeder zegt:
‘Jullie kunnen beiden blijven, Elise. Maar ik niet en ik denk Keiya ook niet. Wij zoeken wel een kamer in een hotel.’
‘Ik weet dat je Sorane niet mag, Evara. Maar ze lijkt mij wel een nette vrouw.’
‘Ze is een huurmoordenares, meisje. En zo te zien aan deze villa verdient ze geld met hopen.’
‘Veeren zegt dat ze van Alon hielt met heel haar hart.’
‘Dat zal wel een komedie geweest zijn, om mijn zoon in te palmen. Misschien heeft zij hem wel verraden, toen ze hem moe was.’
Elise slikt even, maar schrikt als ze Veeren opmerkt. Die kijkt zijn moeder met een woedende blik aan.
‘Je blijft hier als gaste moeder. En gedraag je een beetje beleefd. Sorane hielt werkelijk van mijn broer. De twee die hem gedood hebben, heeft ze hem met een capsule na gestuurd.’
‘En dan, Veeren. Dat maakt mijn zoon niet meer levend.’
‘Elise, wil jij moeder helpen om een kamer te kiezen? Als ze weigert dan kan ze gaan, maar dan wil haar niet meer zien.’
‘Nee, Veeren. Dat wil ik niet. Jij bent mijn laatste zoon.’
‘Blijf dan, moeder,’ zegt Veeren en verlaat de ruimte. Ze horen in de gang zijn stappen wegsterven.
‘Veeren meent het, moeder.’
‘Dat besef ik, Elise. Ik zal blijven, maar ik wil Sorane niet te veel onder de ogen komen.’
Beneden kijkt Keiya Sorane aan, maar zegt niets. Sorane voelt haar vijandige uitstraling.
‘Het doet me goed, de zus van Alon te zien,’ zegt ze bijna fluisterend.
‘Je bent zeer mooi, Sorane. Ik kan begrijpen dat mijn broer zich tot jouw aangetrokken voelde.’
‘Alon hielt van mij om wie ik was en wie ik wilde worden, Keiya.’
Even schrikt de jonge vrouw van de stem van Sorane. Ze voelt dadelijk, dat Sorane het meent.
‘Vergeef me, Sorane. Ik liet mijn gevoelens even de bovenhand halen. Ik ken alleen je reputatie als genadeloze moordenares, maar Deno zei iets over Mogwan, waar ik meer dan vijftien jaar geleden eens geweest ben. Ik herken wel een paar gebouwen in deze stad, die met doen denken aan Mogwan. Maar in die tijd was ik veel jonger, dus ik herinner me het niet zo goed meer.’
‘Dit is het nieuwe Mogwan, Keiya, alleen is het nu meer een stad dan een dorp.’
Keiya knikt.
‘Dus was mijn vermoeden toch juist, Sorane. Van dat dorp een stad maken, zal veel geld gekost hebben.’
‘Dat denk ik ook, Keiya.’
‘Maar Deno vermelde dat jij ergens iets met die groei te maken hebt.’
‘Een beetje wel,’ zegt Sorane voorzichtig.
‘Ik denk dat jij hier een ander leven leidt, om een soort schuilplaats te hebben. Misschien om je te verbergen als het te heet onder je voeten wordt.’
Even glimlacht Sorane.
‘Ik kan begrijpen waarom je zo over me denkt, Keiya. Maar hier in deze stad kom ik tot rust. Ik en Alon zijn hier verschillende malen geweest.’
Keiya kijkt Sorane verbaasd aan, want ze merkt dat Sorane plots een droevige blik in haar ogen kijkt. Dadelijk beseft dat het beeld dat ze van deze roodharige had, volkomen verkeerd moet zijn. Als Sorane een traan uit haar ogen wrijft, beseft de jonge vrouw dat zij veel van haar broer moet gehouden hebben.
‘Ik wil je leren kennen en begrijpen, Sorane. Want ik zie dat jij veel om mijn broer gaf.’
‘Nog steeds, Keiya. Maar hij is er niet meer.’
Even staart de zus van Alon naar Sorane en slaat dan een arm om haar schouder.
‘Kan je me vergeven, Sorane? Ik voel dat ik je helemaal verkeerd beoordeeld hebt.’
‘Ik verwijt jou en je moeder niets, Keiya.’
‘Wil je me over jullie beiden vertellen, Sorane? Ik zou jullie beter willen begrijpen.’
Als Sorane naast Keiya gaat zitten, knikt ze en zucht even.
Dan vertelt ze over haar eerste ontmoeting met Alon, die dacht dat ze gezonden was om hem te doden. Deno heeft iets te drinken gehaald en gaat tegen over hen zitten en luistert aandachtig. Bijna dertig minuten later komt Veeren met een arm om de schouders van Elise, gevolgd door Evara de zitruimte binnen.
Als beide een paar minuten later naar beneden komen zien, ze de vier anderen met Veeren en Sorane in de salon zitten. Evara kijkt even met een kwade blik naar haar dochter, die zich zo te zien door Sorane heeft laten inpalmen. De roodharige gunt ze echter geen blik.
‘Vergeet niet wat je beloofd hebt, Evara,’ zegt Elise fluisterend.
Even slikt de moeder van Alon, maar gaat dan toch verder naar het gezelschap toe.
De volgende dag staat Evara alleen voor het lichaam van haar zoon Alon in de glazen sarcofaag. De anderen wachten eerbiedig tot ze klaar is.
‘Misschien kan je beter naar haar toegaan, Sorane. Ze heeft iemand nodig die haar bijstaat. En ik denk dat jij de geschikte persoon bent.’
Even kijkt Sorane Veeren aan.
‘Je moeder mag mij niet zo, Veeren.’
‘Doe wat Veeren zegt, Sorane. Evara heeft je nodig al beseft ze het nog niet.’
‘Ik wil het ook, Sorane.’
Even kijkt de roodharige naar Keiya en knikt haar toe.
‘Dank je voor jullie begrip, Deno. En jij ook Keiya.’
Deno en de anderen kijken haar na als ze door de glazen deur naar binnen stapt. Evara schrikt als ze Sorane naast zich ziet staan. Ze voelt haar woede stijgen want nog steeds denk ze dat Alon de verkeerde vrouw vertrouwde. Even balt ze haar vuisten en keert zich met een ruk om. Maar als ze de deur bijna bereikt heeft hoort ze de roodharige, die denkt dat ze nu alleen is, snikkend fluisteren:
‘Alon… ik heb zo veel spijt. Ik hield van jou met heel mijn hart. Toen ik je zag liggen, wilde ik je volgen op je pad van de dood. Maar dan zou de opdrachtgever van de moordenaars ontkomen zijn. En ik wil hem voor de rechtbank brengen.’
Heel even zwijgt Sorane met tranen die over haar wangen rollen.
‘Maar ik heb ook gevoelens voor je vriend, Deno. Ik weet niet meer of ik je nog kan volgen, Alon.’
‘Sorane. Het leven gaat verder. Alon heeft zijn weg van zijn evolutie naar de verre toekomst aangevat. Maar vergeten zal hij je niet. Jij maakt deel van hem uit, zoals hij van jouw identiteit uitmaakt. Hij zou, denk ik, het vreselijk vinden als je hem toch zou willen volgen in de dood, voor je tijd gekomen is,’ hoort ze een stem in haar hoofd zeggen.
Sorane kijkt stilzwijgend naar het lichaam van Alon.
‘Dank je, Anya, voor je woorden,’ denkt ze.
Als ze zich omdraait, merkt ze Evara op die en paar passen achter haar staat. Aarzelend stapt ze op haar toe. Evara is in de war.
‘Zou Veeren dan toch gelijk hebben?’ vraagt ze zich af.
Als ze Sorane ziet naderen, zinkt de moed in haar schoenen, terwijl ze beseft dat ze verkeerd geoordeeld heeft. Dan blijft Sorane voor haar staan en kijkt haar met tranende ogen aan.
‘Ik hielt met heel mijn hart van je zoon, Evara.’
Evara kijkt haar recht in de ogen.
‘Ik werkte met hem samen voor de politie. En nu zal ik onze gezamenlijke taak alleen moeten volbrengen. En daarna heeft mijn leven geen zin meer.’
Plots doet Evara een stapt vooruit en slaat haar armen om de roodharige, terwijl ze fluistert.
‘Wil je mij vergeven, dochter? Ik beoordeelde jou verkeerd.’
‘Alon was alles voor mij,’ stamelt Sorane.
‘Ik voel het, meisje. Maar mijn zoon zou nooit willen dat je hem in de dood volgde. Het leven is te kostbaar om zomaar te vergooien.’
Sorane legt haar hoofd tegen de schouder van de oudere vrouw en omarmt haar ook.
‘Dank je, Evara. Maar ik voel me zo leeg van binnen.’
‘Ik hoorde je iets fluisteren over gevoelens, voor jullie vriend Deno, meisje. Laat dat bloeien en zet je leven verder. Dat is wat Alon zou willen. Dat weet ik zeker’
Sorane voelt haar krachten weerkeren, terwijl ze gedurende een vijftal minuten zo blijven staan. Dan komt Veeren op hen toe.
Evara kijkt hem aan, terwijl ze zich van de roodharige losmaakt en zegt:
‘Je had gelijk, zoon. Ik deed Sorane hier onrecht aan, door haar niet te aanvaarden.’
‘Ik neem je niets kwalijk, Evara. Mijn beroep wekt geen vertrouwen, dat weet ik ook wel. Maar ik had samen met Alon besloten om ermee te stoppen en dat zal ik doen. Maar eerst wil ik de opdrachtgever vinden en aan het gerecht uitleveren.’
‘Wees voorzichtig, Sorane,’ fluistert Evara, terwijl ze nog even naar haar dode zoon kijkt.
Naast Sorane en haar zoon, blijft ze staan en omarmt Sorane nog eens.
‘Mag ik u vragen om het af te sluiten, Mevrouw Gesio?’
Verbaasd kijkt Evara in de ogen van de roodharige, dan knikt ze begrijpend. Ze legt haar hand op het paneel naast de deur. Hierdoor wordt het glas langzaam ondoorzichtig. Dan schuift ze in de bergruimte erachter, die daarna automatisch afgesloten wordt.
In stilte en in gedachten verlaten ze allen het ziekenhuis en stappen naar de wagens toe.
‘Wij moeten gaan, Sorane?’ zegt Veeren.
‘Komen jullie niet mee naar de villa tot morgen?’
‘Nee, Sorane. Ik moet morgen met Elise naar haar dokter.’
Evara kijkt haar zoon verbaasd aan.
‘Is ze ziek?’
‘Niet echt, moeder. We moeten alleen even op controle.’
Sorane kijkt Elise even verbaasd aan, want ze lijkt haar volledig gezond te zijn. Maar dan merkt ze haar stralende blik op als ze naar Veeren kijkt.
‘Ze zal toch niet in verwachting zijn,’ denk Sorane verbaasd.
Elise die haar haar blik opgemerkt heeft, beseft dat Sorane weet wat er gaande is. Even wrijft ze over haar buik en glimlacht naar de roodharige.
Keiya die de blikken tussen beiden opgemerkt heeft, slaat een arm om de schouders van Sorane en fluistert:
‘Hebben jullie beiden ook al een geheimpje, Sorane?’
‘Ik niet, Keiya. Elise en Veeren wel.’
‘Wat bedoel je?’
‘Ze zijn binnenkort met drie, Keyna,’ fluistert Sorane.
Verbaasd laat Keiya haar los, dan kijkt ze haar broer aan. Aan zijn blik kan ze zien dat Sorane gelijk heeft.
Sorane wendt intussen glimlachend tot Deno.
‘Gaan we?’
Mag ik mee, Sorane? Ik zou graag met jou over Alon willen praten.’
Even kijkt Sorane naar Veeren, die iets wil zeggen.
‘Kom maar, Evara. Wij zullen je wel naar huis brengen als we vertrekken.’
‘Dank je, Sorane.’
Die avond kijkt Deno toe hoe Evara en Sorane met elkaar over Alon praten. Hij laat hen liever alleen want dat is iets tussen hen beiden. In de keuken merkt hij Keiya op.
‘Weet je dat Sorane om je geeft, Deno?’
‘Misschien, Keiya. Maar het is nog te vroeg.’
‘Daar ben ik niet zo zeker van, Deno. Sorane mag dan een harde tante zijn, maar ze verlangd evenveel als ik naar liefde. En jij bevalt haar, dat voel ik.’
Even staart Deno voor zich uit. Innerlijk is hij opgelucht uit de woorden van de zus van Alon. Hij zou niets liever willen dan Sorane in zijn armen te nemen.
‘We zullen zien wat de toekomst brengt, Keiya. Ik wil niets overhaasten.’
‘Wacht niet te lang, Deno. Ik val op vrouwen. Misschien waag ik wel een kans bij Sorane.’
Verbaasd kijkt Deno Keiya aan.
‘Dat vermoede ik niet, Keiya. Maar zet die gedachte maar uit je mooie hoofd. Ik dacht daarstraks, dat je haar niet mocht.’
‘We hebben elkaar intussen een beetje leren kennen, Deno. Ik mag haar wel. Maar je hebt geluk dat ze mijn type niet is.’
Even glimlacht Deno zuur.
‘Kom we gaan maar beter slapen. Morgen moeten we allen terug naar ons eigen leven.’
‘Eerst iets eten. Jij ook, Keiya.’
‘Misschien moet Sorane wel oppassen, Deno. Jij bevalt me ook wel.’
Verbaasd kijkt Deno haar aan.
‘Je zei daareven toch dat je op vrouwen valt.’
‘Ja, dat is ook zo. Maar misschien heb ik ook een oogje op jou.’
Als ze de starende blik van de man opmerkt, lacht ze.
‘Grapje, Deno.’
‘Dat is niets om grapjes over te maken. Ik schrok ervan. Straks hoort Sorane ons nog.’
‘Dan kan ze meelachen, Deno.’
Als Deno en Sorane een dag later Evara als laatste bij haar thuis afzetten, zegt de vrouw tot afscheid:
‘Maak het goed, Sorane. Deno, jij ook. Kom nog eens op bezoek bij de famillie. Misschien kunnen jullie dan ook samen komen, want het leven gaat verder.’
‘Ik weet het nog niet, Evara. Ik mag Deno wel, maar je zoon is nog steeds in mijn hart aanwezig.’
‘Dat besef ik nu wel, meisje. Maar zoals ik al zei het leven gaat verder.’
Deno knikt, maar Sorane zegt niets meer als ze in de wagen stapt. Even knikt hij Evara nog toe en stapt dan ook in.
‘Sorane, is er iets?’
‘Ik weet het niet, ik voel me plots zo onrustig. Er is iets mis. Maar wat?’
‘Wat doen we? Terugkeren naar de hoofdstad of naar je villa.’
‘De hoofdstad, Deno. Ik moet zo snel mogelijk daar raken, dat voel ik. Wist ik maar wat er gaande is?’
‘In orde,’ zegt Deno en rijdt de straat op.
Evara kijkt hen nog even na voor ze naar binnen gaat.
Een paar minuten eerder rinkelde de gsm van Ora. Verbaasd neemt ze op.
‘Hallo, Schat. Is er…’
‘Ora, lieveling. Ze hebben ons door. Maak je uit de voeten. Ik ontmoet je op de plaats waar we met Sorane afgesproken hebben,’ hoort ze Rinar zeggen en dan is het contact verbroken.
Even kijkt ze om zich heen, maar ziet niets verdachts. Zo kalm mogelijk neemt ze enkele belangrijke zaken op en bergt ze in haar tas. Dan trekt ze haar jas aan, terwijl ze nog steeds om zich heen kijkt. Opgelucht bereikt ze veilig de uitgang. Maar juist op dat moment stoppen verschillende wagens, waaruit gewapende mannen springen.
Ze merken haar echter niet op. Toch merkt ze nog dat twee van hen aan de toegangsdeur postvatten, terwijl de anderen zich splitsen. De trap en de lift. Snel maakt ze zich uit de voeten, maar een van de mannen ondervraagt de loketbediende en die zegt dat hij Ora een paar minuten geleden naar buiten heeft zien stappen. Hij brengt dadelijk zijn collega’s langs zijn communicator op de hoogte.
Ora is naast het deurportaal in een donkere hoek blijven staan en kijkt naar de mannen die naar hun wagens rennen.
‘Sorane zal intussen wel in onze val gelopen zijn. Nu haar twee medeplichtigen nog en dan zullen we hen onder handen nemen. Elke wagen in een andere richting. We moeten haar grijpen,’ hoort ze een van de laatsten die naar buiten komt, zeggen
Trillend van angst ziet Ora de vier wagens wegrijden. Ze beseft dat zowel zijzelf als Rinar in gevaar zijn.
‘En Sorane. Hopelijk is zij niet in die val gelopen, zoals die man zei,’ denkt ze verschrikt.
Naar haar flat kan ze echter niet meer. Dus moet ze zo snel mogelijk naar de afgesproken plaats. Bijna rennend haast ze zich naar een bushalte een paar straten verder. Er staan gelukkig enkele mensen aan de halte te wachten. Even schrikt ze als een zelfde wagen als haar achtervolgers voorbijrijdt. Maar hij stopt niet. De minuten gaan maar traag voorbij, maar eindelijk zucht ze opgelucht als de bus aan komt rijden.
Op het tijdstip dat Sorane en Deno de afslag naar de stad inrijden, stapt Ora van de bus en kijkt om zich heen. Ze ziet echter niet verdachts en haast zich verder. Maar als ze in de garage aankomt, ligt Rinar op de grond naast de wagen in zijn bloed. Even staart ze verstijft naar het lichaam en beseft dat ze niets meer kan doen.
‘Rinar, lieveling,’ fluistert ze en laat zich naast hem op de vloer zakken. Snikkend kijkt ze naar het dode gezicht van de man, met wie ze een nieuw leven wou opbouwen.
Ze kan zien dat hij gepraat heeft, want ze hebben hem zwaar onderhanden genomen. Dus zullen ze ook wel weten dat zij hem hielp. Meer dan een minuut zit ze zo, dan veegt ze de tranen uit haar ogen en brengt haar hand naar zijn hoofd.
‘Vaarwel, lieveling. Hopelijk zien we elkaar in een volgend leven terug,’ fluistert ze en sluit zijn starre ogen.
Ze heeft angst van de dood, maar toch wil ze wraak. En dat kan alleen als ze de gegevens die zij en Rinar verzamelde aan de politie of aan Sorane, als die nog leeft, overhandigd. Zonder haar blik van de dode af te wenden, staat ze op en loopt naar de achterste muur toe. Snel opent ze de geheime bergplaats in de muur en stelt vast dat er nu twee memorie modules in liggen. Als ze, ze oppakt en in haar tas steekt, klinkt een triomfantelijke stem.
‘Daar waren ze dus verborgen.’
‘Verschrikt kijkt ze om en ziet Atos en twee lijfwachten staan. Een van hen houdt een wapen op haar gericht.’
‘Je tas, meid. Misschien laat ik je dan een snelle dood sterven, anders wordt je eerst even hard onder handen genomen, zoals je liefje hier. Ik weet alles al van de man die je wilde trouwen, zelfs dat Sorane jullie geronseld heeft.’
Ora kijkt even naar Rinar.
‘Zoals je kan zien, blijft van je vriendje niet veel meer over. Wil jij ook een behandeling zoals hij?’
‘Jullie hebben hem gedood,’ stamelt ze.
‘Dat klopt, meid. Hij deelt het lot van alle verraders. En jij en Sorane zijn de volgende op de lijst. Die roodkop staat nog een erger lot te wachten dan jullie twee. De meesteres wil haar persoonlijk ondervragen. En wat daarna gebeurt heeft ze aan zichzelf te danken.’
Ora voelt zich plots ijskoud worden vanbinnen. Haar eigen leven kan haar niet veel meer schelen, nu Rinar dood is. Maar de gegevens zijn belangrijk om zijn moordenaars ten val te brengen. Trillend geeft ze de tas aan de man, die het dichtst bij haar staat, maar ze zien niet dat ze de modules nog steeds in haar hand heeft.
‘Geef die tas hier. Ik wil zien wat ze gestolen hebben,’ beveelt Atos.
De man reikt de tas aan. Op dat moment brengt Ora in de praktijk, wat ze van Sorane geleerd heeft. Hard haalt ze met haar voet uit en raakt het wapen van de lijfwacht die als enige zijn wapen op de jonge vrouw gericht houdt. Het wapen wordt opzij geslagen en voor de man van zijn verbazing bekomen is, springt Ora op hem toe. Hard slaat ze op zijn borst. Terwijl hij naar adem snakkend achteruit wankelt, rent de jonge vrouw hem voorbij. Beide anderen staren even verbaasd naar de wankelde man.
‘Stommeling. Achter haar aan, Conro, snel. Ze mag niet ontkomen,’ brult Atos woedend, terwijl hij de tas op de vloer smijt.
Conro trekt zijn wapen en rent naar buiten. Maar Ora is naar de overzijde van de straat gerend en verdwijnt in een zijstraat. Snel steekt hij over en volgt haar de straat in. Schieten kan hij niet, want ze rent tussen verschillende mensen door. Als Ora omkijkt, merkt ze de man op, die haar volgt.
‘Die is te snel voor mij,’ beseft ze.
Dan ziet ze een geopende winkel en verandert van richting. Ze rent even later naar binnen, maar werpt zich dadelijk opzij. Ze heeft een beetje geluk. Haar achtervolger denkt dat zij langs de achterzijde weer naar buiten liep, maar Ora richt zich achter een rek op en kijkt hem na.
Als de man in de tuin om zich heen kijkt, beseft hij zijn fout. Dadelijk haast hij zich terug naar binnen en weer naar buiten langs de voorkant. Snel kijkt hij om zich heen, maar nergens ziet hij de vrouw. Maar dan merkt hij een paar mannen en vrouwen op die hij kent. Ze horen bij de organisatie. Een van hen heeft Ora zien lopen en wijst in de richting van het centrum.
‘Naar de wagens jullie. Er hangt een grote beloning aan vast voor diegene die haar kan grijpen. Ik volg haar wel te voet.
Het groepje zet zich in beweging en al een paar minuten later rijden ze met drie wagens naar het centrum. Ora die hier niets van weet haast zich verder, maar ze moet even rusten. In een donker hoekje gaat ze hijgend zitten en kijkt spiedend in de richting vanwaar ze kwam. Even denkt ze terug aan Rinar, die er nu niet meer is. Ze is helemaal alleen. Niemand kan haar helpen.
‘Waar moet ik heen? Misschien Sorane, als zij niet opgepakt is. Maar waar kan ze zijn?’ denkt ze.
Plots schrikt ze als ze stappen hoort. Verbaasd ziet ze haar achtervolger van de andere kant naderen. Zonder dat ze opgemerkt wordt, loopt hij haar schuilplaats voorbij. Als de man het steegje uit is, staat ze op en rent in de richting waarvan de man kwam. Maar als ze het steegje verlaat, wordt ze door een van de wagens die haar zoeken, opgemerkt. De twee inzittenden brengen Conro met hun communicator op de hoogte. Die grijnst even, want hij heeft terug een spoor. Nu kan de vrouw hem niet meer ontkomen. De anderen geeft hij de opdracht om haar in het oog te houden en hem aanwijzingen te geven.
Ora haast zich intussen verder en wordt plots door de voorbijrijdende Sorane opgemerkt.
‘Daar rent ze,’ Deno,’ roept Sorane uit.
‘Deno geeft een ruk aan het stuur en met piepende banden, keert hij de wagen. Ora heeft de wagen echter opgemerkt en denkt dat het achtervolgers zijn. Ze rent een smal steegje in om te ontkomen. Deno stopt snel en laat Sorane uitstappen.
‘Ga jij naar links, ik neem het steegje. Wil jij om het blok heen gaan? Hopelijk vinden we haar, want ze lijkt op de vlucht te zijn voor iets.’
‘In orde,’ roept Deno nog.
Sorane steekt de straat over en rent het steegje in. In de verte ziet ze iemand de straat over steken.
‘Dat moet Ora zijn,’ denkt ze en begint te rennen.
Plots ziet ze nog iemand lopen en merkt dadelijk dat die Ora volgt. Maar hij heeft zijn wapen in de hand.
Sorane rent sneller en haalt de man, die haar nog niet opgemerkt heeft, langzaam maar zeker in. Maar ook Ora verliest haar voorsprong zienderogen. Ze is te uitgeput en wankelt steeds meer. Plots valt ze en rolt over de harde grond tot tegen een stilstaande wagen. Als ze recht kruipt, ziet ze Conro naderen en beseft dat ze niet ver meer zal komen. Dan schrikt ze. Een van de modules ligt een paar passen van haar op de stenen. Snel kruipt ze ernaartoe en neemt hem op.
‘Te laat, Ora. Jij bent aan het einde van je weg gekomen. Geef die modules maar aan mij,’ grijnst Conro en richt zijn wapen op het meisje.
Ora kijkt om zich heen, maar kan geen uitweg meer vinden.
‘Wat wil je een capsule in je buik en een langzame pijnlijke dood of een capsule door je hoofd.’
‘Moet ik kiezen, hoe je mij wil…?’ stamelt Ora.
‘Nee, als je mij die modules vrijwillig geeft, dan breng ik je bij Atos, anders…’
‘Jij krijgt dezelfde keuze, Conro,’ klinkt een ijskoude stem achter hem plots.
‘Sorane, hoe kom jij hier?’
‘Ik heb je achter Ora aan zien lopen, killer,’ antwoordt Sorane.
‘Ze heeft samen met haar liefje, belangrijke gegevens gestolen van organisatie. Jij weet…’
‘Dat weet ik, Conro. En ik weet ook dat jij weet dat ze mij ook zoeken. Die gegevens zijn voor mij bestemd.’
Conro verstijft even, terwijl de woorden van Sorane tot hem doordringen.
‘Verdomme, Sorane. Dan is het toch waar. Jij bent een agente. Dat kan toch niet,’ denkt hij, maar dan glimlacht hij.
‘Je vergeet iets, verraadster. Ik heb je vriendin voor de loop. Als ik schiet is ze er geweest.’
‘Daarom geef ik je de keuze, Conro. Stervend van pijn of grijp je de enige kans die ik je geef.’
‘Wat bedoel je?’
‘Wij vechten uit samen uit of je knalt Ora neer, maar een seconde later lig je van pijn te kreunen op de stenen als ik je benen en armen kapot geschoten heb.’
Conro laat langzaam zijn wapen zakken en draait zich naar Sorane om.
‘Denk je sneller te zijn, dan ik. Je bent zelfs niet gewapend.’
‘Ben je daar zeker van, Conro. Probeer het maar, als je wil.’
Even staart hij haar verbaasd aan, dan grijnst hij. Als hij zijn wapen opheft en bijna op Sorane gericht houdt, reageert zij pas. Hij schrikt van de snelheid van haar beweging en op hetzelfde moment ziet hij een lichtflits nabij haar heup. Dan wordt alles zwart om hem heen, terwijl hij in elkaar zakt. Sorane kijkt even naar zijn dode lichaam dat gekromd op het voetpad ligt. Ora staat intussen op en kijkt Sorane verbaasd aan.
Sorane grijpt echter haar hand en zegt:
‘Kom we moeten ons uit de voeten maken. Er zijn nog anderen naar jou op zoek.’
Ora volgt Sorane maar langzaam.
‘Sorane, hier neem deze modules. Ze bevatten alles wat Rinar kon kopiëren.’
De roodharige, die haar wapen weggestoken heeft, kijkt haar verbaasd aan. Toch neemt ze de modules aan.
‘Kom haast je, we moeten…’
‘Nee, Sorane. Rinar is dood, mijn leven heeft geen zin meer,’ stamelt Ora, terwijl ze Sorane niet durft aankijken.
‘Wat zeg je? Is Rinar dood?’
‘Ja, ze weten alles. Zoals hij eruitzag, moet hij wel gesproken hebben.’
Sorane kijkt haar vriendin aan, terwijl ze vanbinnen ijskoud wordt.
‘Daar zullen ze voor boeten,’ fluistert ze.
Even kijkt ze om zich heen en ziet enkele mensen naar hen staren, maar ze durven niets te zeggen. Dan neemt ze haar gsm en neemt contact op met Deno. Nadat ze hem op de hoogte gebracht heeft, raadt ze hem aan om zich naar de wagen te begeven. Op dat moment horen ze politiesirenes. Snel verbreekt Sorane de verbinding en zegt:
‘Kom, Ora. Jij komt mee en niet tegen spreken. Rinar zou gewild hebben, dat jij bleef leven.’
Even kijkt Ora Sorane aan en knikt dan.
‘Je hebt gelijk. Ik wil toekijken als ze door de rechter ter dood veroordeeld worden,’ fluistert Ora met trillende stem.
Ora volgt Sorane naar de plaats waar de wagen staat.
‘We zijn er bijna, meisje. Daar staat onze wagen,’ zegt Sorane, maar dan schrikt ze.
Een zoemend geluid trekt haar aandacht en bliksemsnel grijpt ze de hand van Ora. Maar het is te laat. Op dat moment gaan er enkele schokken doorheen het lichaam van de jonge vrouw. Voor haar ogen zakt de vrouw, terwijl het leven uit haar ogen wegglijdt, in elkaar. Op drie plaatsen worden drie rode vlekken langzaam groter. Sorane trekt snel haar wapen en vuurt enkele schoten af op de mannen, die naar haar toesluipen. Even kijkt ze nog naar haar vriendin, maar ze merkt haar starre ogen op die levenloos voor zich uitstaren.
‘Er zal geen genade meer zijn, moordenaars,’ fluistert ze.
Dan veert ze op en rent zigzaggend naar een vrachtwagen en verdwijnt erachter. De schutters volgen haar, maar dan worden er twee dodelijk geraakt door de precieze schoten van Sorane. Terwijl de anderen in dekking gaan, rent de roodharige onder dekking van de vrachtwagen weg. Als ze dicht genoeg is bij het gebouw, schiet een touw naar het dak toe. Als een pijl schiet ze omhoog, terwijl de schutters de achtervolging moeten staken. Hun schoten, die ze haar achterna schieten, raken haar niet.
‘We krijgen die verraadster nog wel,’ zegt een van hen, terwijl ze naar het dak staren.
Ze merken niet dat Sorane een paar ogenblikken later alweer beneden de straat oversteekt en een wagen bereikt. Op haar hoede sluipt ze dicht langs de muur naar het voertuig toe.
‘Waar zou Deno zijn? Ik kan niet op hem wachten nu ze achter mij aan zitten,’ denkt ze.
Plots merkt ze een glinstering op het venster van haar wagen en duikt snel opzij. Twee stralen missen haar rakelings. Een van de twee schutters waagt zich te ver uit zijn dekking achter het venster. Sorane bewijst dat ze nog steeds even gevaarlijk is, als een jaar geleden. Met een gaatje tussen zijn ogen valt hij de kamer binnen. Zijn maat die aan het andere venster post gevat heeft schrikt en trekt zich terug in dekking.
‘Stomme idioot. Doorzeef die wagen,’ roept Atos uit en sleurt het wapen uit de hand van de schutter.
Met een sprong is hij buiten en vuurt. Maar Sorane heeft het gevaar bemerkt.
‘Jij bent een van de verantwoordelijken voor de dood van mijn vrienden, Atos,’ fluistert ze.
Dan druk ze op de zijkant van haar pistool, waardoor de lader eruit valt. Sorane vangt hem met haar andere hand op en vervangt hem bliksemsnel. Achter Atos hebben nog twee anderen zich naar buiten gewaagd. Ze naderen alle drie de wagen.
‘Anya, help je mij.’
‘Uw tijd is nog niet gekomen, Sorane,’ is al wat Anya antwoordt.
Even is Sorane besluiteloos, maar dan glimlacht ze.
‘Als ik het niet verkeerd heb, zal je mij wel beschermen, Anya,’ denkt ze, waarna ze opstaat.
De drie zien haar dadelijk.
‘Zoek je mij, Atos,’ horen ze haar zeggen.
Atos staart haar aan. Ze lijkt hen wel uit te dagen, want ze houdt haar wapen naar de grond gericht, merkt hij.
‘Laat je wapen vallen, Sorane. Anders kom je hier niet levend weg.’
‘Nee, Atos. Jij zult hier alleen dood weggevoerd worden.’
‘Ik wilde je levend, Sorane. Maar… Dood haar…’ roept hij dan.
Samen met beide anderen richten ze hun wapens, maar Sorane is snel veel sneller. De man en de vrouw naast Atos worden als eerste getroffen. Hun schoten hebben Sorane ook getroffen, maar ze staat nog steeds op haar benen en wankelt zelfs niet.
Atos staart Sorane verschrikt aan.
‘We moeten haar alle drie geraakt hebben, en toch lijkt ze ongedeerd te zijn,’ denkt hij.
Dan merkt hij dat ze het wapen in haar linkerhand wegbergt.
‘Nu jij, Atos. De gevangenis of sterven van de pijn. Aan jou de keuze.’
Even kijkt Atos haar verbaasd aan. De gevangenis, daar zou hij niet lang verblijven, maar de meesteres duldt geen mislukking. Ook van hem niet. Haar straf zou nog veel vreselijker zijn dan de dood.
‘Sorane is snel, maar ik ook,’ denkt hij.
‘O, je hebt angst, Atos. Maar niet van mij. Die Jakira, daar heb je zeker angst van. Ik echter niet.’
‘Als je voor haar zou staan, zou je wel angst hebben, Sorane. Ze geniet van de pijn die ze anderen kan toebrengen en kent geen genade.’
‘Misschien, Atos. Maar jij bent het die voor mij staat. Je medeplichtigen achter jou kunnen je niet meer helpen. Wil je je kans wagen, of…’
Maar Atos antwoordt niet. Hij denkt een kans te hebben en die heeft hij ook, want hij is nog sneller dan Sorane. Zijn straal treft haar recht in het hart. Maar haar speciale capsule dringt zijn buik binnen, waar ze openbarst. Kreunend van de pijn zakt hij in elkaar.
Op de grond liggend hoort hij stappen naderen en staart met verschrikte ogen naar de roodharige die naast hem blijft staan.
‘Iiiiikk heb je toochhh gerrrraakt.’
‘Ja, maar de goden willen mijn leven nog niet, Atos. Maar jij bent over enkele uren aan het einde van je misdadige weg. Hopelijk heb je nog tijd genoeg om die Jakira te zeggen dat ze mij niet meer moet zoeken. Ik kom achter haar aan, nadat ik de capsules als bewijs afgeleverd heb.’ zegt Sorane zonder medelijden.
‘Doe dat en je zal de dood in de ogen kijken, Sorane Nador,’ zegt Atos fluisterend.
In zijn lichaam doet het virus uit de capsule zijn werk, terwijl hij kreunend in elkaar krimpt.
‘Vaarwel Atos en doe Jakira de groeten als je nog kan,’ fluistert ze.
Dan kijkt ze even naar de lijfwachten die aarzelen.
‘Wil iemand van jullie dezelfde pil slikken als Atos hier?’
Als niemand reageert, keert Sorane zich om en wandelt rustig naar de wagen toe. Innerlijk is ze gespannen als een veer, want ze allen het vuur openen, dan is ze maar tijdelijk beschermd. Dat weet ze. Maar gelukkig zijn ze allen te verbaasd, terwijl Atos steeds luider kreunt van de hevige pijnen die zich in zijn lichaam verspreiden.
Dan slaat Sorane het venster van de wagen in stukken en opent de deur. Op dat moment zien de misdadigers hun kans en richten hun wapens. Als ze achter het stuur plaatsneemt, bukt ze zich en trekt enkele kabels los. Snel koppelt ze die op een speciale wijze en richt zich opnieuw op. Ze hoort de eerste stralen inslaan en fluistert:
‘Het spijt me, Deno. Maar het wordt te gevaarlijk.’
Snel slaat ze op de startknop en hoort de motor dadelijk starten. De roodharige drukt het gaspedaal in en met piepende banden schiet de wagen vooruit. De lijfwachten beseffen hun fout en jagen haar nog enkele schoten na. Maar Sorane raast bliksemsnel weg, zodat hun stralen de wagen missen. Zodra ze de weg opdraait, merkt ze dat drie wagens haar achtervolgen. Een paar meter boven de wagen ziet ze verschillende zwevers overvliegen. Maar die zitten niet achter haar aan. Deno heeft alles gezien, maar is te ver af om in te grijpen. Snel verandert hij van richting en rijdt achter de achtervolgers aan.
Intussen neemt Sorane met haar gsm-contact op met de agenten en brengt hen op de hoogte van haar toestand. Even is het stil, maar dan geeft Malon haar richtlijnen over de weg die ze moet volgen naar de buitenwijken van de stad. Daar zullen de agenten ingrijpen. Als ze de hoek omslaat, kan ze op het nippertje een paar maal een botsing voorkomen. Eén van de achtervolgers echter niet, die botst op een andere wagen en komt dan tegen enkele geparkeerde wagens tot stilstand. Met de grootste moeite kan Sorane haar achtervolgers voorblijven en slaagt erin om de aangegeven weg, zoveel mogelijk te volgen.
Deno heeft echter minder geluk, zijn wagen raakt een andere die gebotst is en komt enkele meters verder tot stilstand. Moeizaam kruipt hij eruit en richt zich op. Even kijkt hij om zich heen en ziet enkele mensen ter hup schieten. Voor ze bij hem zijn, rent hij naar de overzijde en verdwijnt in een gebouw.
Intussen raast Sorane voorbij een kruispunt, dat dadelijk door verschillende politiewagens en zwevers afgesloten wordt. De eerste achtervolger kan hen niet ontwijken en knalt tegen een van de wagens aan. De inzittenden van de tweede wagen, springen uit hun wagen en openen het vuur. Sorane heeft al snel gemerkt dat ze niet meer gevolgd wordt en veranderd van richting. Terwijl achter haar een hevig vuurgevecht losbarst.